Blog

Sneu geld

In de zomermaanden, zeker in de vakantieperiode, is het minder druk op de weg. Je kunt lekker doorrijden naar je werk. Maar soms kom je voor onverwachte verrassingen te staan. Net voordat ik de oprit van de A2 naar Utrecht wil oprijden merk ik dat er wat aan de hand is. Een fuik van rood-witte palen bepaalt mijn pad en die gaat niet de oprit op. Die is namelijk afgesloten voor onderhoud. Ik kan alleen rechtdoor naar Vinkeveen. Het is een provinciale weg, keren is onmogelijk of in ieder geval niet raadzaam in verband met de verkeersveiligheid. Noodgedwongen rij ik helemaal door naar Vinkeveen voordat ik terug kan rijden.

Geen waarschuwingsborden

Ik zit op het vinkentouw, want ik ga niet op tijd op mijn werk komen. Normaal moet je melden dat je om wat voor reden dan ook te laat bent. In mijn hoofd maalt het. Waarom stonden er niet eerder waarschuwingsborden dat de weg was afgesloten toen ik die N201 opreed, want dan had ik kunnen anticiperen. En het gaat om een langere periode las ik op een geel bord.

Eindelijk kan ik keren. Welke route kan ik nu het beste volgen om zo snel mogelijk in Utrecht te zijn? Binnendoor via Breukelen? Maar dat is met al die stoplichten niet de snelste optie. Dan maar terug naar Hilversum en via de A27 en de N230, rondweg Maarsen. Ik geef flink gas.

Bellen

Weet ik het nummer van Randstad uit mijn hoofd? Nee, de mobiel zit in mijn tas. Niet handig om nu te gaan zoeken. Doorrijden en proberen zo snel mogelijk bij het distributiecentrum te komen. Om vijf over zeven gaat de telefoon. Of er iets aan de hand is? Ik leg uit dat ik onderweg ben maar dat de oprit van de A2 was afgesloten en ik via een grote omweg naar ze toe kom.

‘Doe rustig aan en rij voorzichtig, dan zie ik je zo.’

Ja, denk ik dat eerste kwartier van mijn dagloon ben ik toch al kwijt. Ik rij op de Zuilense Ring en volg de borden industrieterrein Lage Weide en moet opletten dat ik niet verkeerd rij. Om zestien minuten over zeven klok ik in, nog een kwartier salaris ingeleverd…

Nog een wegafsluiting

Op de terugweg zie ik op mijn alternatieve route via de N230 ook gele borden staan die een wegafsluiting aangeven. Vanaf volgende week ligt ook deze mogelijkheid om op mijn werk te komen er voor meer dan een maand uit wegens groot onderhoud aan de weg. Krijg nou wat. Handige planning bij Rijkswaterstaat!

Het is vanaf nu elke werkdag uitzoeken welke route ik kan rijden en hoelang ik onderweg ben. Ik wil niet weer te laat komen.

Verkeersboete

Veertien dagen later kom ik via de toeristische route Breukelen en Oud-Loosdrecht thuis. In de brievenbus ligt een brief van Centraal Justitieel Incassobureau met die paarse steunkleur over de pagina. Een verkeersovertreding. Te hard gereden: 81 euro boete. Ik kijk naar de locatie, het is op de Atoomweg in Utrecht, het laatste stukje weg op het industrieterrein voordat ik bij de Hema ben. Ik heb daar in de middenberm inderdaad sinds kort een bouwtoezichtcamera van de politie zien staan, maar niet verwacht dat het ook een flitspaal zou zijn.

Dure les

Een bang vermoeden bekruipt me. Ik rij daar iedere keer langs, niet met een enorme snelheid maar wel harder dan de toegestane vijftig kilometer per uur. En op die ochtend iets sneller omdat ik vanwege de wegomlegging te laat was. Maar ik vrees dat ik nog drie bekeuringen zal krijgen, omdat ik niet wist dat ik daar iedere keer geflitst werd. Een erg dure les. Gewoon een week voor niks gewerkt, want inderdaad na elke werkdag ligt er keurig een volgende bekeuring op de mat. De bedragen schommelen tussen de 70 en 81 euro. Ik baal er enorm van, waarschuw alle collega’s die ook via die route rijden.

Ik overweeg om bezwaar aan te tekenen maar weet het antwoord al: je mag daar niet harder rijden. Het is me totaal onduidelijk waarom die flitspaal daar op een redelijk rustig industrieterrein staat, maar het is zeker een flinke melkkoe voor de gemeente Utrecht. Ik heb mijn deel betaald. Vanaf nu zal ik niet harder dan vijftig rijden als ik de camera passeer, hoe irritant andere auto’s achter mij dat ook vinden.

