Blog

Waarom deze haat?

Sinds 7 oktober 2023, de dag dat Hamas een terreurdaad pleegde waarbij meer dan duizend Israëlische burgers werden gedood en meer dan tweehonderd mensen werden ontvoerd, is het aantal antisemitische incidenten in ons land toegenomen. Joden worden uitgescholden, krijgen klappen op straat of de Hitlergroet naar hun hoofd geslingerd. Hakenkruizen op scholen en synagoges. Kinderen die niet meer naar een Joodse school gaan. Joden voelen zich niet veilig. Dragen geen keppeltje meer in het openbaar, of verbergen hun kettinkje met een davidster onder hun kleding. Bang voor reacties. ‘Kankerjood, Joden moeten dood, Ga naar Auschwitz.’

Vreselijk want je mag Joden die in Nederland wonen niet gelijkstellen met de dingen die in Israël en Gaza gebeuren. Ze wonen hier vanaf hun geboorte en zijn nog nooit in het Midden-Oosten geweest. Mag je hen veroordelen op wat Israël doet? Joodse Nederlanders zijn niet verantwoordelijk voor de oorlog die Israël voert, en Nederlandse moslims niet voor de aanval van Hamas. En dat niet iedereen die verdrietig en kwaad is over het leed in Gaza een antisemiet is.

Beveiliging

Dat Joodse inwoners in ons land beschermd en beveiligd moeten worden had ik niet zo scherp op mijn netvlies. Ik word ermee geconfronteerd als ik runner ben bij een project waarvoor een vriendin de productie doet. De korte film ‘De Lichtwachter’. Ze zoeken iemand die mensen en spullen kan ophalen en wegbrengen. Ik meld me bij de flat van de regisseur in Buitenveldert. Als ik de straat in rij denk ik wat is hier aan de hand? Ik zie busjes van de marechaussee, gewapende mannen patrouilleren en een huisje met bewakingscamera’s. Blijkt hij tegenover een Joodse school te wonen. Is dit de dagelijkse praktijk? Ja, de regisseur kijkt er niet van op of om. Hij is de situatie al jaren gewend.

Een andere eye-opener. De 75-jarige viering van de staat Israël. Ik ga met vrienden mee naar een viering in de synagoge in Bussum, waarbij een maaltijd genuttigd zal worden en er Jiddische liederen worden gezongen. Voordat we naar binnen kunnen botsen we tegen een beveiliger op, die toch even navraag doet wat we komen doen. De vrienden zijn bekend bij de synagoge en als hun gast ben ik ook welkom. Zo’n extra check blijkt helaas een standaardprocedure te zijn.

Dit zijn twee gebeurtenissen die mij bewustmaken dat je als Jood jammer genoeg voortdurend op je hoede moet zijn.

Mooi is het gebaar van rabbijn Soetendorp en imam Madhar dat ze samen willen optrekken om te voorkomen dat de polarisatie in ons land uit de hand loopt. Ze doen een beroep op de ‘zachtere stemmen’ in de samenleving. Waarom deze haat? Waarom kunnen we niet op een waardige manier met elkaar samenleven? Elkaar respecteren, erkennen dat elk mensenleven heilig is? Dat je elkaar met respect dient te behandelen en dat iedereen gelijk is, ongeacht afkomst, kleur, geloof of seksuele voorkeur.

Nog steeds gaat het gruwelijke drama in het Midden-Oosten door, met zijn keten van actie-reactie, provocatie en wraak, waarin aan alle kanten burgers het slachtoffer zijn, elke dag opnieuw. Een oplossing lijkt haast onmogelijk.

Oplossing?

Het is onbegrijpelijk dat een wereld die weet wat er gebeurt in Gaza niet in staat is het buitensporige geweld van Israël en de wurggreep van Hamas en Hezbollah per direct met diplomatie en onder verwijzing naar internationaal recht te stoppen. Is het naïef om een beroep te doen op medemenselijkheid en empathie? Het zou moeten gaan over een duurzame oplossing, een einde aan dit leed, een einde aan de polarisatie. Ervan overtuigd dat bezetting, intimidatie en geweld alleen maar tot meer geweld en verzet zullen leiden. Beide partijen blijken het niet meer op te kunnen brengen de ander nog te zien als mens.

Het gaat om het hier en nu. Hoe Palestijnen en Israëli zouden kunnen samenleven. Ofwel in een land zonder grenzen of door een tweestatenoplossing. Daarvoor is een mentaliteitsverandering nodig. Je kunnen inleven in andere levens dan de levens die je al kent, waardoor het vreemd-zijn en anders-zijn en de onwetendheid over die levens zou veranderen in herkenning. En in het groeien van medemenselijkheid. Het geloof in vredig samenleven lijkt momenteel vrijwel geheel in rook opgegaan. Maar toch bid ik voor een ommekeer.

Kattenschaamte

Ze ligt opgerold naast me op de bank, een diep spinnen welt op uit haar lijfje. Ze is volledig zen. Diep in dromenland. Af en toe een rilling door haar vacht. Her en der liggen haar speeltjes in de kamer. Een muis aan een touw waarmee we samen ravotten, zij hoogspringend, ik dol enthousiast bewegend, wachtend tot ze uit een ineengekropen houding de aanval inzet. Plastic slierten van verpakkingsmateriaal kunnen haar ook lang bezighouden.

Wij zijn de beste maatjes, ze is echt een aanwinst in mijn leven. Ik zou niet zonder haar kunnen. Het is fijn dat ze me met haar zwierige staart welkom heet als ik na een werkdag thuiskom. Dat ze mijn jeansbenen kopjes geeft, of een kroel achter haar oortjes wil. Daarbij neem ik voor lief, dat ze soms op mijn vloerkleed spuugt, aan de bank krabt en mijn planten omgooit. Zonder morren schep ik haar drollen uit de bak. In onze relatie hoort het er allemaal bij.

