Blog

Mondgevoel

Eind juni op een terrasje met een aantal jaargenoten. Mijn propedeusejaar theologie zit erop. Het was een intens jaar waarin ik hard heb gewerkt. Mijn bul is nog niet binnen, want ik moest eerst de cursus Grieks afronden – dat is gelukt – voordat ik mijn examen Nieuwtestamentisch Grieks mag doen. Iets voor het nieuwe studiejaar.

Vakantieplannen

Een studiegenote vraagt naar mijn zomerplannen. Ik zeg dat ik een aantal weken op het provinciehuis in Assen ga werken bij de afdeling paspoorten en rijbewijzen. Dat heb ik vorig jaar ook gedaan. Ik zie er nu al naar uit om mijn vakantiecollegae terug te zien.

‘En ga je nog op vakantie?’

‘Nee, ik heb geen concrete plannen.’

‘Vind je het leuk om samen een week te gaan fietsen?’

Ik ben enigszins verbaasd. Het populairste, misschien wel het mooiste meisje van ons jaar, vraagt mij? Ik zeg dat me dat een uitstekend idee lijkt.

Ze verhuist komende week naar Nijmegen omdat ze daar psychologie gaat studeren.

Op de eerste zondag in juli plaats ik mijn blauwe fietstassen op de racefiets, een ivoorkleurige Motobecane, en gewapend met een routekaart vertrek ik naar het zuiden. Een goede vriend vergezelt me het eerste stuk van de fietstocht. Het is mooi weer en samen dalen we af langs de IJssel. Bij Wijhe steken we met een pontje de rivier over en vlak voor Deventer geeft hij aan dat hij weer terugfietst.

Intens moment

Dat moment staat voor eeuwig op mijn netvlies. Out of the blue krijg ik een innige afscheidszoen vol op de mond. Wat is dit? Waarom? Het overdondert me. De jongen waarop ik heimelijk verliefd ben, heeft me gezoend! En hoe! Het enige dat ik kan zeggen: ‘Ik zie je over een paar weken op je verjaardag.’

‘Tot gauw en geniet van je vakantie,’ is zijn reactie. Hij geeft me nog een knuffel.

Vuurwerk in mijn hoofd. Zijn lipafdruk brandt op mijn mond, voorzichtig ga ik er met mijn tong overheen. Het geeft me vleugels. Opgewekt fiets ik de geplande route naar Nijmegen.

Domper

Tegen de avond kom ik bij mijn ex-jaargenote aan. Mijn spieren zijn verzuurd; het was een lange etappe, maar ik voel me uitstekend. Vanbinnen sta ik nog steeds in vuur en vlam. Ik proef hem op mijn lippen. Nadat ik heb aangebeld krijg ik meteen een grote domper te verwerken. Mijn fietsmaatje doet hoestend open, ze is verkouden geworden en voelt zich niet goed. Het is haar duidelijk aan te zien.

Ze heeft nog geprobeerd om me te bereiken, maar ja mobiele telefoons zijn er nog niet. Ze hoopt dat ze na een goede nachtrust weer voldoende opgeknapt is, zodat we morgen samen op weg kunnen. Ik slaap erg onrustig, vanwege de zieke reisgenote en de kus van mijn ‘wouldbe’ vriendje.

Xanten

De volgende ochtend ziet ze er nog beroerder uit en het is wel duidelijk dat een gezamenlijke fietstocht er niet in zit. Na een stevig ontbijt besluit ik afscheid van haar te nemen en in mijn eentje via een aangepaste route verder te fietsen. We wilden een tocht langs vrienden en familie maken, maar het enige adres dat voor mij overblijft is het bezoek aan mijn zus die in Bredevoort woont.

Ik bereken hoever het van Nijmegen naar de Achterhoek is, maar dan wel via Duitsland, want een bezoek aan Xanten, het archeologische park, zat ook in ons reisschema. Dat openluchtmuseum ken ik nog van een excursie met mijn Latijnclubje van het vwo. Via Kleef en Kalkar fiets ik er naartoe. Na mijn bezoek aan het Romeinse stadje zoek ik -daredevil – een plek in de buitenlucht waar ik kan overnachten. Natuurlijk niet erg goed geslapen, onder een afdak van een openbaar gebouw liggend op de tegels, is niet echt een ideale slaapplek.

Wespenprik

Al vroeg begin ik aan de laatste etappe naar mijn zus. Nog vijftig kilometer te gaan naar de Nederlandse grens. Een gelukje, het weer is uitstekend. En mijn humeur medegezien de onverwachte kus nog steeds uitmuntend. Zingend leg ik de kilometers af, totdat ik opeens ter hoogte van Bocholt iets in mijn mond voel, ik spuug het uit, maar merk dat ik gestoken ben, een wesp wellicht.

Allemachtig wat doet dat pijn, mijn mond zwelt meteen op. Het prettige mondgevoel van de laatste dagen is op een brute wijze afgestraft. Is dit een teken dat ik met beide benen op de grond moet blijven staan en mijn hoofd niet door die ene kus op hol moet laten brengen?

Met een gehavend gezicht bel ik uiteindelijk bij mijn zus aan, op zoek naar een effectief middel om de pijn te verlichten.

Over de brug

De eerste zomer in een nieuw millennium. Met de trein vertrek ik naar Kopenhagen voor een stedentrip door drie Scandinavische landen. De Deense hoofdstad valt meteen in de smaak. Toch een beetje klein Amsterdam, maar dan minder gehaast, heb ik het idee. En je kunt er prima fietsen. De Denen zien er opvallend verzorgd en modebewust uit. Ook trekken de optredens van straatartiesten in de winkelstraat Strøget mijn aandacht. Het lijkt wel een festival, om de zoveel meter is er een voorstelling.

Jammer dat de alcohol hier zo prijzig is. Maar de consumptie ervan is toch hoog. In een gaykroeg kijk ik mijn ogen uit hoe een vriendengroep in korte tijd een aantal trays met shotjes achteroverslaat die gelijk opgaat met hun bierinname. Het moet ze een fortuin kosten.

Geldautomaat

De vakantiepret wordt enigszins gedempt doordat ik bij een geldautomaat een domme fout maak. Het toetsenbord blijkt een andere cijfervolgorde te hebben dan ik gewend ben en daar kom ik na drie keer pinnen pas achter. Eerst geef ik de automaat de schuld. Mijn pincode klopt, waarom reageer ie niet? Een beetje geïrriteerd herhaal ik dezelfde actie nogmaals om dan de melding te zien dat mijn pas is geblokkeerd. Heel vervelend, bellen met de bank in Nederland en de belofte krijgen dat de blokkade na drie dagen zal zijn opgeheven. Gelukkig heb ik een Eurocheque bij me en kan ik daar geld mee opnemen.