Met Max naar het strand

Stel je een mooie zomerdag voor in 1898 op het strand van Scheveningen. Aan de Noordzeekust zijn vissersdorpen veranderd in mondaine badplaatsen. Door de toegenomen welvaart, verbeterde reismogelijkheden, vooral door het snelgroeiende spoorwegnet, is het vrijetijdsgedrag van de bourgeoisie veranderd.

De lokale bevolking leefde tot nu toe van de opbrengsten van de zee, maar aan het einde van de negentiende eeuw wordt in de zomermaanden het strand steeds meer gedomineerd door (welgestelde) vakantiegangers. Het besef dat een verblijf aan zee een helende werking kan hebben, doet ook een flinke duit in het zakje. Er worden promenades, wandelpieren en kuurhotels gebouwd. De aanblik van de stranden veranderd. Het toerisme in de kuststreken neemt toe.

Duitse schilder Max Liebermann

Vandaag gaan we met Max Liebermann naar het strand. De Duitse schilder is verliefd geworden op de weidse Nederlandse landschappen, duinen, strand en zee. In de zomermaanden verlaat hij Berlijn en logeert aan de kust. Hij voelt zich meer aangetrokken door het koelere, ruigere strand aan de Noordzee dan de mediterrane zonovergoten streken.

Al vroeg is Max naar het strand gewandeld. Het duinpad gaat steil omhoog. Hij houdt van wandelen, niet om ergens te komen maar om goed om zich heen te kunnen kijken. Zo nu en dan blijft hij staan om zijn schetsboek tevoorschijn te halen en te tekenen wat hij ziet. Zijn kalende hoofd heeft hij bedekt met een gleufhoed en hij is altijd keurig gekleed in een driedelig pak met pochet. Misschien is het te warm voor vandaag, maar alla.

Schelpenvisser

Uiteindelijk zoekt hij een goed plekje uit en neemt plaats in een rieten strandstoel die hem beschermt tegen zon en wind. Met zijn priemende bruine ogen tuurt hij over het strand. Een schelpenvisser schept met een net door de branding en sleept de vangst naar zich toe. Max legt het schetsboek op zijn schoot en begint met snelle halen de contouren van de visser op papier te zetten.

Paarden trekken een badkoets, een houten kleedhokje op vier wielen, de zee in. De koets dient om het zwemplezier privé te houden – met andere woorden om de badgasten een van alle kanten bekeken wandeling naar dieper water te besparen. Zwempartijen vinden keurig naar geslacht gescheiden plaats op aparte delen aan het strand, volgens zedige kledingvoorschriften.

De badende jongens in de verte vormen een uitzondering. De dorpsjeugd speelt ongekleed in de zee. Ze joelen van plezier en proberen over de aanrollende golven te springen. Hun schouders zijn roodverbrand.

Een meisje in een wit rokje

Max gaat helemaal op in zijn schetsen en merkt niet dat een bal naar zijn voeten rolt. Een meisje in een wit rokje met een schattig mutsje op vraagt vriendelijk of ze de bal terug mag. Max friemelt onthutst aan zijn zwarte borstelige snor en knikt. Vrolijk huppelt het meisje terug naar haar broertje die een zandkasteel aan het bouwen is.

Mensen lopen langs en kijken naar zijn schetsen. Niet iedereen vindt wat hij tekent mooi. Maar Liebermann houdt er niet van om de modellen die hij portretteert te idealiseren, hij schildert de mensen zoals ze zijn en zoals hij ze ziet. Zijn werk is ‘impressionistisch’. Hij hanteert een vlotte en schetsmatige werkwijze, lichte, heldere kleuren en schildert onderwerpen die hij in het dagelijkse leven tegenkomt. Geen afbeeldingen van godsdienstige taferelen of gecomponeerde stillevens meer.

Tennisspel

Gefascineerd kijkt Max naar een tennisspel in het zand: een gemengd dubbel. Een sport overgewaaid uit Engeland. De vrouwen dragen enkellange jurken, hooggesloten bovenkleding en sierlijke zomerhoeden. De heren zijn nonchalanter gekleed, maar evengoed volgens de hedendaagse mode. De ene speler is helemaal in het wit met nette loafers. Zijn maat draagt een grijze pofbroek, wit overhemd en grijze pet. De toeschouwers zitten in een strandstoel of staan langs de lijn. Sommigen met hun handen nonchalant in hun zak.

Een jager in de duinen

Max legt het snel vast in zijn schetsboek, hij gunt zichzelf geen tijd om te roken. Plotseling klinkt er een schot. Een jager struint met zijn hond door de duinen op zoek naar konijnen. Ook de ruiters op het strand kijken verschrikt op. Paardrijden is tegenwoordig populair bij de gegoede burgerij. Het rode paard met een gekortwiekte staart glanst in het zonlicht; door het witte haren aan de benen lijkt het of het beest sokken draagt. De ruiter zit fier in het zadel en draagt een zwart pak met bolhoed. Twee amazones volgen. Ook dit tafereel legt de schilder nauwkeurig met zijn potlood vast.