Kattenman

Ik ben een kattenman. Misschien heeft het te maken met de wonderlijke combinatie van aanhankelijkheid en eigenzinnigheid. Een poes is niet bij je te gast, ze heeft zich jouw huis eigengemaakt en bepaalt zelf wel waar ze gaat en staat. Het enige wat jij hoeft te doen is zorgen voor brokjes en paraat staan wanneer ze een kopje komt halen.

Tegenwoordig lees ik steeds meer over kattenschaamte. Een kattenliefhebber die liever blind wil blijven voor het feit dat dit lieve aandoenlijke beestje van nature roofzuchtig is en dat vogels, vleermuizen en knaagdieren daar het slachtoffer van zijn.

De schattingen voor Nederland lopen uiteen, maar zelfs in de voorzichtige berekeningen gaat het over honderden miljoenen prooien (knaagdieren, amfibieën, vogels) per jaar. Met een piek in het voorjaar als de nestvlieders van weidevogels onzeker de wereld verkennen.

Slimmie

Slimmie, mijn zwarte korthaar, is nu een binnenpoes. Haar baasje is sinds ze bij hem is komen aanlopen een aantal malen verhuisd naar huizen waar ze wel naar buiten kon. En zelfs in deze flat gebeurt het nog dat ze trots een verige of spitsgesnuite prooi aan mijn presenteert, door het aan het voeteneinde van mijn bed te leggen. Daar schrik ik dan wel van. Hoe is het haar gelukt om dat beestje op het balkon te vangen? Soms leeft het nog – het vogeltje – in andere gevallen is de dood al ingetreden. Ik ben er nooit blij mee, en zal altijd op een voor haar teleurstellende wijze op haar ‘cadeau’ reageren door het weg te halen of onder een struik te verstoppen en kijken of het nog tot wegvliegen in staat is nadat het prooivogeltje ook van de schrik is bekomen.

Maar daar moet ik me dus voor schamen, net als ik dat moet doen als ik met het vliegtuig op vakantie ga, of te veel vlees en zuivel eet. Ik moet haar binnenhouden, of een belletje om de nek hangen, zodat ze haar roofdierinstinct, dat meestal oppopt als de zon onder is gegaan, niet meer kan uitleven en geen schade meer kan toebrengen. Maar kom, dit is wat zij doet, de poes. Het zit in haar natuur. Hoogstens vind ik het smerig dat ze zo’n (half)dood dier meeneemt naar binnen of sneu voor de vogel in kwestie. Bij de ecologische gevolgen sta ik eigenlijk niet stil. Voor een gevangen muis heb ik wel respect, want het zijn vieze beesten.

Ik kijk naar Slimmie, hoe zij vredig ligt te ronken op de bank, haar snoet verborgen onder haar pootjes en bedenk dat het eigenlijk belachelijk is hoeveel je van zo’n beest kunt houden. Het is jouw schuld niet, mompel ik.

In de file

Maandagavond 27 september 2004 volgen zes miljoen mensen op de televisie de afscheidsceremonie voor de plotseling overleden volkszanger André Hazes in de Amsterdam Arena. Zelf kijk ik met een half oog naar de uitzending omdat ik samen met een aantal collega’s bezig ben met de laatste voorbereidingen voor de opnamen van een pilot. We willen een dagelijks programma gaan maken met de titel ‘In de file’.

Daarin lift presentator Sipke Jan Bousema mee met automobilisten die ’s ochtends in de file terechtkomen. Tijdens de rit knoopt hij een gesprek aan over wat mensen bezighoudt. Waar denken ze aan terwijl ze in de file staan? En hij neemt het nieuws uit de ochtendkranten met ze door.

Pilot

Het format vraagt nogal wat technische voorbereidingen. Hoe stap je bij iemand in de auto op de snelweg en hoe tover je in korte tijd het voertuig om in een kleine studio? De cameraman gaat op de achterbank. Op de vooruit worden kleine cameraatjes geïnstalleerd met zuignappen om de bestuurder en Sipke Jan in beeld te kunnen brengen. Productie, redactie en regie zitten in een busje dat voor de auto uitrijdt. Daarin zit met een open klep nog een cameraman die de auto continu filmt. Als regie/redactie sta ik met een oortje in contact met Sipke Jan om als het gesprek zou vastlopen tips te geven voor een ander onderwerp.

Ochtendspits

Het is een spannende dag. Technisch is het concept getest, maar op deze vroege dinsdag moeten we kijken of het ook echt werkt en realiseerbaar is in de ochtendspits. Hebben we genoeg tijd om goede gesprekken te filmen. We zoeken een snelweg op waar gegarandeerd elke dag files ontstaan en proberen van benzinestation naar benzinestation mee te rijden met iemand.

We zijn vroeg opgestaan, hebben de kranten doorgenomen en met Sipke Jan enkele onderwerpen eruit gepikt als mogelijk gespreksonderwerp. Verder is de keuze aan hem waarover hij met de bestuurders gaat praten. Plaats van delict: de A27 richting Utrecht.

Nico

De eerste man die mee wil werken is Nico. We installeren ons met alle techniek in zijn auto en rijden de snelweg op. Sipke Jan begint over een Duits onderzoek waaruit blijkt dat mannen die in de file staan vaak aan seks denken en daarbij denkt maar tien procent aan de eigen partner. ‘Hoe zit dat bij u?’

Nico denkt überhaupt niet aan seks, twee jaar geleden is zijn vrouw overleden. Oeps dan moet je meteen schakelen. Maar Nico geeft aan dat hij dit liever privé houdt. Toch ontstaat er een gesprek omdat Sipke Jan vraagt wat de rouwceremonie van Hazes dan voor hem betekent. Nico vindt het allemaal overdreven. ‘Maar dat is mijn persoonlijke mening, hè. Rouw is iets voor mezelf en m’n familie, eventueel praat je erover met een goede vriend. Maar dat is ook alles wat ik er erover wil zeggen. Trouwens ik moet even bellen want mijn zoons krijgen elke dag een wake-up call van mij.’

Hij handelt het telefoongesprek met de tieners zakelijk af en zorgt er zo voor dat ze op tijd op school zullen komen.