Na zes dagen reis ik door naar Stockholm. Een dag van tevoren ga ik bij het station informeren of ik een plaats moet reserveren voor de IC. Het is erg druk en je moet een nummertje trekken. Ik heb 287 en het loket is bezig met klant 250. Dat kan even duren… Ik krijg te horen dat het in Denemarken niet mogelijk is een Zweedse trein te reserveren en krijg het advies om de Øresundtag te nemen en het in Malmö te proberen.

Brug over de Sont

De Øresundtag is nieuw. Sinds het begin juli is de brug tussen Denemarken en Zweden over de Sont geopend. Hij bestaat uit een weg met vier rijstroken met daaronder twee treinlijnen. Ik kijk er naar uit de nieuwe brug te nemen, maar om nu vandaag al heen en weer te rijden, zie ik niet zitten. Tivoli, het pretpark hier, staat nog op mijn lijstje. Dus ik ga morgen wel op de bonnefooi.

’s Nachts slaap ik slecht. Er zijn veel Italianen in mijn hostel. Niks mis mee, ze zien er vaak aantrekkelijk uit, maar waarom zijn ze altijd zo luidruchtig? Vannacht was het een komen en gaan. Twee verstokte rokers gingen steeds naar de kantine. Ik sla de gewenste douche over, omdat ik dan de hele dag met een natte handdoek moet reizen en ga op weg naar het station.

De oversteek naar Zweden is decennialang een thema geweest en is nu uiteindelijk gerealiseerd. Het bestaat uit drie gedeelten, een tunnel aan de kant van Kopenhagen, de brug zelf en voor de Zweedse kust gaat de verbinding weer ondergronds. Het kon niet een lange hoge brug worden omdat dit een obstakel zou zijn voor de vliegtuigen die op de luchthaven van Kopenhagen moeten landen. De brug mag ook niet te laag zijn, want dan kunnen de grote vrachtschepen er niet onderdoor. Een tunnel zou de beste oplossing zijn geweest, maar ook meteen de duurste.

Goed uitzicht

Om kwart over tien stap ik in de trein. Hij ruikt nog nieuw of verbeeld ik me dat? De dienstregeling loopt niet vlekkeloos, dus we vertrekken met vertraging. Ik ben aan het raam gaan zitten, deze ervaring wil ik tot de max meemaken. Tegenover me heeft een ongelooflijk mooie jongen plaatsgenomen. Donkerharig, een getrimd baardje en een tanig lichaam. Om zijn hals schittert een schakelketting. We maken oogcontact en groeten elkaar. Zou het een Zweed zijn? Dat kan, want – zo heb ik inmiddels ontdekt – ze zijn hier niet allemaal hoogblond. Integendeel. Ik vermaan mezelf, deze nieuwe oversteek wil ik ten volle meemaken, nu mag ik me niet door zo’n pareltje laten afleiden.

We dalen eerst het donker in, als we in een flauw zonnetje bovenkomen zie ik de Sont die er rimpelloos bijligt. Het zicht wordt enigszins belemmerd door de stalen kruizen die nodig zijn om het wegdek boven ons overeind te houden. Je merkt dat de trein iets omhooggaat. In het water ligt een werkeiland waarmee de bouw van deze brug mogelijk was. Grappig hebben ze dat het Pepereiland (Peberholm) genoemd, omdat er in de Sont al een natuurlijk eiland lag dat Zouteiland (Saltholm) heet. In een vloek en een zucht dalen we af naar het Zweedse tunnelgedeelte. In de weerspiegeling van het raam zie ik de knappe boy weer zitten. Nu kan ik hem wel even goed in me opnemen.In Malmö stappen we uit, vluchtig groet ik hem. Ik krijg een soort takgemurmel terug.

Stoptrein naar Stockholm

De intercity naar Stockholm staat nog klaar op spoor 3. Ik stap snel in, mooi de vertraging is me niet noodlottig geweest. Maar lang duurt de pret niet. Een uniform verschijnt in de coupe, het tonen van mijn interrailticket dat voor Scandinavië geldig is, blijkt niet voldoende. Waar is uw reservering? Sorry, die heb ik niet. De conducteur legt me uit dat de trein volledig is volgeboekt en dat ik bij het eerstvolgende station de intercity moet verlaten. Balen… Hij loopt door maar bij de halte houdt hij wel in de gaten of ik uitstap. Er zit niks anders op dan de stoptrein naar Stockholm te nemen. Maar ach, ik heb vakantie, het is mooi weer, ik heb de biografie over Andy Warhol bij me.

Om half zes rolt de trein de stad met de vele eilanden binnen. Ik moet op zoek naar een hostel. Van een aantal Zweden heb ik de tip gekregen om de boot in de haven te nemen. Voordat ik bel, ga ik eerst langs de pinautomaat. Uitvoerig check ik de getallen op het toetsenbordje, geen rare dingen. Daarna toets ik de vier getallen in en ben opgelucht als de automaat vraagt hoeveel Zweedse kronen ik wil opnemen.

Lichtbewustzijn

Het voordeel van tegenwoordig vroeg opstaan om naar het werk te gaan is dat het al licht is als de wekker om kwart over vijf gaat. Je maakt een prachtige zonopkomst mee terwijl je naar het distributiecentrum rijdt.

Langste dag

Zaterdag was de langste dag en het begin van de astronomische zomer. De zon stond op deze dag het langst aan de hemel van het hele jaar – vanuit het noordelijk halfrond bezien. Het was zestien uur en drie kwartier licht. Een goede vriend zag op die dag Abraham, een mooie reden om het lange daglicht ten volle te plukken.

Hoe belangrijk daglicht is wordt vaak onderschat. Voldoende daglicht vermindert stress en neerslachtigheid en verbetert de nachtrust om maar een paar gezondheidseffecten te noemen. Zelf kwam ik daar een aantal jaren geleden op een fysieke manier achter. Ik voelde me al een tijdje niet erg fit. Als ik opstond was ik meteen moe. Uiteindelijk toch maar bloed laten prikken en toen werd een ernstig tekort aan vitamine D ontdekt. ‘Daar kun je echt beroerd van worden!’ sprak de dokter. Ze adviseerde me elke dag een tablet vitamine D te nemen. Bij een bloedtest een half jaar later voelde ik me een stuk beter.