Aan het einde van de dag klapt Max tevreden zijn schetsboek dicht. De zee fonkelt nog na in de avondzon. Het zouden weleens mooie schilderij kunnen worden. Thuis gaat hij zijn studies verder uitwerken.

  1. Deze impressie is geïnspireerd op een bezoek aan Museum Singer in Laren waar een overzicht van het werk van Max Liebermann (1847-1935) te zien was.

Zweetwerk

Met deze hoge zomertemperaturen begin je al snel te zweten. De een iets meer dan de ander. Bij mij gaat het bij de geringste inspanning al stromen. Dat is niet fijn, maar voorkomen kun je het niet. De huisarts zegt: ‘Wees blij dat je transpireert, want als je de warmte van je lichaam niet kwijt kunt, ben je nog verder van huis.’

Zweetdruppels

Naast het ongemak vind ik het ook geen fraai gezicht. Zweetdruppels die van je neus lekken, een plaksnor, vlekken die zich op je kleding aftekenen. Je bent bang voor een zweetgeur. Het liefst zou je niemand onder ogen willen komen, maar dat idee doet de natte oksels en bilspleet alleen maar toenemen. Je ontkomt er niet aan en je zult toch naar je werk moeten.

Op het distributiecentrum neem ik mijn voorzorgmaatregelen. Het zweetprotocol bestaat uit luchtige, vochtregulerende kleding. Een korte broek hoort daar niet bij, want dat kan ik mijn collega’s niet aandoen – al is het in die omgeving niet ongebruikelijk. Daarnaast neem ik twee theedoeken mee om het zweet te kunnen wissen, zodat het niet drupt op de artikelen die ik onder handen heb. Er hangt standaard eentje aan mijn broeksriem en een ander in de lockerroom over een waterdolly te drogen. Bij een hittegolf gaat er nog een derde doek mee.

Collega’s zijn eraan gewend, eerst dachten ze dat ik de afwas ging doen. Ik voel me er comfortabel bij, op deze manier kan ik iets aan het vocht doen, maar als je je steeds om de tien minuten moet deppen word je daar ook wel een beetje gallisch van. Je wilt niet continu bezig zijn met de nattigheid op je lijf.

Grote schoonmaak

Een paar weken terug – er zijn weinig orders – heeft men bedacht dat het tijd is voor een grote schoonmaak van de werkvloer. Samen met drie andere jongens moet ik in de S-afdeling schoonmaken. Het gaat om het vuil onder de blauwe bakken in de paletstellingen. Dat betekent: de onderste bakken verwijderen, het rooster waarop de bakken rusten eruit tillen en met een veger de stofdotten, papier en plastic verwijderen. Maar ook artikelen en kleerhangers die daar in de afgelopen maanden terecht zijn gekomen. Geen leuke klus…

Door de zwaarte van de bakken zitten de roosters erg vast. Je moet je vuist gebruiken om ze los te beuken. Nadat je de vloer hebt schoongemaakt is het ook niet gemakkelijk om de constructie terug te plaatsen. Alles moet gebukt of met je knieën op de vloer gebeuren.

Elke stelling heeft zes bakken, na een paar stellingen ben ik kletsnat. Niet alleen mijn haar, mijn T-shirt, maar ook mijn jeans ter hoogte van mijn kruis, alsof ik in mijn broek heb geplast. Mijn theedoek heeft geen droge draad meer, en het duurt zeker nog een half uur voordat die in de pauze verwisseld kan worden. Dit is gekkenwerk, dit ga ik vandaag niet overleven. Ik ben bang dat ik door oververhitting ter aarde zal storten.

Ik besluit assertief te zijn en voor mezelf op te komen. De teamleidster ziet me doornat aankomen en vraagt bezorgd: ‘Ga het wel, Jan?’

‘Om eerlijk te zijn niet, ik loop leeg.’

‘Ik zie het.’

‘Vat het niet op als werkweigering, maar is het een idee dat ik gewoon corvee ga doen, dat is voor mij ook zweten, maar dat overleef ik, en is het niet handig om een van de jongere collega’s dit zwaar fysieke werk te laten doen?’

Het verzoek wordt gelukkig gehonoreerd. Tien minuten lang sta ik in de toiletruimte voor de blower om mijn kleding te drogen en er weer enigszins toonbaar uit te zien.