Yvette

De volgende bestuurster die ons mee wil nemen is Yvette. Ze heeft een drukke managementbaan, daar geniet ze van, hoe drukker hoe liever, anders duurt de dag zo lang. Opeens vraagt Sipke Jan waar ze de juwelen heeft verstopt die uit het Louvre gestolen zijn (is krantenbericht). Er ontstaat een lacherige sfeer. ‘Nee, echt ik heb ze niet.’

‘En wat is dat dan?’ vraagt Sipke Jan terwijl hij naar een ring om haar vinger wijst. En dan krijgt je het cadeautje, of de wending in het gesprek waar je naar op zoek bent. Twee weken geleden is Yvette door haar vriend op een kerktoren ten huwelijk gevraagd. Ze is helemaal in de wolken, over een jaar is de bruiloft en ze hoopt dat het haar dat nu nog kort geknipt is, dan op haar schouders hangt.

Gerard

De derde persoon die ons een stukje meeneemt is Gerard. ‘Vindt je het vervelend dat je iedere dag in de file staat?’

‘Nee, mij krijg je niet zo gauw kwaad.’ Volgens Gerard heeft de filevorming meer te maken met het rijgedrag van de automobilisten. Sipke Jan vraagt wanneer hij voor het laatst boos is geweest?

‘Op de kinderen.’

‘En wat doe je dan?’

‘Een draai om de oren geven, een klein tikje, niet slaan, maar soms hebben kinderen regels en houvast nodig. Een goede opvoeding is belangrijker dan een goede opleiding.’

Sipke Jan daagt hem uit. ‘Hoe gaat dat boos-zijn dan?’ Sipke speelt alsof hij een van Gerards kinderen is, compleet met zeuren om een ijsje en dat soort werk. Maar de bestuurder geeft hem alleen maar een strenge blik.

The babe

De laatste lift is van een jonge vrachtwagenchauffeur die onderweg is naar het distributiecentrum van de Aldi. ‘The Babe’ staat met grote letters op de voorkant van de truck. Sipke Jan begint over flirten in de file. De trucker die momenteel geen vriendin heeft, bekent dat hij weleens naar beneden kijkt, en zeker in de zomer met de korte rokjes wil hij wel eens flirten. Hij vindt Britney Spears een mooie vrouw.

Daarna spreken ze over de afscheidsceremonie van Hazes. De jongeman vindt het indrukwekkend. Hij heeft niks met de muziek van de zanger, maar is geraakt door de emoties in de uitzending.

‘Zou jij ook zo’n begrafenis willen?’

‘Nou, ik ben niet zo beroemd en ook nog erg jong. Eigenlijk heb ik er nog nooit over nagedacht. Ik zou me laten cremeren, denk ik. Voor mij zal er nooit zo’n happening komen. En mocht ik nu om het leven komen dan moeten mijn nabestaanden maar beslissen hoe alles zal gaan.’

Bij het uitstappen vraagt Sipke Jan waarom hij de vrachtwagen The Babe heeft genoemd? Dan blijkt dat deze wat oudere truck van een collega is.

‘Een echt lekker ding is het niet.’

‘Nee, dat kan je wel zeggen.’

Pitchen

We zijn zelf tevreden met de gesprekken die we hebben opgenomen en ook technisch ging het goed. Geen storingen in het geluid, waar we nog even bang voor waren. We moeten nu snel terug naar Hilversum om het materiaal te spotten en te monteren tot een programma van vijfentwintig minuten. De tijdsdruk is groot, want bij wijze van spreken moet ‘In de file’ straks in de vooravond de zender op.

Tijdens het pitchen bij de omroepen heeft het format het niet gehaald. Jammer, maar het zou ook een erg arbeidsintensief programma zijn geweest voor ons om iedere werkdag te maken.

Pinkenstal

Iedere keer als ik in de buurt van een nieuwbouwproject kom, prikkelt de geur van vers beton een jeugdherinnering. Mijn vader besluit een nieuwe pinkenstal te laten bouwen. Hij wil niet meer elke dag de mest van zijn koeien met een kruiwagen naar de mesthoop brengen. Met het bouwen van een gierput neemt hij zichzelf veel werk uit handen. Het bouwen zal ook gestimuleerd zijn doordat de mestwetten voor de zoveelste keer veranderen.

Boven de gierkelder is er ruimte voor het jongvee, de pinken die op betonnen roosters hun eigen stront de put in kunnen trappen. Mijn vader kan vanuit de koeienstal met een schuif gier en stront redelijk gemakkelijk de kelder inschuiven. Als de put vol is komt een andere boer die een giertank heeft en hij verspreidt het bruine goud dan over het land.

Jonge bouwvakkers

Voor het eerst gaat mijn vader niet in zee met de vertrouwde aannemer waarmee ook de andere stallen zijn gebouwd en de aanbouw van het woonhuis. Nee, in de weekenden en avonduren verschijnen er twee jonge bouwvakkers die deze klus gaan klaren.

Ik mag ze helpen met hand-en-spandiensten en dat vind ik machtig interessant. Ze spreken tot mijn verbeelding. Ik denk dat ze zo’n tien jaar ouder zijn. De een heeft blonde krullen en de ander heeft zijn zwarte haar kort geknipt. Je zou op het eerste gezicht niet zeggen dat het broers zijn, maar het is wel zo.  

Eerst wordt de grond naast de koeienstal uitgegraven om een diepe put te creëren. Vandaaruit reist de nieuwe pinkenstal langzaam op uit de aarde. Elke week een stukje verder. De put bouwen ze met grote witte steenblokken, alles boven de grond met rode bakstenen. De cementmolen draait continue en ik mag helpen bij het mengen. Van de steiger klinkt het geluid van troffels, het tikken van bakstenen die op maat geslagen worden. Ik voer de stenen aan met een kruiwagen en plaats ze op de steiger, terwijl de jongens gehuld in stof en zweet de bakstenen in de verse specie voegen. De brokstukken die vallen, raap ik op.