Portie zonlicht

Een portie zonlicht is dus gezond, en zeker oudere mensen krijgen daar te weinig van en dan kan zo’n dagelijks wit tabletje uitkomst bieden. Door mijn lichte huid en de kans op snel verbranden heb ik de neiging om niet echt de zon op te zoeken en in de schaduw te blijven.

Maar we hebben onze portie daglicht nodig. Hoeveel is voor iedereen verschillend. Overdag geldt hoe meer licht hoe beter. Maar ik vrees dat ik tachtig procent misschien wel negentig procent van de tijd binnen zit. Bijvoorbeeld in een bedrijfshal waar je nauwelijks daglicht krijgt en vooral in tl-licht werkt. Of achter mijn bureau – toch wel vlak bij een groot raam – maar met deze tropische dagen gaan de gordijnen dicht om de temperatuur binnen beheersbaar te houden. Ik ben trouwens benieuwd hoe de isolerende werking is van de nieuwe ramen, hoeveel warmte die buiten houden.

Biologische klok

Licht is de motor achter onze regelmaat. De zon dirigeert het ritme van de dagen door op te komen en onder te gaan en ons lijf beweegt met die licht-donkercyclus mee. Het licht van de zon zorgt er niet alleen voor dat wij kunnen zien, het synchroniseert ook onze ‘biologische klok’, een stukje weefsel in het midden van ons brein dat ervoor zorgt dat de diverse onderdelen in ons lichaam op tijd hun dingen doen.

Je biologische klok zorgt ervoor dat je temperatuur, bloeddruk, stofwisseling goed op het moment van de dag zijn afgestemd. Zo zijn je bloeddruk en lichaamstemperatuur ’s nachts laag en worden ze voor je opstaat weer op peil gebracht. Op andere momenten van de dag zorgt je klok er voor dat je alert bent en voedsel kunt verteren.

Wandelen

Dat bewegen goed is en roken slecht weet iedereen, maar misschien is het zaak ook wat meer aan lichtbewustzijn te doen. Toch maar een rondje wandelen ’s avonds nu het nog lang licht is om zoveel mogelijk natuurlijke vitamine D op te vangen.

De voorspelling is dat we een zonnige, hete zomer met hittegolven gaan krijgen, dus wat dat betreft kan ik mijn borst nog natmaken en heb ik alvast maar het zomerabonnement van het zwembad aangeschaft.

Als elke seconde telt

Reality-programma’s zijn aan het einde van de vorige eeuw populair en schieten als paddenstoelen uit de grond. Zelf heb ik jarenlang dergelijke programma’s gemaakt, waaronder het SBS6-programma ‘Dossier Alarm’. Daarin volgen we allerlei hulpverlenende diensten bij hun werk. Politie, brandweer, ambulance maar ook de opsporing van illegale zenders of de controle op vuurwerkopslag.

Spoedhulp via de lucht

In 1995 start de ANWB een proefproject met medische spoedhulp via de lucht. Het is een innige wens om over de hulpverlening met een traumahelikopter een item te maken. Maar steeds wordt de deur dichtgehouden voor programmamakers, zeker als het televisie betreft. Maar ik geef niet op en om de zoveel tijd is er contact of ze eventueel hun besluit willen heroverwegen. Ik benadruk onze respectvolle aanpak, en zeg toe dat we het programma in nauw overleg samen willen maken. Niks helpt…

Tot we plotseling drie jaar later welkom zijn. Een geval van de aanhouder wint? Of heeft het project geld en dus media-aandacht nodig? Uiteindelijk mogen we mee met de traumahelikopter, die gestationeerd is op vliegveld Rotterdam. Normaliter hebben we voor een onderwerp één draaidag, maar vanwege de speciale gelegenheid wordt er een hele uitzending van vijfentwintig minuten ingepland en zijn er meerdere draaidagen.

Jullie hadden hier gisteren moeten zijn!

Samen met een camera- en geluidsman reis ik af naar Rotterdam. In een van de hangaars is het kantoor van de trauma-arts, verpleegkundige en piloot. Meteen bij de ochtendkoffie vallen de vaker gehoorde woorden: ‘Jullie hadden hier gisteren moeten zijn.’ We kijken elkaar aan. ‘Zullen we vandaag maar naar huis gaan,’ zeg ik grappend, want de ervaring met andere hulpdiensten heeft geleerd dat na zo’n klapper meestal een erg rustige dag volgt.

We volgen de dagelijkse routine van het team, hun voorbereidingen, het klaar zetten van de felgele helikopter op het landingsplatform zodat ze meteen kunnen vertrekken als er een melding binnenkomt. De afspraak is dat alleen de cameraman meevliegt, dit vanwege de beperkte ruimte. En we willen de hulpverleners zo min mogelijk tot last zijn. We hebben een compacte camera in de cockpit ingebouwd; de zware grote camera is vooral bedoeld om de hulpverlening op de grond in beeld te kunnen brengen.

Die ochtend blijft het rustig. We doen alvast interviews met de betrokkenen over hun werk. Op de eerste dag gebeurt er weinig – zoals verwacht. Een oproep – kind te water – wordt als de heli al is vertrokken weer ingetrokken omdat het reguliere ambulanceteam de situatie zelf kan afhandelen.

Tweede dag

Ook op de tweede dag blijven de ernstige noodoproepen uit waarbij de heli ingezet moet worden. Verveling slaat toe. We hebben inmiddels alles gezien en gelezen wat er op het kantoor aanwezig is en ook alle sterke verhalen zijn al de revue gepasseerd. Om bezig te zijn – er moet uiteindelijk een uitzending komen – hebben we een noodoproep in scène gezet en uitvoerig vanaf verschillende kanten gefilmd, dat kan altijd voor een echte oproep gemonteerd worden, omdat we dan misschien door de hectiek niet alles kunnen filmen en zeker niet kunnen vragen of de bemanning nog een keer wil komen aanrennen om in de heli te stappen.

Om iets na vier uur komt er een melding van een groot ongeval op de A12 binnen waarbij meerdere voertuigen zijn betrokken. Iedereen weet wat er moet gebeuren en binnen twee minuten is de heli in het luchtruim verdwenen. Voor mij en de geluidsman is het afwachten welke situatie ze daar zullen aantreffen en of het eventueel geschikt zal zijn voor de uitzending. Bij een dodelijk ongeluk ligt dat erg gevoelig. We proberen, via ons beschikbare middelen, erachter te komen wat er precies aan de hand is op de A12.