Preventie

Natuurlijk ben ik niet de enige die loopt te zweten. Vaak hangt in de lockerroom een deo-lucht, en zie je iemand onder zijn oksels spuiten, of over de kleding als we het werk weer hervatten. Sommigen gebruiken er zelfs een parfummetje voor.

Een collega, laten we hem Ricardo noemen, is een ‘verzorgd type’ en doet ochtends iets te overdadig een odeurtje op. Eerlijk gezegd ruikt hij ‘heerlijk’, maar het is iets te veel. Ik kan hem al ruiken als hij nog in de andere rij aan het werk is. Als hij passeert kan ik een flinke teug innemen en allang nadat hij de hoek om is met zijn kar, zit zijn aroma nog een tijdje in mijn neus. Omdat hij er appetijtelijk uitziet, vind ik het prima. Het heeft zelfs iets erotiserend als iemand zo’n reukspoor nalaat. Zoet en sensueel, een soort Axe-effect.

Maar er zijn ook parfums die niet zo lekker ruiken, dan wil je niet graag dat zo iemand om je heen cirkelt. Dan is het onaangenaam, maar geuren zijn persoonlijk. Je moet het maar zweetpositief benaderen, dus je accepteert het van elkaar. Het minste wat je kunt doen is nare geurtjes proberen voorkomen en voorzorgsmaatregelen nemen. Maar met deze warme dagen is dat echt een uitdaging.

Vlek op vlek

Bij de koop van mijn flat krijg ik de vloerbedekking er gratis bij. Niet dat dit nu het unieke sellingpoint voor mij is. Nee, het is eerder een last. Want het versleten, wijnrode tapijt zit ook nog eens vol met hondenharen, waarvan allergische mensen, die het nieuwe huis komen bekijken, meteen een heftige niesbui krijgen.

Mijn vader is er meer dan een dag bezig het tapijt – natuurlijk flink vastgelijmd – te verwijderen en in handelbare stukken te versnijden. Daarnaast komt aan de onderkant bij de plinten die pas crèmekleurig zijn geschilderd, het meest lelijke randje groen te voorschijn dat je kan bedenken.

Sisalvloer

Ik kies voor een sisal vloerbedekking; ooit bij iemand gezien en dat heeft indruk gemaakt. Parket nemen mag niet vanwege geluidsoverlast, Nadat het sisal gelegd is, blijft dat irritante groene randje op sommige plaatsen zichtbaar maar er is geen tijd om de plinten opnieuw te schilderen, want de verhuizing staat voor de deur.

Het ligt er nu zesentwintig jaar en ik heb geen spijt van mijn keuze, maar of het echt handig is als vloerbedekking? Want als je vaak op blote voeten loopt, zoals ik, kweek je door de harde ribbels eelt op je voetzolen en ben je gedwongen om iets van slippers – geen pantoffels! – te dragen.

Katten

Naast mezelf als vaste bewoner hebben er drie katten gebruikgemaakt van het sisaltapijt. Ik ben eerst bang dat ze het als een grote krabpaal zullen gaan gebruiken, maar dat valt reuze mee. Wel eet Slimmie als het gaat regenen, kattengras of ander kamergroen en spuugt het vervolgens spontaan over het tapijt. Ik probeer haar aan te leren daarvoor het zeil in de keuken te gebruiken, maar dat doet ze natuurlijk niet. Slijm. kattengras en eventueel meegekomen Shebaresten haal ik zo snel mogelijk weg, maar het kotsplekje blijft toch duidelijk zichtbaar. Naarmate ze steeds ouder wordt laat ze wel meer dingen lopen en verandert het sisaltapijt in een vlekkenveld.

Op een van haar visites denkt mijn moeder de vlekken wel even weg te poetsen, ze gebruikt daar schoonmaakazijn voor. Het resultaat is dat het sisal licht verkleurd en dat de plekjes eigenlijk nog meer opvallen.

Niet alleen de katten hebben het gedaan

De volgende katten hebben op dezelfde manier hun bijdrage geleverd aan het decoreren van de vloer. Nou, wil ik niet alleen mijn huisdieren de schuld geven, want de grote tweevoeter in huis heeft ook zo zijn ongelukjes: soepkom die te heet is en uit de handen valt, wijn of eten morsen, een plant beschermen tegen de zon en uit de vensterbank halen, geen schaaltje eronder doen, watergeven en dan ontdekken dat er een niet meer te verhelpen watervlek is ontstaan op de vloer. Tja, je kan zien dat hier geleefd wordt en dat heeft ook wel weer z’n charme, denk ik dan.