Het is leuk om te doen, ieder weekend weer. Het verzamelen van de leeggeschudde kalkzakken, het slepen en sjouwen, het in de grondverf zetten van het houtwerk dat gebruikt gaat worden voor de deuren en dakbalken. Ik ben trots op mijn ruw geworden handen.

Grappen en grollen

Het is een klus die een paar maanden in beslag neemt. Tijdens de bouwwerkzaamheden zijn er over en weer allerlei grappen en grollen, als een stel kwajongens. Bij het storten van de betonvloer dagen ze me uit: wie kan het verst in het verse beton plassen? Ik denk eerst nog dat ze een grapje maken, maar als de eerste zijn gulp opent en een krachtige straal loslaat, weet ik dat het menens is. Ik haal diep adem, overwin mijn verlegenheid en laat ook mijn broek zakken. Van de opwinding produceer ik de minst verre straal op de nog natte vloer. De blonde broer wint. Hij knipoogt, dit is onze geheime handtekening.

Een andere keer als de plagerijen weer niet van de lucht zijn, pakt de zwartharige me onverwachts met een ondeugende grijns op en hangt me boven de gierput. Mijn benen bungelen vervaarlijk boven de diepte. Ik vertrouw maar op zijn sterke armspieren, maar ben wel opgelucht als hij me uiteindelijk weer op de grond neerzet. Ik zal er op de een of andere manier wel om gevraagd hebben…

Het zal niet met het wildplassen te maken hebben, maar de gierput blijkt niet waterdicht te zijn, wat natuurlijk wel noodzakelijk is om de mest binnen te houden. Allerlei methoden worden toegepast om de wanden dicht te smeren, totdat er eindelijk geen water meer op de bodem ligt.

In de herfst is de stal klaar. Terwijl de pinken hun nieuwe onderkomen betreden, hangt de geur van vers beton nog in de lucht, doordrenkt met herinneringen aan het fascinerende bouwduo.

 

Rietveld Schröderhuis

Bladeren door een VT-wonen magazine of programma’s als ‘Droomhuis op het platteland’ of ieder ander metamorfose- of verbouwingsprogramma vind ik fijn om te kijken. Het is een soort droog dromen over de mogelijke herinrichting van je woning die dan ook nog eens op een idyllische plaats staat.

Rondleiding

Als zich de gelegenheid voordoet om een rondleiding te krijgen in het Rietveld Schröderhuis in Utrecht, grijp ik die met beide handen aan. Een zonnige zondagmiddag, ideaal weer voor het bewonderen van de lichtinval in deze bijzondere hoekwoning aan de Prins Hendriklaan. Het huis is precies honderd jaar oud. De huizen in de straat zijn uit dezelfde periode maar zien er met hun bakstenen toch ouder en minder modern uit.

Truus Schröder vraagt de meubelontwerper Gerrit Rietveld of hij haar nieuwe woonhuis wil ontwerpen. De moeder van drie kinderen is net weduwe geworden en wil een huis dat helemaal voldoet aan haar eigenzinnige woonideeën. Schröder weet precies wat ze wil: soberheid en léven in plaats van geleefd worden.

Samen ontwerpen ze het huis. Hun uitgangspunt vormt daarbij de eerste verdieping waar je een prachtig uitzicht hebt over het polderlandschap. In 1924 is het huis letterlijk aan de rand van Utrecht gebouwd. Helaas is de polder inmiddels volgebouwd en loopt er zelfs een luidruchtige vierbaansweg langs.

Gekleurde sloffen

Bij de voordeur krijg ik sloffen aangeboden om de inrichting te beschermen, je mag niks aanraken. De keuze bestaat bijpassend uit blauw, rood of geel. Op de begane grond is de keuken, de ouderlijke slaapkamer, het atelier van Rietveld, studiekamer, en de kamer voor het dienstmeisje. Deze ligt aan de schaduwkant, daarom zijn haar muren als enige geel geschilderd. Het huis is van alle gemakken voorzien. Elke kamer heeft stromend water, elektriciteit en centrale verwarming door een ingenieus buizensysteem dat men daarvoor alleen in fabrieken gebruikte.

Het Rietveld Schröderhuis is het architectonische hoogstandje van De Stijl, een kunststroming. Kenmerkend zijn de vloeiende overgangen tussen binnen en buiten en de strakke horizontale en verticale lijnen. En natuurlijk het gebruik van alleen primaire kleuren, naast wit, grijs en zwart.

Rietveld wil de ruimte in en om het huis optimaal gebruiken. Overal verwerkt hij de drie dimensies: hoogte, breedte en diepte. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de lampen in het huis. Eén buislamp loopt verticaal, een tweede buislamp loopt horizontaal van links naar rechts, en een derde buislamp horizontaal van voor naar achter. Op deze manier worden de drie dimensies benadrukt.

Het huis straalt ruimte, eenvoud en functionaliteit uit, ondanks de medebezoekers die er met hun audiogids rondlopen, waaronder de spreekwoordelijk fotograferende Japanners.

Bovenverdieping

Als ik beneden gezien heb vraag ik me af hoe ik boven kom. Afwachtend sluit ik aan bij de rij in de hal. De trap naar boven zit verborgen achter een schuifdeur. Boven is de woonkamer, toilet en badkamer, een slaapkamer voor de zoon en een slaapkamer voor de meiden. Het meest onder de indruk ben ik van de transformatie waarbij je door allerlei panelen te verschuiven van de verschillende kamers overdag een grote open ruimte kan maken. In de avond schuif je alle muren weer terug voor meer privacy. Erg praktisch en slim bedacht. Er is veel licht door de ruime ramen, die je met luiken kan verduisteren. Deze luiken zijn bijna onzichtbaar in het interieur weggewerkt.

Truus Schröder woont tot haar dood (1985) in het huis. Eerst met haar drie kinderen, later met Gerrit Rietveld samen, nadat zijn vrouw is overleden.