Kettingbotsing

Het betreft een grote kettingbotsing waarbij onder andere een medewerker van een bekende bakkerij betrokken is die dagelijks met hun broodkramen op markten in heel Nederland staan. Anderhalf uur later belt de cameraman en doet verslag van wat ze aantroffen en wat hij heeft kunnen filmen. De bestuurder van de broodkar zat ernstig bekneld en moest door de brandweer worden losgesneden. Terwijl de trauma-arts probeerde de situatie van de jonge chauffeur te stabiliseren. Uiteindelijk is de gewonde man met de traumahelikopter naar het Erasmus ziekenhuis vervoerd.

De cameraman kon niet mee en we spreken af dat we hem oppikken op de weg terug. Als hij bij ons in de auto stapt is wel duidelijk dat het een groot ongeval betrof en dat wat hij via zijn lens heeft gezien veel indruk op hem heeft gemaakt. De trauma-arts belt later ook nog dat de patiënt in een kritieke toestand naar het ziekenhuis is vervoerd. Het is afwachten of en hoe hij de nacht door zal komen…

De volgende ochtend, op onze laatste draaidag, belt de trauma-arts met het ziekenhuis. De jongen is na binnenkomst meteen geopereerd en zijn toestand is nu stabiel, maar hij zal nog een lange weg van herstel te gaan hebben. We nemen het interview met de helicrew op waarin ze vertellen wat ze precies gedaan hebben en hoe ze daarmee omgaan. De arts zegt: ‘Ja, we zien de mensen natuurlijk niet op de meest gunstige dag in hun leven.’

Rond het middaguur gaat het alarm opnieuw af. Een melding van een hartstilstand in Gouda. Een oudere dame is onwel geworden, maar ze kan door het traumateam gereanimeerd worden en een normale ambulance brengt haar uiteindelijk naar het ziekenhuis.

Moeilijke opgave

De laatste draaidag zit erop. Het moeilijkste deel voor mij als programmamaker is nu aangebroken. Contact zoeken met de slachtoffers en vragen of we de opnamen – die behoorlijk heftig zijn – mogen gebruiken.

Een week later sta ik met een bloemetje op de stoep van de oudere dame in Gouda. Omdat ze alweer thuis is, verwacht ik geen problemen. Ze tekent de quitclaim en is zelf erg nieuwsgierig naar wat er precies gebeurd is, nadat bij haar het licht is uitgegaan.

De jonge chauffeur is een ander verhaal. Opgegroeid in een omgeving waar geen televisie gekeken wordt, zal ik hier wat meer overreding uit de kast moeten halen. De broodjongen ligt nog behoorlijk in de kreukels in het Erasmus ziekenhuis, overal verband, slangetjes en ingewikkelde constructies rondom zijn lichaam. Ik stel me voor en leg de reden van mijn bezoek uit. Lastig want je voelt je toch een beetje een lijkenpikker die gewin wil maken van andermans leed. Hij is terecht nog behoorlijk aangedaan door wat hem is overkomen. Voorzichtig vertel ik wat ik op de beelden heb gezien en hoe ik het verslag over zijn ongeluk in elkaar wil zetten. Onthutst hoort hij mijn verhaal aan. Hij vraagt bedenktijd om met zijn familie te overleggen. Als ik de kamer verlaat weet ik niet of dit wel gaat lukken.

Vier dagen later belt zijn vader dat we de beelden mogen gebruiken op voorwaarde dat ze wel van te voren de montage willen zien. Dat kan ik hen toezeggen.

Zinkgat

Plotseling was het er. Keurig afgeschermd met een rood-wit gekleurd hekwerk, een zinkgat in de verkeersdrempel op de T-splitsing van mijn straat. Ik merk het tijdig op en kan het obstakel ontwijken. Uit voorzorg parkeer ik mijn auto op een andere plek. Ik wil niet dat anderen met een uitwijkmanoeuvre mijn auto schampen die meestal in de buurt van de splitsing staat geparkeerd.

Verkeersdrempel

Een tijdje gelegen hebben ze alle verkeersdrempels in de wijk opnieuw aangelegd en deze zal te weinig zand hebben gekregen, veronderstel ik.

Maar die drempels zijn een terugkerend probleem. Ik begrijp waarom ze er liggen, je wilt in de woonwijk niet dat automobilisten als gekken rondscheuren. Maar de helling, de verhoging waaronder de drempels geplaatst zijn, deugt niet, want zelfs als je met dertig kilometer of nog langzamer zo’n heuvel probeert te nemen, hoor je een snerpend geluid. Vermoedelijk schuurt de carrosserie over de witte rand met alle gevolgen van dien. Ervaring leert dat je – als er geen tegenliggers zijn – de drempels schuin moet benaderen dan heb je geen probleem en blijft de onderkant van je auto gespaard.

Maar nu dus een zinkgat van zo’n een meter breed. Vanochtend was er nog niks aan de hand, nu kijk je naar weggezakte klinkers.

De volgende dag zijn twee in oranje kleding gehulde straatwerkers bezig het gat te dichten en de straatklinkers opnieuw te leggen. Ik groet ze vriendelijk: ‘Goed bezig, mannen.’ Ze kijken nauwelijks op van hun werkzaamheden.

Op de fiets

Een aantal maanden later wil ik ’s avonds naar de bioscoop. Ik stap op de fiets en met een grote snelheid – ik ben te laat – neem ik de bocht op de verkeersdrempel. Ik voel een enorme schok in mijn stuur, ik raak iets en kan nog net overeind blijven. Wat was dat? Als ik geschrokken afstap en me omdraai, zie ik dat twee stenen in de verkeersdrempel zijn weggezakt. Ik controleer mijn voorwiel, mijn band is nog in tact, en er zit geen knik in mijn voorwiel. Ik heb heel veel geluk gehad. Met een verhoogde hartslag stap ik weer op de fiets om nog de film te halen.

Tijdens de film is het echter flink gaan regenen. Bij thuiskomst zie ik dat er inmiddels meerdere stenen in het natte gele zand zijn verdwenen. Wat te doen? Bij de gemeente zullen ze nu niet opnemen, dan maar de oranje pion gepakt die in onze gemeenschappelijke kelder staat, achtergebleven na bepaalde werkzaamheden. Ik plaats hem in de buurt van de nieuwe verzakking om verkeerdeelnemers te waarschuwen.