Bruisbad voor vermoeide voeten

Afgelopen week kom ik op vrijdagavond moe thuis van een dag in de tropische hitte werken in het distributiecentrum. Een airco hebben ze daar niet echt. Ja, in de kantine en op het kantoor, maar op de werkvloer zijn grote blowers die lucht van buiten aanzuigen, dat verkoelen en naar binnen blazen, maar als de wind verkeerd staat heeft de frisse lucht het aroma van de veevoederfabriek uit de buurt aangenomen. En ik kan zeggen dat is geen prettige geur.

Nou, zo’n dag dus. Mijn voeten zijn gezwollen en pijnlijk. Uit ervaring weet ik dat je daar een tijdje last van blijft houden. Een collega geeft de tip een voetbad te nemen. ‘Je zult zien dat het verlichtend werkt.’

Dus ik warm mijn magnetronmaaltijd op en pak een plastic opbergbox, doe er water in met een redelijke temperatuur, gooi zo’n Kneipp bruisbal erbij en nestel me in de huiskamer voor de televisie.

En ik moet zeggen het is een verkwikkende sensatie. Er ontstaat een chemische reactie, de bal bruist wild en kleurt het water rood. Het is een weldaad voor mijn voeten. Als een klein kind trappel ik in het bruisende water.

Lekkage

Als ik klaar ben met eten en het bakje naast me op de grond zet, zie ik dat de sisalvloer nat is, een enorme kring om mij heen heeft gevormd die roze kleurt. Oeps, de plastic bak heeft een scheurtje en terwijl ik genoot van het verkwikkende voetbad, liep het langzaam leeg. Vlug actie ondernemen, bak leeggooien en vloer deppen met handdoeken, die ook snel een roodbruine kleur aannemen. Ik weet dit zal voor altijd een enorme vlek blijven, prominent aanwezig in de huiskamer. Geen kat had meer schade kunnen aanbrengen.

Ik laat het drogen en de volgende ochtend geurt de huiskamer naar calendula en rozemarijn, dat dan weer wel. Nu heb ik de schade opgemeten en ik zal op zoek moeten naar een vloerkleed van 150 bij 150 om de schandvlek te bedekken. Of ik kan er een Rorschachtest op loslaten om te achterhalen wat deze vlek mij probeert te vertellen…

The garden

Op mijn knieën lig ik op het wollen tapijt. Voor me de doos met daarin de zojuist gekochte VHS-recorder. Ik ben aan een nieuw avontuur begonnen, de opleiding Nieuwe Media in Maastricht. Intensief bestudeer ik de handleiding hoe ik het apparaat op mijn televisie moet aansluiten. Daar ben ik wel even mee bezig, maar uiteindelijk kan ik de proef op de som nemen of alles goed werkt.

In de Mikro-gids zoek ik wat er vanavond op de buis is. Wat is de moeite van het opnemen waard? Pas bij de ZDF stuit ik op iets interessants: The Garden, een film van Derek Jarman. https://youtu.be/0Isqs99trtk

Het is mijn eerste kennismaking met deze veelzijdige Engelse kunstenaar (1942-1994). Als filmmaker, schilder, schrijver, tuinier en queer-activist brengt hij een ongeëvenaard creatieve energie in elk aspect van zijn werk.

Experimentele film

The Garden (1990) is een zijn meest persoonlijke en experimentele films. Het is een krachtige, visueel poëtische meditatie op thema’s als religie, seksualiteit, onderdrukking en verlies, geïnspireerd door zijn leven in Prospect Cottage, gelegen in het kale, winderige landschap van Dungeness aan de Engelse kust. De film is zowel een reflectie op zijn eigen ervaringen als een kritiek op de maatschappij, met name de houding van de samenleving tegenover homoseksualiteit en de aids-crisis.

The Garden heeft geen traditionele verhaallijn, maar bestaat uit een reeks losse, droomachtige scènes. Deze beelden worden verbonden door een associatieve logica in plaats van een conventionele narratieve structuur. De film combineert surrealistische beelden met fragmenten van Bijbelse verhalen, met name het lijden van Christus, die Jarman herschept in de context van de hedendaagse wereld. Een van de meest aangrijpende scènes is een moderne weergave van Christus’ kruisiging, uitgevoerd door een homoseksueel paar. Dit symboliseert zowel het lijden van de LGBTQ+-gemeenschap als het oordeel en de marginalisatie die zij vaak ervaren.

Visuele collage

De visuele stijl van The Garden is kenmerkend voor Jarman. Hij maakt gebruik van super 8-film, verzadigde kleuren en rauwe texturen, waardoor de film een schilderachtige kwaliteit krijgt. De film voelt als een visuele collage, waarbij Jarman zijn achtergrond als schilder gebruikt om beelden te creëren die geladen zijn met symboliek. Zijn grote muze, een nog jonge Tilda Swinton, is in de film te zien.