Prikkeling der zinnen

De rondleiding is echt een ervaring, Ik zou er wel kunnen wonen. Het prikkelt mijn zinnen. Ik houd wel van strak en industrieel, van een minimalistische inrichting. Dit staat natuurlijk in schril contrast met mijn huidige flat met de vele boekenwanden door het hele huis (lekker stoffig en absoluut niet minimaal of strak) en de wilde plantengroei. Stapeltjes kranten en tijdschriften en kleding over de openstaande deur gedrapeerd. Maar ja, je moet wat te dromen hebben, zoals een cottage aan een meer, of een ultramodern appartement boven in een torenflat met een riant uitzicht over de verlichte stad.

Hangende mannen

Ik heb een zwak voor ‘hangende mannen’: Jezus, Tarzan en Epke. Als kunstcurator zou ik een internationale tentoonstelling samenstellen met dat thema mocht ik die kans krijgen. Het idee is ooit gerijpt in mijn brein. Een bezoek aan de beeldentuin op landgoed Anningahof bij Zwolle – enkele jaren geleden – zal daar zeker aan hebben bijgedragen. Daar zie ik tussen het tierende onkruid een kunstwerk van Tom Claassen met die titel. Links achter in de tuin hangen zes mannen van hout verdeeld over twee balkenconstructies te bungelen in de wind. Claassen is een Nederlandse beeldhouwer die bekend staat om zijn speelse en vaak minimalistische sculpturen. Zijn werk verkent de relatie tussen menselijke vormen en abstractie.

David Cerny

In Praag hangt in de Husovastraat een kunstwerk van de Tsjech David Cerny. Eerst heb ik het niet in de gaten, je moet echt omhoogkijken. ‘Man Hanging Out’ is een levensgrote bronzen sculptuur van een man die aan een stalen paal hangt. Hij heeft een puntig baardje en een brilletje – het is duidelijk, dit is Sigmund Freud. Cerny die het kunstwerk maakte vlak voor de eeuwwisseling, stelt hiermee de vraag: welke rol is er weggelegd voor intellectuelen in het nieuwe millennium?

Michaël Borremans

Nog een ander voorbeeld is ‘The Swing’ van de Belgische kunstenaar Michaël Borremans. Dit schilderij toont een man die aan een touw hangt, terwijl hij op een schommelachtig apparaat lijkt te zitten. Het beeld roept een gevoel van beklemming en ongemak op. De man zweeft tussen realiteit en verbeelding en zijn positie kan worden gezien als een metafoor voor de fragiliteit van het menselijk bestaan.

Er zijn meerdere zalen met verschillende genres uit de kunstgeschiedenis te vullen met afbeeldingen van ‘hangende mannen’. Ik denk aan een zaal met christelijke kunst waarin Jezus aan het kruis een centrale rol speelt. Terwijl je in een andere ruimte kunt kijken naar een fotoreeks of video-installatie uit de sportwereld. Daar hangen immers veel atleten aan de rekstok of ringen. En Marcel Duchamps, ja die van het urinoir, heeft me geleerd dat alles kunst kan zijn.

Een krachtig symbool

Hangende mannen kunnen symbool staan voor verschillende concepten, zoals machteloosheid, existentiële crisis, sociale kwesties, of zelfs spirituele betekenissen. Sommige kunstenaars gebruiken het beeld van een hangende man als een krachtig symbool van menselijk lijden, opoffering, trauma of politieke onderdrukking. Anderen als een uitdrukking van persoonlijke worstelingen, zoals depressie, angst of vervreemding. Het beeld van een hangende man is ook een commentaar op de condition humaine, waarbij het de fragiliteit en vergankelijkheid van het menselijk bestaan benadrukt.

Reflectie

Het belang van hangende mannen in de hedendaagse kunst kan worden gezien als een reflectie van de complexiteit van menselijke emoties, ervaringen en sociale en politieke kwesties. Het roept vragen op over identiteit, macht, kwetsbaarheid en de zoektocht naar betekenis in een steeds veranderende wereld.

Het is deze veelzijdigheid van interpretaties die hangende mannen in de kunst zo intrigerend maakt. Ze nodigen uit tot reflectie, dialoog en introspectie, en herinneren ons eraan dat kunst niet alleen bedoeld is om te worden bewonderd, maar ook om te worden geïnterpreteerd en betwist.

Voor het samenstellen van zo’n tentoonstelling zijn er veel mogelijkheden. Er wordt meer ‘gehangen’ in de kunst dan je in eerste instantie denkt, maar als je er op gaat letten, zie je diverse voorbeelden. Dan kan je zomaar de vervormde kleerhanger van Ai WeiWei ontdekken, die toepasselijk ‘Hanging Man’ heet.

Zomerhit

Bij ons thuis hebben we een Philips transistorradio. Een redelijk compact apparaat en vanwege de batterijen overal mee naartoe te nemen. In de tijd dat we nog achter de boerderij in een noodwoning wonen erg handig, want daar is geen elektriciteit. Tijdens het middageten luisteren we naar de Mededelingen voor Land- en Tuinbouw en mijn vader is natuurlijk geïnteresseerd in het weer. Al kan hij naar de lucht kijkend zelf ook een aardige voorspelling doen.

Popmuziek

Zo rond mijn dertiende ontdek ik Hilversum 3. Ik krijg oor voor popmuziek. Dat is niet verwonderlijk want je muzieksmaak vormt zich in de puberteit als je jezelf ontwikkelt en vaak nieuwe vrienden maakt. De muzieksmaak die je in die periode ontwikkelt is de kern van wat bij de meeste mensen een leven lang aanhoudt. In de puberteit is muziek ook het belangrijkst: je wordt voor het eerst verliefd, je wordt voor het eerst in de steek gelaten, mensen zijn gemeen tegen je, je gaat uit, je hebt lol met vrienden, je gaat roken en/of experimenteren met drugs. Al die dingen worden bezongen in de populaire muziek.