De volgende dag staat het hekwerk weer opgesteld en nog een dag later is de verkeersdrempel opnieuw gerepareerd.

Regenbui

Dit voorjaar is het een lange periode vrij droog. Uiteindelijk komt de langverwachte regenbui. Als ik ’s ochtendvroeg naar mijn werk ga, zie ik het. Een klinker heeft zich neerwaarts verplaatst. Voor de derde keer is het raak, het begin van een zinkgat. Opnieuw is de verkeersdrempel afgezet met hekken en linten, de auto die erop geparkeerd staat, is helemaal ingesloten. Ik hoop dat de gemeente nu het probleem grondig zal gaan oplossen en kijken wat die ondergrondse erosie steeds veroorzaakt. Misschien moet er meer zand gestort worden of is er iets niet goed met de afwatering.

Inmiddels is het zinkgat weer dicht. Maar oeps, na een flinke regenbui is er alweer een rijtje klinkers naar beneden gezakt. Ik vraag me af hoelang dit door blijft gaan. Het is best wel een luguber idee. Het zal maar een aanhoudende voorbode zijn van een enorm zinkgat van enkele meters breed en dat straks een gedeelte van de straat met auto’s en omringende woningen opgeslokt wordt in de grond. Of neemt mijn verbeelding nu apocalyptische proporties aan?

Kom veilig thuis

’s Ochtends instappen, autogordel vastgespen, en naar je werk rijden. Meestal voer je deze handelingen nagenoeg zonder nadenken uit. Moderne auto’s herinneren je er overigens per geluidssignaal aan dat je je gordel om moet doen. En dat is maar goed ook. Het dragen van autogordels beschermt tegen letsel bij ongelukken. Wanneer je geen gordel draagt, loop je de kans bij een botsing uit de auto te worden gelanceerd, hetgeen bijna altijd dodelijk is. Weliswaar zijn auto’s tegenwoordig uitgerust met airbags. Deze luchtkussens alleen bieden echter niet voldoende bescherming. In feite kan de kracht van een in werking getreden airbag serieuze tot mogelijkerwijs dodelijke verwondingen toebrengen wanneer je geen gordel draagt.

Al vijftig jaar verplicht

Het dragen van een autogordel is sinds het vijftig jaar geleden werd ingevoerd een automatisme voor velen geworden. Ik herinner me nog de botsproeven in de diverse autoprogramma’s uit die tijd, zoals ‘De Heilige Koe’ waarmee het belang van autogordels onder de aandacht werd gebracht. Een auto botste met verschillende snelheden op een betonnen muur. En dan zag je wat de gevolgen waren voor de dummy, de gele pop met zwarte stippen die als zogenaamde bestuurder zonder gordel in de auto zat. https://youtu.be/ep-95LMPXzA

Het duurde even voordat passagiers gewend waren aan het dragen van de gordel. Zelf betrap ik me er nog wel eens op dat als ik met iemand meerijd op de achterbank dat ik ‘vergeet’ me vast te gespen. Dat zit nog niet zo verankerd in mijn systeem.

Helmplicht

Begin 1975 was het dragen van een helm op motor en/of brommer al verplicht gesteld. Omdat ik nooit een brommer heb gehad, had ik daar weinig mee te maken. Als ik een stukje achter op de brommer bij een buurjongen meereed dan kon dat ‘onbestraft’ zonder, op de doodlopende weg waar we woonden.

Bij de zeldzame keren dat ik achter op de motor heb gezeten, vond ik de integraalhelm niet echt prettig, ik voelde me erg opgesloten en was blij als ik hem na een ritje weer af mocht zetten en vrij kon ademen.

Nu is de overheid onlangs opnieuw met een ‘Zet ‘m Op-campagne’ begonnen. Ditmaal voor fietsers. Voorlopig nog niet als een verplichting maar als een advies. Dit heeft vooral te maken met de toename van het aantal (zware) ongelukken waarbij fietsers gewond raken. Het gebruik van de snellere e-bikes en fatbikes in het verkeer zal daarbij zeker een rol spelen.

Niet sexy

Zelf draag ik nog niet standaard een helm. Bij de Hema moet ik soms de voorraad fietshelmen tellen en dan pas ik er weleens eentje voor de grap. Bij wielrenners ben ik wel gewend geraakt aan die helmen, en heeft het zeker iets sexy’s als Tadej Pogacars blonde haren door de gleuven heen pieken. Maar bij mezelf blijft het een gek gezicht. Nu weet ik wel, het gaat niet om de looks maar om mijn eigen veiligheid, om de bescherming van mijn hoofd. Daarnaast moet ik eerlijk toegeven dat ik genoeg hersenletselleed heb gezien om het belang ter voorkoming ervan in te zien. Dus bij een verplichting zal ik hem – eerst met de nodige tegenzin – gaan dragen. Voorlopig laat ik tijdens een fietstochtje mijn haren nog vrij in de wind wapperen.

Dauwtrappen

Vroeg uit het dons. De zon trekt een oranje gloed over de Hilversumse daken. In de keuken haal ik de aardbeien, kaasjes, zalm en rauwe ham uit de koelkast en doe ze in een rugzak, terwijl ik ondertussen mijn ontbijt nuttig. We gaan dauwtrappen vandaag.

Snelheidsbeperking

Een half uurtje later toeter ik voor de deur van mijn reisgenoot en rijden we richting de A1. Druk pratend heb ik gelukkig in de gaten dat het verkeer voor mij bijna stilstaat. Ik rem op tijd af en doe mijn alarmlichten aan. De navigatie spreekt over een ‘snelheidsbeperking’. Wat is er aan de hand, waar gaan al deze mensen zo vroeg naartoe?

‘Nu links aanhouden,’ is het advies, ‘volg de A1, richting Hengelo.’

Nadat we afslag 15 bij Ede zijn gepasseerd, lost de file weer op. De zon brandt door de autoruit op mijn armen. De andere dauwtrapper haalt zijn zonnebril te voorschijn. Het lijkt een stralende dag te worden… Een kudde motorrijders scheurt voorbij. Een duopassagier klemt zich vast aan de brede rug van een bestuurder. Het zwarte leer glanst in de zon.

‘Bereid u voor om rechts af te slaan naar de N304 richting Hoenderloo.’

De weg begint langzaam te glooien en de vele bomen verraden dat we al in het natuurgebied rijden. Het aantal wielrenners neemt toe, felle kleuren lycra of juist stemming zwart op het fietspad naast ons.

