Hotelmug

Even een kleine break. Waar kies jij voor bij een stedentrip? Een hip modern hotel in een glazentoren aan de rand van de stad, of een kamer in een familiehotel in de binnenstad? Dat laatste heeft mijn voorkeur. Parkeerproblemen neem ik dan maar voor lief. Zo’n hotel dat al jaren door dezelfde familie wordt gerund en waarin elke muur een verhaal kan vertellen. Waar geen rechttoe rechtaan wanden en gangen zijn die er allemaal hetzelfde uitzien en waarbij het nummer van de etage het enige verschil is. Nee, geef mij maar zo’n kruipdoor- sluipdoorgangetje waarbij je moet opletten dat je op de trap niet je hoofd stoot of waarvan de traptreden versleten zijn en met een net andere kleur tapijt de ergste slijtage is vervangen. Of een piepende kamerdeur omdat hij klemt. Ik check-in bij de bruine kroeg die ook onderdeel van het hotel is. De eigenaresse is aan het stofzuigen en heeft in eerste instantie niet door dat er een gast op haar staat te wachten. Ze neemt de formaliteiten met me door. ‘Tussen zeven uur en half tien ontbijt in de eetzaal. Na twaalf uur ’s nachts niet meer douchen.’ Waarschijnlijk vanwege de dunne wandjes en de gehorigheid. Vervolgens brengt ze me naar mijn kamer. Ze heeft de pas er goed in en met mijn weekendtas over de schouders moet ik opletten dat ik haar niet kwijtraak door de gangetjes en vele bochten. Of per ongeluk de kitschschilderijtjes van de muur stoot. Op de eerste etage krijg ik kamer nummer zes. Twee hoge ramen kijken uit over de binnentuin die een bomenrij toont in herfsttinten. ‘U kunt kiezen waar u wilt slapen,’ zegt ze terwijl ze naar de twee eenpersoonsbedden wijst die door een nachtkastje worden gescheiden. ‘Kan ik verder nog iets voor u doen?’ ‘Nee, dank u,’ zeg ik terwijl ik mijn bagage op het bed tegen de muur gooi en daarmee mijn keuze voor een slaapplek heb gemaakt. Eén raam staat wijd open, de stadsgeluiden dringen binnen. Misschien om de geur van de vorige tijdelijke bewoner te verwijderen. In de badkamer staan twee luchtverfrissers, als ik goed snuif ruikt het inderdaad een beetje muf. Kortom een kamer met karakter. Ik installeer me. De gemakkelijke stoel schuif ik naar het openstaande raam. Het tafeltje met twee stoelen wordt mijn bureau voor de laptop. Vanwege het enige beschikbare stopcontact moet het verschoven worden omdat het snoer niet lang genoeg is. Ik kan nu nog net achter het tafeltje zitten, terwijl de stoel klem zit tussen tafel en bed. De eerste nacht word ik wakker omdat ik nodig moet plassen. Op de tast vind ik het knopje van de schermerlamp boven het bed. Als ik weer probeer te slapen, klinkt het irritante zoemen van een mug die ergens boven me cirkelt. Ik probeer het te vergeten en kruip dieper onder het dekbed. De mug zal me niet te pakken krijgen. Het insect blijft maar zoemen, soms ver weg en dan weer dichtbij. Ik kan de slaap niet meer vatten en doe het lampje weer aan. Maar de rotmug houdt zich schuil en is natuurlijk nergens te vinden. Ik geef het op en ga terug in bed. Van een afstand begint het zoemen opnieuw. Je hebt het idee dat je ieder moment geprikt kunt worden. In de eetzaal heeft de tijd ook stil gestaan. In de hoek hangt een tv, die op CNN staat afgesteld, terwijl er volgens mij geen buitenlandse gasten zijn. Alleen mannen die straks naar hun gedetacheerde klus gaan. Buiten regent het, mijn lange haren vallen voor mijn ogen en in een opwelling besluit ik dat de schaar erin gaat. Gisteren zag ik een barbershop en gelukkig kan ik de plek terugvinden. Ik heb nog ruim