Hitparade

Met name de laatste zaken zijn nog een brug te ver voor mij, maar in 1974 begin ik me te interesseren voor de hitparade. Het is de tijd van de soul en discomuziek. In de Drents- en Asser Courant staat de Nederlandse Top 30 afgedrukt, ook wel de Daverende Dertig genoemd, die elke vrijdagmiddag op Hilversum 3 wordt uitgezonden, tussen vier en zes uur. Ik knip ze allemaal uit en plak ze in een plakboek. Het is ‘serious business’ want als de krant al bij het oud papier ligt en ik de hitlijst er nog niet heb uitgeknipt of mijn moeder juist dat deel voor het aardappelschillen heeft gebruikt, is de wereld te klein.

Als ik naar de middelbare school in Assen ga, maak ik elke donderdagmiddag een omweg naar de binnenstad om bij warenhuis Vanderveen op de muziekafdeling een gedrukt exemplaar van de Top 40 op te halen. De mooie folders op glimmend papier worden allemaal keurig in de plakboeken verzameld. Een hobby is geboren en daarmee mijn fascinatie voor lijstjes en puntentellingen. Dit heb ik jarenlang volgehouden.

Eigen top 100

Naast het inplakken van de hitparade hou ik de score van de nummers bij zodat ik aan het einde van het jaar een eigen top met de honderd bestverkochte singles kan samenstellen. Het werkt als volgt: elke notering krijgt punten, een nummer 1 positie levert in het geval van de Top 40 veertig punten op, plek 39 twee punten. Alle noteringen van een artiest worden bij elkaar opgeteld en op grond van het hoogste aantal punten wordt de classificering gemaakt. Eindigt een single op een ex aequo dan kijk ik naar het aantal weken dat de plaat in de hitlijst heeft gestaan en als dat gelijk is naar de hoogste notering.

Ik start met deze verzameling precies vijftig jaar geleden, in 1974. Het jaar van Mud, een Britse glamrockband met tophits als Dyna-mite https://youtu.be/fQTvsM9_Vck, Tiger Feet, The cat crept in en Rocket. En die andere teenybopperband The Rubettes met Sugar baby love https://youtu.be/gL5vf6id8lU. Ook de Amerikaanse meidengroep The Three Degrees doet het goed: Dirty ol’ man, When will I see you again en Year of the decision.

Rock your baby

Maar de grote zomerhit is Rock your baby van George McCrae, een Amerikaanse discozanger https://youtu.be/gutE8I0Tk3E. Tijdens de zomer staat het nummer zeven weken lang bovenaan in de Top 40. De song is de zanger min of meer in de schoot geworpen, want de schrijvers Harry Wayne Casey (KC) en Richard Finch van de toen nog onbekende KC & the Sunshine Band willen het zelf niet opnemen, omdat het lied te hoog is voor KC’s stem. Omdat George McCrae toevallig in de studio is zingt hij de demo in. De rest is popgeschiedenis. Wereldwijd is het een grote discohit. In ons land heeft hij daarna nog een bescheiden hitje met I can’t leave you alone. Daarna is het stil rondom de artiest die tegenwoordig in Nederland woont.

Rock your baby staat met de meeste punten bovenaan in mijn hitoverzicht van 1974. Dus naast een knallende zomerhit is het de beste single van dat jaar.

Bij de ‘grote opruiming’ zijn alle plakboeken weggegooid. Het is jammer dat je er niet meer doorheen kunt bladeren. Natuurlijk alles is terug te vinden op internet, maar dit was mijn persoonlijke verzameling. Ook frons ik even mijn wenkbrauwen als ik onlangs in het AD lees dat een verzamelaar van de Top 40 duizend euro biedt voor een exemplaar uit 1965. Wat heb ik weggegooid?

 

IJsje eten

Soms komen bepaalde beelden binnen. Ik ben op weg naar de boekhandel in het centrum. Op het muurtje naast het terras zit een man van mijn leeftijd. Naast zijn benen een zwarte rolstoel met daarin een oudere vrouw. Misschien zijn moeder. De zon schijnt, ze eten een ijsje. Tenminste hij likt aan het hoorntje, zij is aan het knoeien. Vanuit haar vermoeide hand druipt het ijs op haar lichte broek. Ze merkt het niet. Hij let er ook niet op, gaat helemaal op in zijn koude verkwikking. Zij heeft een wit hoedje op ter bescherming tegen de zon. Eronderuit piept grijs, dun haar.

Autoritje

Voor mij een bekend tafereel van een aantal jaren terug. Zondagmiddag, een zomerse dag. Op bezoek bij mijn moeder in Assen. We gaan zo een autoritje maken. Voordat we buiten zijn hebben we een heel traject af te leggen. Voor de zekerheid eerst plassen. Mijn moeder wil ondanks haar handicap zoveel mogelijk zelf doen. Dat juich ik toe, maar het kost wel tijd. Ik neem nog maar even de tv-gids door, benieuwd wat er later die dag op de televisie zal zijn. Ik hoor orthopedische schoenen op het zeil knierpen, gevolgd door een lichte plof. Bekende geluiden, ik maak me geen zorgen.

Als de rolstoelvriendelijke deur vele minuten later openzwaait leg ik de gids weg. Zoek vest, muts en zonnebril bij elkaar en doe ze in haar vrolijke rood-roze tas. ‘Hebben we alles?’

We lopen door de lange gang van het verzorgingshuis naar de lift. Ik achter de rolstoel. Mijn moeder stept met haar goede voet mee. We drukken op het neerknopje en wachten tot de deur opengaat om naar beneden af te dalen. Op het parkeerterrein zet ik de auto zo neer dat mijn moeder makkelijk over te hevelen is van rol- naar autostoel. Ik geef haar het idee dat ze zelf instapt, maar met een subtiel duwtje zorg ik ervoor dat het goed gaat. Achterbank neerklappen, rolstoel demonteren en alles in de auto leggen, als laatste de beide voetsteunen.

Geboorteplek terugzien

Ik start de auto. ‘Waar wil je naartoe?’

‘Ik wil nog wel iens op de wieke kieken,’ zegt ze.

Een goed idee. Het is altijd fijn om je geboorteplek terug te zien. We rijden over Witten, dat is mooier dan rechttoe rechtaan langs de Drentse Hoofdvaart. We zeggen niet veel. Zelfs mijn moeder is stil voor haar doen.