‘Na 400 meter links afslaan, u heeft uw bestemming bereikt.’

Groene schatkamer

De groene schatkamer van Nederland. We pakken de rugtas met lekkernijen en gaan op zoek naar onze digitale toegangsbewijzen, om aan te sluiten bij de rij wachtenden. Blijkbaar zijn we niet de enigen die kunst en natuur willen combineren.

We kiezen een witte fiets uit. Ze lijken allemaal klein, maar er is onderscheid. Controleren of de bandenspanning goed is en even een proefrondje. Ja, deze moet het worden. Op het fietspad kunnen we eindelijk zeggen dat we ‘dauw-trappen’. De bomen staan te pronken in hun prille groen. Een enkele boom blijft dor en zal weldra brandhout zijn. Af en toe een klontertje fietsers, die we vriendelijk groetend inhalen. Goed de rode paddenstoelen in de gaten houden om recht op ons doel af te gaan en niet in dit park te verdwalen.

‘Psst…’ De voorband van mijn reisgenoot loopt leeg. Er zit een scherpe houtsplinter in. De vriend trekt een zuur gezicht. Overleg wat te doen, verder lopen? Het is nog zo’n drie kilometer, schat ik in. Achterop is vanwege het vaste kinderzitje op de leenfiets geen optie. Ik stel voor dat hij hier wacht, ik ga met twee fietsen naar het museum en kom terug met een deugdelijke fiets.

Maar dat is nog niet gemakkelijk. Het stuur loopt in het midden naar beneden, dus ik hou een handgreep beet. Lastig balanceren zeker bij tegenliggers. Dan zie ik een stalling met een leger aan witte fietsen. Sneller dan verwacht wissel ik de fiets om.

‘Dat heb je snel gedaan,’ zegt de vriend die op een omgevallen boomstronk is gaan zitten.

Kröller-Muller

Bij het scannen van de toegang tot het Kröller-Müller museum vraagt de mevrouw in het blauwe mantelpakje met een bijpassend sjaaltje om mijn museumjaarkaart. Ik wil hem uit mijn portemonnee pakken, maar omdat het zo druk is, doe ik een stap achteruit om de mensen achter me voor te laten gaan. Opeens lig ik bijna op de grond, er zit een zwart koord om mijn kuiten en er valt een paaltje op de grond.

‘Meneer, u moet wel een limo maken als u daar onderdoor wilt,’ lachen de vrouwen die ik voorrang wilde bieden. Ik bloos en zoek vlug mijn kaart nadat ik de afzetting weer in orde heb gebracht. Op het toilet neem ik even mijn momentje om bij te komen van de heisa.

Beeldentuin

Gewapend met de rugzak betreden we de beroemde beeldentuin. Daar kan je eindeloos in dwalen. Wel goed dat we een plattegrond mee hebben genomen. We lopen langs de vele beeldhouwwerken en sculpturen van onder andere Rodin, Serra, Visser, Rietveld, Moore en Hepworth. Ik heb de neiging om steeds foto’s te maken. Maar dan is het einde zoek. Je kan het beter hier ter plekke consumeren en vragen wat het beeld met je doet. Welke details zie je bij een nadere bestudering? En mocht je dan nog geen afscheid kunnen nemen kan je alsnog een foto voor thuis maken.

Zo gaan we van een gele tunnel tussen de bomen naar een futuristische stacaravan, langs een enorme bowlingbal, naar een stalen tentenkamp, een hoge glimmende zuil en een amfitheater.

Picknick

In de buurt van een verhoogd, wit landschap met de zwarte randen strijken we neer voor onze picknick. Ik een beetje in de schaduw van een boom, want de zon heeft me inmiddels goed te pakken. Dit kunstwerk ‘Jardin d’émail’ van Jean Dubuffet vergt wel enige concentratie bij het betreden, want het is glad en niks is vlak. Een keer op je muil gaan is genoeg voor vandaag. Het is net geschilderd en doet bijna pijn aan je ogen.

We genieten van al het lekkers dat we hebben meegenomen: het stokbrood met de verschillende kaasjes en de al wat lauw geworden rosé. Voorbijgangers wensen ons met een jaloerse blik smakelijk eten! Ik ga lui achterover liggen in het gras dat onder mijn T-shirt kruipt. Heerlijk toch zo’n Hemelvaartsdag. Ik zou hier de rest van de dag wel kunnen blijven luieren, maar er is nog meer te ontdekken. Een beetje loom van de wijn vervolgen we onze tocht door de beeldentuin. https://krollermuller.nl/

Als de zon ter hoogte van de bomen is gezakt, zoeken we de witte fietsen weer op en rijden zonder pech naar de parkeerplaats.

Hengstenbal

Mijn vader is een paardenliefhebber in hart en nieren. Zijn hele leven heeft hij op de boerderij met paarden gewerkt. Met name met Belgische trekpaarden. Voor hem is het een uitdaging om een jong veulen bij zijn werkpaarden te krijgen en deze dan zelf ‘op te voeden’ tot een goed trekpaard. Om ze in te kunnen zetten op het land, om te ploegen, kunstmest te zaaien, hooi te schudden of gewoon om de wagen te trekken.

De Belgen hebben niet het eeuwige leven. Dus moet er om de zoveel jaar een nieuw paard worden aangeschaft. Vaak gaat mijn vader daarvoor naar de paardenmarkt in Zuidlaren, maar soms koopt hij ze via een advertentie uit ‘De Boerderij’ bij een particulier. Zo heeft hij een van zijn laatste paarden in Appelscha gekocht. Bij de koop van het paard – dat de naam Wendy heeft gekregen – heeft mijn vader bedongen dat ze twee keer zwanger moet worden gemaakt door de hengst van de vorige eigenaar.

Hengstig

Zodra de merrie in haar vruchtbare periode is en verschijnselen van hengstigheid vertoont, belt mijn vader dat hij met haar langskomt omdat ze dekrijp is. De tocht naar Appelscha is nogal een onderneming en hij vraagt mij mee te gaan. We gaan lopend en nemen voor het gemak een fiets mee. Mijn overbuurjongen die wel in is voor een verzetje wil ook graag mee. Vroeg in de ochtend vertrekken we. Mijn moeder drukt me een pukkel in de hand. Daarin zitten boterhammen voor ons drieën, belegd met gebakken eieren. Een thermoskan met koffie, aangelengd met melk en suiker en drie bekers.

