Sinterklaas bij de buren

SINTERKLAAS BIJ DE BUREN 

Op een trouwerij begin december draagt een van de familieleden die een sketchje doet een volledig Sinterklaaspak. Mijn zus vraagt aan het einde van het feest of ze het pak voor haar school mag lenen en zo ligt de volledige sinterklaasuitrusting dat weekend bij ons thuis. Als het lieve avondje is gekomen krijgen we het idee om het pak aan te trekken en de jonge buurkinderen te verrassen met een bezoekje van de goedheiligman. Onderweg naar de eerste locatie oefen ik een zware sinterklaasstem om te voorkomen dat de kinderen me mogelijk zullen gaan herkennen als hun buurjongen. Voor de spiegel heb ik zorgvuldig mijn rode krullen onder pruik en mijter verborgen. Het waait dus met een hand hou ik het hoofddeksel beet, de baard waait in mijn gezicht en met mijn andere hand voorkom ik dat de rode jurk door de blubber sleept. Ik haal nog een keer diep adem en bel aan. De buurvrouw doet de voordeur open en kijkt verbaasd. Maar ze speelt het spel mee en roept haar dochter en zoontje. ‘O kom er eens kijken…’ Nadat de buurkinderen hun eerste verbazing en nog meer hun schroom hebben overwonnen krijg ik ze beiden zover dat ze een liedje voor me gaan zingen. Ik beloon ze met wat snoepgoed en pepernoten die ik van mijn moeder heb meegekregen. Het rumoer lokt ook de buurman naar de gang. Er verschijnt een glimlach op zijn gezicht. Hij is volgens mij de enige die mij meteen herkent. Dan komt het moment dat ik afscheid moet gaan nemen. Ik vraag of ze nog een liedje voor me willen zingen en stap al wuivend achteruit door de gang richting voordeur. Nu hebben de buren een ruime hal met in de hoek een enorme ficus. In mijn enthousiasme dreig ik al zwaaiend in de groene plant te verdwijnen. Ik hoor nog net de buurman zeggen ‘Pas op Jan’ om erger te voorkomen. Ik hoop dat zijn kinderen het in hun enthousiasme niet gehoord hebben. Buiten heb ik de smaak te pakken gekregen. Bij de volgende buren zijn de kinderen niet meer in de gelovige fase dus daar valt geen lol aan te beleven, maar even verderop zijn twee buurjongens die ik nog wel even wil bezoeken. Het zijn echte jongens met kwajongensstreken dus ik kan even een bepaalde dreiging van de goedheiligman laten uitgaan en zeggen dat ik ze mee zal nemen maar Spanje omdat ze ondeugend zijn geweest. Ik loop over het bruggetje naar de stacaravan waar ze wonen. Ook hier is mijn komst een totale surprise. Maar gezongen wordt er niet, en ik hoef ook geen vermaning uit te spreken, de jongens zijn beiden zo bang dat ze het op een onbedaarlijk huilen zetten en de jongste kruipt weg achter de broek van zijn moeder. Ik besef dat dit geen succes is. Vlug probeer ik de jongens nog te paaien met het overgebleven snoepgoed, maar dat stopt het janken niet. Ik geef met een knipoog de pepernoten aan de buurvrouw en zeg dat ik nog andere kindertjes moet bezoeken en verlaat recht vooruit lopend de caravan. Het is mooi geweest. Op het bruggetje hoor ik ze nog krijsen. Nu begrijp ik dat de goedheiligman niet overal met open armen wordt ontvangen.

 

Geef een reactie