Op de Grietmanswijk is er veel veranderd, ook daar heeft de tijd niet stil gestaan. De bomen zijn groter geworden waardoor de weg smaller lijkt. Maar die is juist verbreed omdat er druk verkeer is vanwege de af-en aanrijdende vrachtwagens met zand van een afgraving. Hoge zandbulten steken boven het verder vlakke landschap uit.

Een flauw zonnetje breekt door. Ik doe beide zonnekleppen naar beneden. Mijn moeder zoekt in haar tas naar de zonnebril.

We zijn bij de boerderij en ik rij langzaam zodat we even goed kunnen kijken. De baanderdeur van de schuur staat open, het is nu een stalling voor caravans. De grote kastanjebomen zijn weg, waardoor het woonhuis kaal en klein lijkt. Ook de verdwenen groen-witte luiken rondom de ramen werken mee aan die illusie. Het transformatorhuisje, altijd verscholen in de struiken, staat er zielig bij.

Als we doorrijden zien we nieuwbouw op een onverwachte plek. Jongelui die hier een boerenbedrijf opbouwen? Veel mensen die er woonden zijn verhuisd of overleden. Slechts enkele buren wonen er nog. Vroeger woonde vanaf onze boerderij een rijtje Meintsen, allemaal familie van elkaar.

De weg loopt dood. Ik keer de auto. We memoreren nog de verdwenen witte schuur van mijn oom. Er rest nu een lege plek in het aardappelveld.

Een stoeterij?

Terug ter hoogte van onze oude boerderij minder ik opnieuw vaart. Er blijkt een drafweide, een rijbak voor paarden te zijn. Er staan hindernissen in het zand. Is er nu een stoeterij? In mijn gedachten loop ik over het erf, zie ik de koeien in de stal. Wat heb ik hier een voetstappen gezet. Ik zwerf door de boomgaard, niks meer van over. Wel is er een nieuwe aanbouw aan het huis gemaakt. Achter de donkere glazen van haar zonnebril is mijn moeder verdwaald in haar eigen herinneringen.

Terug in Assen hebben we zin in een ijsje. Tenminste ik wel. In het winkelcentrum bij het verzorgingshuis bestel ik twee hoorntjes citroenijs. En daar zitten we met zijn tweeën, met onze traktatie in de hand. Het beeld is bijna identiek…

Terrasobservaties

We hebben er lang op moeten wachten, maar nu is het zover: terrasweer. Ga op een mooie zomerdag op een terrasje zitten en geef je ogen eens goed de kost. Wat valt op in het straatbeeld? Hoe zien mensen eruit en wat dragen ze?

Door de jaren heen is er veel veranderd. Sowieso zijn er veel meer terrassen bijgekomen, hele pleinen zijn tot horeca-oases omgetoverd. En het maakt eigenlijk niet uit of het zomer of winter is, het hele jaar door kun je buiten zitten om even een koffietje te doen of een drankje met een hapje.

Consumeren op straat

Consumeren doen we trouwens overal op straat niet enkel op terrasjes. Kijk naar de mensen die met een kartonnen beker koffie (met een exclusieve Italiaanse naam) op weg zijn naar de trein. We hangen met grote zakken friet op een bankje, of happen een haring bij de visboer. In de verte hoor ik mijn moeder zeggen: ‘Eten op straat doe je niet!’

Ik wil niet aan fatshaming doen maar het valt wel op dat mensen steeds dikker, worden. Het lijkt wel of meer dan de helft matig of ernstig overgewicht heeft. Ook kinderen, misschien wel vooral kinderen.

Met de mobiel in de hand

Wat natuurlijk opvalt is dat iedereen met zijn of haar mobiel binnen handbereik loopt. Die telefoon is ons heilig, we zijn onthand zonder. We doen er alles mee, naast gewoon bellen, betalen, checken of de treinen rijden, het nieuws volgen, film kijken, appjes ontvangen en versturen, medemensen (in het centrum van de media-aandacht) bedreigen of voor rotte vis uitschelden. Of in het openbaar een selfie maken: borst vooruit, spieren aangespannen, lippen getuit en het liefst vanuit de meest gunstige hoek genomen.

We hebben meer aandacht voor de telefoon dan voor elkaar of onze kinderen. Voortdurend zijn we bezig met dat scherm. Iedereen kan, mag of moet noodgedwongen de gesprekken horen. Liefdesgeheimen, zakelijke besognes, boodschappenlijstje, het komt allemaal voorbij. Nog steeds moet ik eraan wennen als ik iemand hardop hoor praten zonder dat er iemand in de buurt is. Eerst denk ik dat er misschien een steekje los zit, maar dan zie ik de witte oortjes.

Korte broek

Ook de korte broek is niet meer weg te denken uit het straatbeeld. Nou, heb ik daar bij een bepaalde categorie geen problemen mee – ik wil het juist aanmoedigen – maar als er schriele melkflessen en sandalen onder zitten dan kijk ik liever meteen weg. Rokjes en korte broeken je merkt het meteen bij de eerste zonnestralen, evenals minuscule topjes of blote bovenlijven. Hoewel helemaal bloot is het vaak niet, menig zichtbaar lichaamsdeel is aangekleed met tattoos of een sleeve die de hele arm vult. Soms bedekken ze een been, rug, borst, keel of (kale)kop. Ook dan hoor ik in mijn hoofd een stem: ‘Kiek, moet je d’n zien!’

Gescheurde kleding

En dan die gescheurde kledingstukken, wanneer zijn die in de mode geraakt? Gescheurd met opzet, met rafels, al voordat je de broek koopt. Niet door slijtage, maar door vaak wassen (met chloor en stenen) en ronddraaien in hete droogtrommels. Mijn moeder zou niet willen dat ik me zo op straat zou vertonen, ze zou zich rot schamen en meteen de naaimachine tevoorschijn halen. Maar die ‘armoezaaier’ is nu juist modebewust en heeft het schamele vod voor teveel geld aangeschaft.