Onze boerderij staat aan een van de ‘wieken’ die vanaf de Drentse Hoofdvaart naar het Fochteloërveld lopen. We wonen min of meer op de scheidslijn tussen Drenthe en Friesland. We hebben een lange wandeling voor de boeg. Het zal zo’n vijftien kilometer zijn, als het niet meer is. We gaan binnendoor. Via het laatste stukje Jonkerswijk, die aan de eindgrens van ons land ligt, nemen we de Menneweg – dat is al Friesland. We wandelen langs de vloeivelden van de voormalige aardappelmeelfabriek Scholten en het proefboorstation van de NAM. Het is een bijna rechte weg, af en toe passeren we een boerderij, verder zijn er eindeloze landerijen. Tenslotte kom je dan aan de noordzijde van de Vaart in Appelscha uit.

De boer woont nog een aantal bruggen verder. Met een sukkelgangetje lopen we aan de stille kant van de Vaart. Het is een bijzondere optocht: een hengstige merrie met drie mannen, waarvan afwisselend een op een fiets rijdt.

Blitzen

Onderweg is Wendy, die over het algemeen een erg lief paard is, enigszins onhandelbaar, dat komt door de hormonen. Ze knipoogt vaak met haar vulva, en ze houdt haar staart enigszins schuin omhoog. Dat is een goed teken, volgens mijn vader. ‘Blitzen’ noemt hij het ritmisch naar buiten bewegen van de clitoris. Iedere keer als Wendy een ander paard ziet, ergens in een wei, begint ze te hinniken dat het een lieve lust is. Zelfs als er geen ruin of hengst meer te bekennen is. Soms zakt ze een beetje door haar achterbenen, om wijdbeens te gaan plassen. De urine is troebel, ook een duidelijk teken dat ze goed hengstig is.

Uiteindelijk komen we aan op de plaats delict. Tegenover de woning is een weiland waarin de man zijn paarden weidt, waaronder de hengst die zijn jongeherendienst moet gaan vervullen. We laten Wendy los in de wei. Wat volgt is een prachtig ‘schouw’spel.

De hengst heeft haar inmiddels geroken en komt algauw een kijkje nemen. Wendy laat het even toe, maar rent dan luid hinnikend weg. Ze draaft als een dolle merrie door het grasland. De hengst zet de achtervolging in. Soms blijft Wendy staan en draait haar achterkant richting de hengst. Hij snuffelt wat en krult zijn lippen. Na wat flemen gaat ze er weer hard vandoor. Ze lijkt ontvankelijk voor de hengst. De lust is blijkbaar zo hoog dat ze hem al snel op haar rug toelaat. De hengst zet zijn tanden (hopelijk liefkozend) in de rode manen op haar nek, terwijl hij met zijn indrukwekkende penis, haar schacht binnendringt. Binnen vijf minuten is het liefdesspel voorbij.

Goede deal

Je zou denken oké, dan kunnen we Wendy weer meenemen en aan de lange terugreis beginnen. Maar mijn vader acht het beter dat Wendy een nachtje blijft slapen en spreekt af dat we haar morgen weer komen halen. Als de hengst haar nog een keer dekt is de kans op een bevruchting groter.

We lenen twee fietsen en nemen de toeristische route naar huis, die nu aanmerkelijk sneller gaat. In Ravenswoud trakteert mijn vader op een ijsje. ‘Die hebben we wel verdiend,’ zegt hij.

Zo wordt Wendy tweemaal bezwangerd en is mijn vader twee jaren achter elkaar de trotse eigenaar van een gezond veulen. Een goede deal, denk ik zo.

Hoge noten

Het Eurovisiesongfestival, elk jaar weer dolle pret. Dit jaar mag Zwitserland het circus organiseren en hopelijk gaat dat beter dan de afgelopen editie in Malmö, die voor ons land toch in een deceptie eindigde. Ik voel me nog steeds bestolen van een mooie, spannende avond met die in mijn ogen onterechte diskwalificatie van Joost. Niks ten nadele van de uiteindelijke winnaar.

Dit jaar zoeken de deelnemers het in de hoogte. Zijn ze geïnspireerd door de Zwitserse Alpen of denken ze wat de winnaar Nemo kon, kan ik ook? Let er maar eens op: of ze zingen erg hoog of ze beginnen hun act in de hoogte en dalen langzaam af naar het podium.

1988

Terug in de songfestivalhistorie. Zwitserland benadert in 1988 de twintigjarige Canadese zanger Céline Dion of ze mee wil doen aan de nationale voorronde. Dat mag, artiesten hoeven niet per se uit het land te komen waarvoor ze meedoen. Dit jaar doen er Oostenrijkers mee voor Duitsland en Finnen voor Zweden, en nota bene twee bandjes uit Nederland hebben een poging gedaan om San Marino te vertegenwoordigen. Dion twijfelt even wat zullen de Zwitsers ervan vinden maar die aarzeling verdwijnt al snel als ze met glans de voorronde win. Ze mag naar Dublin en daar is het een stuk spannender. Céline draagt een wit jasje met brede (jaren ‘80) schoudervullingen en een pluizig rokje. Niet moeders mooiste outfit. Maar haar zang is wel indrukwekkend. Ze zingt de powerballade ‘Ne partez pas sans moi’. Jij, die een ander leven zoekt. Jij, die naar het jaar 2000 vliegt, vertrek niet zonder mij. https://youtu.be/VXLWfXmlXPc

Gerard Joling

Ze staat hoog bij de bookmakers en onze Gerard Joling met ‘Shangri-la’ volgt haar op de voet. We weten allemaal hoe dat uiteindelijk is afgelopen. Joling die bekend staat om zijn hoge uithalen maakt indruk, maar hij vliegt in de festivalweek nog even terug naar Nederland voor een snabbel. Hij raakt verkouden en durft het niet aan om met de hoge noten af te sluiten. Hij kiest voor een paar octaven lager. Dat maakt toch minder indruk en dat kost hem een hoge notering. Joling eindigt uiteindelijk als negende. https://youtu.be/_ws4OUmB9wk

Bij de puntentelling is het ontzettend spannend, want Groot-Brittannië staat met 136 punten bovenaan als nog één land zijn stem mag uitbrengen. Zwitserland krijgt van Joegoslavië zes punten en eindigt daarmee op 137 punten. De Engelsen denken dat is geen probleem er zijn nog punten te vergeven, dat is kat in het bakkie voor Scott Fitzgerald. https://youtu.be/F09DJR9iiHY Wij kennen de zanger nog van zijn nummer-één notering, het duet met Yvonne Keeley ‘If I had words’. Maar het onvoorstelbare gebeurd, er volgen nog punten voor Nederland, Duitsland, Noorwegen, en dan als laatste voor… Frankrijk. De Engelsen wrijven zich in de ogen en alle camera’s rennen naar Céline Dion.