Dungeness

Net als in zijn andere werk speelt de natuur een belangrijke rol in The Garden. De setting van Dungeness, met zijn kale, desolate schoonheid, wordt een metafoor voor isolatie, maar ook voor veerkracht en creativiteit.

Jarmans tuin in Dungeness is de spirituele kern van de film. De naam The Garden verwijst niet alleen naar de fysieke tuin die hij daar aanlegde, maar ook naar de Hof van Eden en de verloren onschuld. De film is doordrenkt met een gevoel van nostalgie en een verlangen naar een harmonieuze wereld waarin vrijheid en liefde centraal staan.

In een tijd van politieke en sociale onrust – zie de parallel met nu – trekt Jarman begin jaren ’90 fel van leer tegen vooroordelen, de censuur (Section 28), het gebrek aan onderzoek en fondsen ter bestrijding van aids.

Moderne Natuur

Onlangs heb ik ‘Moderne Natuur’ gelezen. Jarmans dagboek over de jaren 1989-1990 waarin hij veel over de inrichting van zijn kiezeltuin schrijft en het in stand houden ervan – geteisterd door droogte, harde wind en het zoute zeewater. Ook vertelt hij over het productieproces van The Garden. De karige financiering en hoe hij van vrienden afhankelijk is om de film te kunnen maken.

De VHS-tape van The Garden heb ik nog steeds en in een nostalgische bui bekijk ik de eerste film die ik heb opgenomen nog wel eens. Maar het is gemakkelijker om hem via YouTube te bekijken. Zie: https://youtu.be/e9gS6_gZiSo

Waterrat?

Ben ik een waterrat? Neen, er zijn mensen die beter aan die omschrijving voldoen. Spreekwoordelijk is een waterrat iemand die goed, vaak en uitstekend kan zwemmen en duiken. Dat ben ik niet, ik blijf het liefst met mijn hoofd boven water. Nooit zal ik een poging wagen om vanaf de hoge duikplan een sprong te maken. Maar ik probeer wel meerdere malen per week mijn rondjes te zwemmen om zo mijn conditie op peil te houden.

Televisieopname

Als ik vandaag naar het zwembad ga, tref ik een televisieploeg aan die een oudere, trouwe zwemster interviewt. Ik heb wel een vermoeden waar het item overgaat. Hoewel ik eigenlijk behoor tot de doelgroep, of moet ik risicogroep zeggen, heb ik geen zin om een quote te geven. Dus ik ontwijk de blonde verslaggever en kies de binnenbanen zodat hij mij moeilijk vanaf de kant kan aanspreken.

Vanochtend las ik namelijk een bericht over mensen die verdrinken, vaak tijdens het zwemmen in open water. Daaronder zitten veel slachtoffers met een migratieachtergrond. Maar ook opvallend veel 60-plussers. Het is gissen naar een verklaring. Mogelijk komt het omdat mensen die voor 1964 zijn geboren geen zwemles hebben gehad en niet beschikken over een zwemdiploma. Op latere leeftijd kunnen ze de gevaren moeilijk inschatten en denken: ik duik het water in, wat kan mij gebeuren?

Geen zwemdiploma

Ook ik heb geen zwemdiploma, eigenlijk heb ik nooit echt zwemmen geleerd. Toch ben ik opgegroeid in een waterrijke omgeving, dus je zou je kunnen voorstellen dat mijn ouders het belangrijk vonden dat ik me in het water goed zou kunnen redden. Vertrouwden ze erop dat ik hun waarschuwing niet te dicht in de buurt van het water te komen, plichtsgetrouw zou opvolgen? Of dachten ze: iedereen, mens en dier, heeft een instinctieve neiging om spartelende bewegingen te maken en zo te overleven in het water?

Mijn vader sprong op een warme zomerdag wel eens vlak voor of na het melken in de wijk naast het weiland. Hij hield daarbij zijn klompen en overall aan. De koeien stonden meewarig naar hun boer te kijken… Maar om mij de zwemkunst te leren was blijkbaar geen noodzaak.

Ook op de lagere school hadden we geen schoolzwemmen. Alleen als het een lange periode heel warm weer was, gingen we op de fiets onder schooltijd naar het openluchtzwembad in Smilde. Maar degenen zonder zwemdiploma moesten in het ondiepe bad blijven en daar werd verder geen aandacht aan besteed.

‘Op zijn hondjes’

In datzelfde zwembad heb ik mezelf dan maar ‘op zijn hondjes’ zwemmen geleerd. Eerst met de handen over de bodem kruipen, totdat er geen vaste grond meer voelbaar was en dan wild met mijn handen om me heen slaan en ontdekken dat ik boven water bleef. En zo ‘zwom’ ik ook in de zandafgraving vlak bij onze boerderij. Altijd zorgde ik ervoor dat ik dicht in de buurt bleef van de paaltjes die aangaven dat je daar kon staan.