twee uur voordat mijn uitgekozen film begint. Ik hang mijn jas op het knaapje en neem plaats. Er is één wachtende voor mij en de twee kappers zijn druk bezig. Dat moet allemaal lukken. Al snel heb ik door dat het vakmannen zijn die hun tijd voor het knippen en snijden nemen. Alles gebeurt in een volledige rust, gesproken wordt er niet. Er is drie kwartier verstreken en de situatie is nog niet veranderd. Als het schort om een klant wordt verwijderd komt er schot in de zaak. De volgende jongeman geeft aan dat z’n al korte haar aan de zijkanten opgeschoren moet worden, maar ook dat is niet in tien minuten gebeurd heb ik al snel in de gaten. Uiteindelijk mag ik plaatsnemen in de stoel. De jonge kapper vraagt hoe ik het wil hebben? ‘Heel kort, het mag er allemaal af.’ Via de spiegel kijkt hij me aan, hij schrikt volgens mij. ‘Je mag het opscheren tot vlak boven de oren en bovenop moet het iets langer blijven, een screwcut, zeg maar.’ Hij knikt, een rigoureuze ingreep. Eerst begint hij met een tondeuse maar pakt vanwege de lengte en compactheid van het haar vrij snel de schaar om eerst de langste haren te verwijderen. De kapper begint over het weer, ik ga erin mee. ‘Ja, jammer dat het regent, maar dat is wel lekker knipweer.’ Hij vraagt of ik in de stad woon? Ik zeg dat ik op visite bent voor een lang weekend. ‘Dit is helemaal mijn stad,’ zegt hij. ‘Woon je hier al lang? vraag ik voorzichtig. ‘Nee,’ zegt hij, ‘drie jaar.’ ‘Waar ben je dan geboren?’ ‘In Syrië.’ ‘Oh, dan heb je denk ik een bewogen tijd achter de rug.’ Hij knikt in de spiegel. Ik durf bijna niet door te vragen. ‘Mis je Syrië?’ ‘Ja, soms…, mijn familie en vrienden die achter zijn gebleven, hè.’ ‘Wil je ooit terug?’ ‘Moeilijke vraag. De oorlog is nog niet voorbij en daarna moet het land weer opgebouwd worden. Het is een grote puinhoop. Lastig…’ Na enige aarzeling zegt hij: ‘Ik heb het hier goed, ik zie wel.’ Op het schort is het inmiddels een rode zee van verloren krullen. Diverse scharen en tondeuses worden gebruikt. ‘Het wordt heel anders,’ zegt hij. Voor de zekerheid toont hij me met de handspiegel de gekortwiekte achterkant. Ik beaam het. ‘Lekker kort, prima hoor!’ Mijn grijzende stoppelbaard is het laatste onderdeel dat de ingeburgerde kapper onder handen neemt. Het gaat op traditionele wijze met kwast en knipscheer. Ook dat gebeurt minutieus. Hij heeft er een kunstwerkje van gemaakt en we zijn beiden trots. Net op tijd haal ik de film. Op de laatste dag is het ontbijtpubliek veranderd, het is weekend en nu zijn er met name moeders met dochters die aan het buffet aanschuiven. Achter mij leest een vrouw op leise toon een verhaal voor. Eerst denk ik dat het de horoscoop is, maar het blijkt een verhaaltje over de film te zijn die ze vandaag samen gaan bezoeken. Als ik boven de wasbak in mijn kamer mijn tanden poets, zie ik op de licht verschenen witte muur een mug bewegingloos zitten. Hé, daar is die rakker die me al twee nachten uit mijn slaap heeft gehouden. Ik aarzel geen moment, met mijn vlakke hand haal ik uit met de kans een smerige, rode vlek op de wand achter te laten. Het vervelende insect is me andermaal te slim af. Het enige resultaat is dat het toch wel een solide oude muur blijkt te zijn. Ik schud met mijn hand om de pijn te verdrijven en spuug kwaad het tandpastaresidu in de wasbak. Als ik later die dag in de auto naar huis rijdt, jeukt het in mijn opgeschoren nek. Ik voel een bultje. Wel heb ik jou daar, heeft die lijpe mug me uiteindelijk toch te pakken gehad!

Geef een reactie