Waarzegger

Grappig detail is nog dat een waarzegger heeft voorspeld dat liedje nummer negen gaat winnen. De Israëlische zangeres Yardena Arazi is wekenlang de gelukkigste mens op aarde. Zij moet als negende zingen. Maar dan wordt bekend dat de inzending van Cyprus niet mee mag doen. Het liedje is namelijk al eens eerder uitgebracht en dat is in strijd met de regels. Door de diskwalificatie veranderd de startvolgorde en wie zingt nu als negende? Zwitserland!

In 1989 is het songfestival in Lausanne. Justine Pelmelay die het jaar ervoor nog in het achtergrondkoortje van Joling zong, vertegenwoordigt Nederland met ‘Blijf zoals je bent’. Opnieuw met een hoge uithaal aan het einde, en je verwacht het niet maar ook Pelmelay verslikt zich in de laatste hoge noot en moet dat bekopen met een vijftiende plaats. Dus deelnemers van dit jaar zijn gewaarschuwd voor de hoge noten!

Hoe het met Céline Dion verderging hoef ik niet te vertellen. Ze is inmiddels een wereldster. Alles wat ze aanraakt veranderd in goud. Ik verwacht haar ook nog wel komende week op het podium in Bazel.

Preppen

We vieren tachtig jaar bevrijding. Oorlog heb ik nooit gekend, niet aan den lijve tenminste. Maar ik sluit niet uit of dat het de rest van mijn leven zo zal blijven. De cirkel sluit, als je naar de geschiedenis kijkt van honderd jaar geleden en de huidige ontwikkelingen op geopolitiek gebied dan hou ik mijn hart vast.

Onlangs kwam de hoogste Nederlandse militair met de dagorder dat de krijgsmacht zich moet klaarstomen voor een mogelijke inzet. Mark Rutte, nu de NAVO-baas, deed begin dit jaar ook al een verontrustende oproep: de veiligheidssituatie ziet er niet goed uit. We weten niet wat er de komende vijf jaar op ons afkomt. Het is tijd om ons voor te bereiden op oorlog.

Noodpakket

Dat is best wel schokkend. Hoe kan je je voorbereiden op zoiets? Je zit dan al snel in de hoek van de preppers met het aanschaffen van een noodpakket met de belangrijkste voorwerpen om jezelf te redden in geval van een crisissituatie.

Je hebt bijvoorbeeld een zaklamp en contant geld nodig. En een radio op batterijen of een opwindbare radio. Als de stroom uitvalt en er geen internetverbinding mogelijk is, kan je nog wel luisteren naar een regionale radiozender. Ook eten en drinken dat lang goed blijft, hygiëneproducten zoals toiletpapier, zeep, tandpasta en tandenborstel. Een lijst met belangrijkste telefoonnummers, kopieën van je paspoort, ID-kaart of rijbewijs en je verzekeringspas. Warmhouddekens, EHBO-kit en een zakmes met gereedschap (multitool). Dit hoort allemaal in het pakket, zodat je je de eerste 72 uur kunt redden bij een ramp of noodsituatie (www.denkvooruit.nl). O ja, vergeet het fluitje niet om aandacht te kunnen trekken van de hulpdiensten!

Ik ben nog niet aan het preppen geslagen. Er zijn winkels waar je zo’n kant-en-klaar pakket voor veel geld kunt kopen. Terwijl je het natuurlijk ook zelf kunt samenstellen. Veel is er misschien al in huis. En ik denk ook voor de eerste 72 uur en daarna? Is dan de crisis opgelost, heeft de overheid dan de middelen om weer voor iedereen te zorgen?

De kelder van mijn ouders

Als ik naar vroeger kijk dan waren mijn ouders goed voorbereid. We hadden een enorme kelder, die onder het gehele voorhuis doorliep. Daar werden de honderden weckpotten bewaard met ingemaakte groenten en fruit. We hadden een enorme moestuin en diverse fruitbomen. Wortelen, kolen, knollen en rode bieten lagen tussen de voederbieten in de schuur. We konden leven van de melk van de koeien en de eieren van de kippen. Desnoods zouden we in het ergste geval nog de dierbare dieren kunnen slachten. En mijn moeder kon bakken, misschien niet het soort brood dat we van de bakker gewend waren maar toch. Er was meel. Ook hadden we thuis een transistorradio op batterijen. Behoorlijk zelfvoorzienend.

We konden zo zonder een centje pijn de strenge winter van 1979 overleven toen we een week lang ingesneeuwd zaten en totaal afgesloten waren van de buitenwereld.

Noodsituatie

Als ik nu naar mijn eigen situatie kijk – een stadsjongetje inmiddels – dan zijn veel dingen ergens in huis of kelder aanwezig. Ze liggen alleen niet geordend en overzichtelijk bij elkaar. Een waterfilter om water te zuiveren is er niet, maar een kooktoestelletje met campinggas moet zeker ergens in een doos zitten. En in de keukenkastjes staan blikken (toch nog een overgenomen gewoonte), die ik inmiddels wel moet checken of ze nog eetbaar zijn. Kaarsen liggen ook nog wel ergens.

Maar het staat niet standaard klaar zodat ik het blind mee kan nemen in een grote rugzak als ik het huis op de vlucht moet verlaten. Als je bij een noodsituatie gedwongen thuis moet blijven dan is er, hoop ik, tijd (en afleiding) om het bij elkaar te zoeken. Hopelijk heb ik het nooit nodig. Maar ik denk dat je in geval van een grootschalige stroomuitval (zie Spanje en Portugal vorige week) of cyberaanval wel snel door zult hebben hoe afhankelijk je bent van techniek en internet. En hoe het ontbreken ervan mijn leven op zijn kop zet.

Bevrijding vieren

Vandaag ga ik toch eerst uitbundig de bevrijding vieren op een van de festivals in het land. En stilstaan bij het belang van vrede, verbinding en saamhorigheid. Nu het nog kan, want ook die feesten staan onder druk. Organisaties maken zich zorgen over de oplopende kosten om deze gratis evenementen te kunnen organiseren.