Tegenwoordig beweeg ik me nog steeds door het zwembad met een ‘gemankeerde schoolslag’, voornamelijk op mijn armbeweging. Beducht op de mogelijkheid van kramp zwem ik liever aan de buitenkant van het bad zodat ik in geval van nood snel de rand kan bereiken.

Niet bepaald de zwemkwaliteit van een waterrat! Op deze manier wil je niet op de nationale televisie gezien worden, dus vooral geen oogcontact maken met de verslaggever of interesse tonen, want dan ben je mogelijk de pineut. ‘Mag ik u iets vragen?’

Zo kan ik ongestoord mijn kilometer zwemmen. ’s Avonds zie ik in een item van EenVandaag het resultaat. Alleen degene die het weet kan me op de achtergrond zien zwemmen, vanaf de rug gezien.  Tv-uitzending 25 juli 2024 – EenVandaag (avrotros.nl)

Reserveklant

Het elektronisch distributiecentrum (edc) Hema kent een vaste werkwijze. Op donderdagmiddag krijg je als flexwerker via de Randstadapp je werkschema voor de komende week. Voor mij betekent het dat ik op woensdag en vrijdag werk en de laatste twee jaar steevast ben ingedeeld op ‘administratie AG (Aankomst Goederen)’.

Het is een mooie term voor het tellen van de voorraad in de blauwe bakken en op de pallets. Een functie die niet populair is, maar voor mij wel aantrekkelijk want het betekent dat je altijd aanwezig moet zijn (net als alle vaste Hema-medewerkers) van zeven tot half vijf. Je mag niet later beginnen of eerder naar huis, zoals dat bij uitzendkrachten wel gebeurt als het minder druk is – zoals nu in de zomermaanden, waardoor je nooit weet hoeveel uur je werkt die week en hoeveel je op je bankrekening krijgt gestort.

Tellen

Daarnaast telt voor deze functie geen target, als je je werk maar zorgvuldig doet en een normaal tempo aanhoudt. Iedere ochtend begin ik met het controleren of een locatie die officieel leeg moet zijn, ook echt leeg is. Zo niet dan noteer ik het artikelnummer en het aantal. Als alles gecheckt is, overleg ik met de chef logistiek (die boven op het kantoor zit) waar ik de niet-gepickte goederen naartoe moet brengen. Artikelen hebben vaak meerdere locaties om opstoppingen van orderpickers te voorkomen. Soms is iets op een verkeerde locatie ingeboekt door de invakker, soms vind ik verloren gewaande goederen op deze manier terug.

Op sommige dagen doe ik de outlet: spullen die al lange tijd op voorraad liggen, de zogenaamde ‘winkeldochters’, en niet goed via de website verkocht worden, verzamel ik en verdeel ik over een aantal Hema-filialen in Nederland die deze artikelen dan voor een goedkopere prijs mogen aanbieden. Het gaat om seizoengebonden goederen, denk aan winter- 0f zomerkleding, kerst- of schoolartikelen. Of spullen waarvan je op voorhand al denkt: wie wil zo’n foeilelijk ding kopen of dragen? Daarnaast check ik om de paar maanden de beperkt houdbare artikelen op hun tenminste houdbaarheidsdatum.

Flexwerkers

Op het edc is niet voor elke werkdag een gelijk aantal werknemers nodig. Als er een actie met koffie, ondergoed of handdoeken is, dan is het superdruk en werken we op volle sterkte, soms loopt de verkoop langzaam en zijn er naast de vaste krachten minder flexwerkers nodig. Steeds wordt een dag van tevoren de planning bekeken hoeveel personeel er nodig is aan de hand van de binnengekomen orders. Daarnaast moet je rekening houden dat mensen zich ziekmelden.

In dat geval moet Randstad zorgen dat er op de dag zelf nog een vervanger beschikbaar is. Dit zijn de zogenaamde ‘reserveklanten’, een lelijk woord, immers we zijn werknemers geen klanten. Het kan dus gebeuren dat je werkschema wordt aangepast, waarvan je via de app op de hoogte wordt gebracht. Iedere dag zijn enkele mensen ingedeeld als reserveklant, die in principe thuis kunnen blijven. Je moet telefonisch bereikbaar zijn tot een uur na het begin van de werkdag. Bellen ze niet dan ben je vrij, maar krijg je ook geen loon voor die dag.