Toch is het vermakelijk een dagje mensen kijken, en dan vergeet ik nog de aangeklede huisdieren, die helemaal gestyld en gepimpt zijn, en grote overeenkomsten met hun baasje vertonen. Ga zitten en geniet!

Heja, Mondo

Vanavond is de Olympische finale bij het polstokhoogspringen heren. De hoogmis. Ik kijk er naar uit. Een fascinerende sport, het trotseren van de zwaartekracht, zo hoog mogelijk proberen te vliegen met de perfecte sprong. Armand (Mondo) Duplantis heeft daar ook het hele jaar naar uitgekeken, hard voor getraind en geprobeerd blessurevrij te blijven. Hij is een geboren polstokhoogspringer. Het zit in zijn genen, zijn vader Greg (nu zijn coach) beoefende de sport ook.

Duplantis opent het gordijn in zijn kamer in het Olympische dorp, hij kijkt naar buiten met zijn priemende blauwe ogen. Het is nog rustig. Ook de Seine ligt er vredig bij. Hij heeft goed geslapen op het kartonnen bed. Meestal gaat dat niet zo gemakkelijk voor een belangrijke wedstrijd. Vanavond moet het in het Stade de France gebeuren…

Springen in de tuin

Thuis in Lafayette, Louisiana (USA) is het allemaal in de achtertuin begonnen met een stok en een matras als vierjarige jongen. Later was er een complete polstokhoogspring setting voor hem in de tuin. En het ging crescendo; hij haalde steeds het wereldrecord voor zijn leeftijd. Als zeventienjarige puber springt hij de magische hoogte van 5.80 meter, als je die haalt hoor je bij de grote mannen.

Op zijn jongenskamer hangt een poster van de Fransman Renaud Lavillenie, zijn grote idool, die het wereldrecord op zijn naam heeft staan: 6.16 meter. Hij bekijkt alle filmpjes van Lavillenie, en denkt zo moet ik het ook doen. De Fransman is tien jaar ouder, wanneer hij samen met hem wil springen moet hij zich jong bij de wereldtop voegen.

Mondo komt uit voor Zweden

Hoe komt het dat een Amerikaan voor Zweden uitkomt? Dat heeft Mondo te danken aan zijn Zweedse moeder Helena. Zijn ouders zorgen ervoor dat hun zoon voor dat Scandinavische land uitkomt; de Zweedse bond zou stom zijn om dat te weigeren. Zijn vader wil daarmee voorkomen dat de Amerikaanse kwalificatieregels een obstakel voor zijn springende zoon zijn. Want voor de OS in Moskou wist Greg zich niet te plaatsen omdat hij op de kwalificatiedag niet bij de beste drie behoorde. Hij had een offday en de Amerikaanse atletiekbond kijkt niet naar de prestaties gedurende het hele seizoen. Lukt het die dag niet dan heb je pech.

Vanaf het WK in Londen (2017) verschijnt de tiener in een geel shirt met een blauwe spandexsportbroek in de arena. Hij wint die avond niet, maar maakt wel indruk. Zijn tijd zal zeker komen. De Amerikaan Sam Kendricks (zijn eeuwige rivaal, zeker als het op het Amerikaanse record aankomt) wordt wereldkampioen.

Born to fly

Polstokhoogspringen is een eenzame sport. Jij, de stok, de lat en je hoofd. Het is veel trainen, proberen sneller en krachtiger te worden, maar je moet ook mentaal groeien. Mondo kan narrig zijn. Als hij niet goed in zijn vel zit, zie je dat aan zijn houding. Hij maakt misbaar, slaat zichzelf en schudt het hoofd als de sprong mislukt. Zijn vader zegt: ‘Mondo is een relatief, normale, maar tegelijkertijd ook buitengewone jongen. Soms is het een lastpak. Hij legt grote druk op zichzelf, als hij niet goed presteert kan hij dat moeilijk aanvaarden.’

Dat is mooi te zien in de documentaire ‘Born to Fly’ die over Duplantis is gemaakt.

Mondo traint na het WK in Londen op zijn aanloop, bij een nieuwe hoogte moet hij het aantal passen aanpassen van 18 naar 20. Daar heeft hij in het begin moeite mee. Hij probeert zijn techniek te maximaliseren om vertrouwen te krijgen.

Op het EK in Berlijn 2018, neemt Duplantis wraak. In een spannende finale gaat het tussen Renaud Lavillenie, Sam Kendricks en Mondo Duplantis. De lat ligt op 6.00 meter en ze gaan er alle drie over. Duplantis lukt het ook om over 6.05 te springen. Hij stort neer op de mat en blijft daar liggen. Hij heeft zijn idool onttroond. Renaud rent naar hem toe en ze omhelzen elkaar. Je merkt dat de Fransman hem deze overwinning gunt. https://youtu.be/qWZ1wOpGxOA

Wereldrecord

Mondo Duplantis is nu een rockster, een prof met een miljoenen contract bij Puma. Hij heeft het wereldrecord in handen dat ligt op 6.24 meter. Op elk toernooi waar hij aanwezig is doet hij een poging om zijn record te verbeteren. En het publiek smult ervan. Het polstokhoogspringen is zoiets moois, het is een complexe sport maar als je het goed doet, lijkt het allemaal zo moeiteloos.

Ik ben benieuwd hoe het vanavond tussen de toppers gaat. Neemt Mondo het olympisch goud mee naar huis, en met welke hoogte? Het is jammer dat zijn vriend en voorbeeld Renaud Lavillenie niet deelneemt. Natuurlijk had hij graag nog een keer geschitterd in zijn stad, maar na een hamstringoperatie haalde Renaud de limiet om mee te mogen springen niet. We zullen dus geen ‘bromance’ tussen hen beide zien, met Kendricks als eeuwige stoorzender. Toch hebben ze elkaar deze week ontmoet en een espresso gedronken in het Olympisch dorp en zijn mattie zal zeker vanavond in het stadion op de tribune zitten. #Paris2024