Net uit

Het is de eerste keer dat ik hem zie nadat hij gezegd heeft dat het uit is tussen ons. De mededeling sloeg in als een bom en kwam voor mij totaal onverwachts. We hadden twee jaar een relatie en sinds een paar maanden was ik overtuigd geraakt dat dit weleens een blijvertje zou kunnen zijn. Daarom had ik voor mezelf besloten dat ik iets meer terug mocht leunen en laten blijken dat ik soms ook tegen dingen aanliep die voor mij moeilijk waren. Dat vond hij maar lastig. ‘Als ik jouw problemen er ook bij krijg, wordt me dat teveel,’ was zijn reactie.

Het is zomer 1998, de week van de Gay Games in Amsterdam. Een week om openlijk je homoseksualiteit te kunnen uiten. Om trots te zijn op wie je bent. De eerste keer dat dit evenement buiten Noord-Amerika plaatsvindt. Een week lang sport, cultuur en feesten in de stad die bekend staat als een tolerante stad. Sommigen noemen het ook wel the gay capital of the world.

We hebben afgesproken in de Reguliersdwarsstraat ter hoogte van de April, een van de zenuwcentra wat betreft de straatfeesten. Of het wel zo’n goed idee is, weet ik niet. Het is namelijk ontzaglijk druk. Duizenden – voornamelijk – mannen lopen arm in arm, zoenend en knuffelend. Op een balkon van een bovenwoning staan strippende matrozen. Er wordt gelachen en gejoeld. Het lijkt alsof homo-zijn voor één keer de norm is. Hier zou ik me thuis moeten voelen, hiervan zou ik moeten genieten, maar de relatiebreuk is nog te vers.

Overal hangen banners boven de straat en vlaggen van alle deelnemende landen. In elke vlag is het rood vervangen door roze. Deelnemers, de sporters, zijn te herkennen aan hun badges met daarop een foto, hun naam, welke sport ze doen, en de stad en het land waar ze vandaan komen. Sommigen lopen trots met een medaille op hun borst. Het is een makkelijke manier om een wildvreemde aan te spreken, want je kunt hem gewoon feliciteren met de winst.

Tussen de wirwar van mensen zie ik mijn ex. Ik herken zijn nonchalante manier van lopen. Hij slaat een bruine lok uit zijn gezicht. Ik krijg een koude kus op de wang.

‘Hey, hoe gaat het?’

‘Het is wel eens beter geweest.’

‘Wat is het druk, hè?’

We bestellen een biertje bij de buitenbar. Het doet pijn om hem weer te zien, ik zou hem zo graag willen knuffelen. Hand in hand willen lopen en van dit unieke feest willen genieten. Nee, eigenlijk zou ik hem willen beetpakken, door elkaar willen schudden en uitschreeuwen: ‘Waar ben je mee bezig?! Is dit wat je echt wilt?! Waarom?!’ Ik houd me in en probeer gezellig te zijn.

In de maand juli is alles in een stroomversnelling gekomen. De omslag zet in tijdens onze vakantie naar Praag. Terwijl we ongedwongen flaneren langs de Moldau, het astronomisch uurwerk bekijken op het plein in de oude stad, bereikt hem het bericht dat zijn lievelingsoom plotseling is overleden. Hartaanval, dood gevonden op het toilet. Omdat morgen al de begrafenis is, pakken we onze spullen en rijden met een noodgang terug naar Nederland, zodat hij bij het afscheid nog aanwezig kan zijn. Ik ben persona non grata. Sterker nog, niemand van zijn familie is op de hoogte van onze relatie. De dode oom is de enige die ik ooit in levende lijve heb ontmoet en die ons samen een warm hart toedroeg. Ik zet mijn vriend een paar straten voor het huis van zijn ouders af. Schoorvoetend loopt hij naar huis, want hij heeft iets uit te leggen…

Een week lang is het stil. Hij reageert niet op mijn telefoontjes en als hij zelf eindelijk contact opneemt, zegt hij dat hij zaterdag bij me langskomt. Hij wil per se uit eten bij de Generaal in Baarn. Het is een mooie zomerdag en na de maaltijd stelt hij voor dat we een wandeling door de bossen van Juliana en Bernard gaan maken. We zijn nog niet binnen de hekken of hij komt met de onheilstijding. ‘Ik moet je iets zeggen wat je erg vervelend zult vinden, maar het is uit tussen ons.’

Ik zak bijna door de grond van ellende en vraag naar de reden. Hij sluit zijn verklaring af met de opmerking dat hij mij zo waardevol vindt dat hij graag goede vriendjes wil blijven. Het overvalt me, ik kan niet anders dan het beamen. Na de vreselijkste wandeling uit mijn leven zet ik hem op de trein.

En nu zien we elkaar weer op de eerste dag van onze nieuwe vriendschap. Hoe wrang is het dat dit ook juist het motto van de Gay Games is: friendship. Verloren loop ik met hem tussen de massa. Lopen is niet het juiste woord, we schuifelen eerder achter elkaar aan. Zo druk is het. Iedereen is uitgelaten. Misschien is de sfeer te vergelijken met tieners die hun eindexamen hebben gehaald en nu de bloemetjes buiten zetten in Lloret de Mar of Chersonissos. Tijdens het schuifelen wordt er ondeugend gevoeld en geknepen door voorbijgangers, seks hangt in de lucht. Biertjes gaan over de hoofden naar de andere kant van de straat. Dreunende bassen weerkaatsen tegen de gevels. Het overstemt het geknisper van de plastic bekers onder onze voeten. Ik probeer de lol ervan in te zien, maar dat gaat me moeilijk af. Ik ben niet in de stemming voor een feestje. Het is allemaal anders nu ik weer naast hem loop en met hem praat. Op alle feestlocaties in de stad is het hetzelfde liedje. Het bier smaakt me niet en ondanks de duizenden uitgelaten, vrolijke mensen om me heen voel ik me zielsalleen. Ik kan moeilijk omgaan met de nieuwe status. Aan het eind van de Warmoestraat geef ik aan dat ik de laatste trein wil halen en neem afscheid van mijn ‘nieuwe’ vriend. Ik ben diep bedroefd. De vrolijke mannen in de coupe merken het, ze mijden me als de pest. Met een rouwende man maak je geen gezellig praatje.

Vlak voor de kerst heb ik een vervelend bericht voor mijn ex door definitief een einde te maken aan onze vriendschap. Ik kan dit niet, ik ben nog steeds verliefd. Ik moet mezelf niet langer kwellen door wekelijks met hem om te gaan.

Geef een reactie