Naar mijn werk

Vorige week ging om kwart over vijf de wekker. Met moeite hees ik me uit bed. Het was de avond ervoor laat geworden, dus een ultrakort nachtje. Boterhammen smeren, douchen, werkkleding aan en naar Utrecht rijden. Je moet altijd ruimschoot voor de start van de werkdag aanwezig zijn, dus om kwart voor zeven stap ik uit de auto en klim ik moeizaam naar boven waar bij het kantoor van Randstad de presentielijst hangt. Ik ben nog niet echt helder en dat geldt ook voor mijn ogen. Ik kan mijn naam niet op de lijst vinden. Op zoek naar mijn leesbril. Mijn naam staat in een blauwe balk: reserveklant. Oeps, kijken op de werklijst, die ernaast hangt. Een andere naam staat achter de functie ‘tellen’. Ik open de app en zie het woord ‘reserveklant’ boven mijn naam. Shit. Niet aan deze mogelijkheid gedacht.

Voor niks vroeg opgestaan. Ik loop weer naar buiten kom daar zelfs mijn chef tegen, groet hem vriendelijk. Wat ga ik doen? Wachten in de auto of ik toch nog gebeld ga worden. Of rij ik terug naar huis. Ik start de auto. Nee, mocht ik nodig zijn dan meld ik me zwak, ziek en misselijk, want slecht geslapen. Thuis hou ik angstvallig de klok in de gaten. Als het even na achten is zucht ik opgelucht. Ik ben niet nodig – klopt want ik heb een uurtje geleden de ‘teller’ al zien binnenkomen. Het gaat vandaag mooi weer worden. Misschien een strandwandeling maken?

Het zal niet meer gebeuren

Een week later vraagt mijn chef: ‘Wat was dat nou vorige vrijdag?’

‘Ja, ik stond reserve zonder dat ik het door had.’

Hij zegt: ‘Ja, hoe verzinnen ze het. Je werkt twee dagen en dan zetten ze je nog een dag niet in. Ik heb bij Randstad gezegd dat ze dat nooit meer moeten doen. Dus het zal niet meer gebeuren.’

Ik bedank hem – ik weet dat hij graag met me werkt – pak de uitgeprinte lijst met lege locaties en daal de trap af naar de werkvloer. Mijn werkdag is begonnen…

Tot rust komen

Zeg je zomer, dan zeg je in mijn geval zeker Tour de France kijken. De interesse voor dit grote wielerevenement zat er al vroeg in. Als tiener op de boerderij schilderde ik de baander- en staldeuren terwijl de transistorradio aanstond op ‘Radio Tour de France’. Met de soms aangedikte beschrijvingen van het koersverloop door een overenthousiaste Theo Koomen.

Wat is er zo bijzonder aan de Tour? Sommigen zeggen: vergooi je niet uren met kijken naar niks? Waarom staren naar honderdtachtig mannen die fietsen in gekleurd lycra?

Drie redenen om de Tour te kijken

Drie redenen: allereerst misschien raar om te zeggen, maar het is een soort van ‘fietsporno’ zoals NOS-analist Stef Clement het met enige schroom noemde. Hij – en ik ook zeker – geniet er wel van om de potige Mathieu van der Poel volledig in het geel te zien rondrijden.

Ten tweede: terugkijkend was het een onvergetelijke eerste week. Zelfs vandaag wordt er gekoerst, terwijl het normaliter de eerste rustdag is. Maar de nationale Franse feestdag is niet compleet zonder een mooie Tourrit, vandaar dat de jongens een dag langer moeten afzien.

Elke dag kijk ik met verlangen uit naar wat de matadors Tadej Pogacar, Mathieu van der Poel, Jonas Vingegaard en Remco Evenepoel nu weer in petto hebben. En hoe de bro’s met elkaar omgaan in het peloton. In mijn ogen hangt Vingegaard er toch een beetje als een lulletje rozenwater bij. Niks ten nadele van zijn uitzonderlijke prestatie en zijn toegenomen explosiviteit (naar het lijkt), maar hij spreekt minder tot de verbeelding. Daarnaast heeft zijn vrouw en manager Trine in het beginweekend een duit in het zakje gedaan, die zeker niet tot zijn imagoverbetering heeft geleid. Zij stelt dat Visma-Lease a bike hun plan om de Tour te winnen niet helemaal optimaal op haar man heeft afgesteld. Het zorgt voor onrust in het Visma-kamp en allerlei wielercommentaren, ploegleiders, renners en gasten aan talkshowtafels doen er op allerlei manieren hun plasje over.

Onverwachte plotwendingen

De Tour voldoet aan het verwachte – Van der Poel en Pogacar in het geel – maar er zijn ook genoeg onverwachte plotwendingen die vooral in de vele vreselijke valpartijen zitten en favoriete renners die daarvan het slachtoffer worden. Zie de uitschakeling van sprinters als Jasper Philipsen en tijdrijders Filippo Ganna en Stefan Bisegger. En er is weer genoeg eye-candy bijgekomen deze editie: denk aan Jonathan Milan en Thibau Nys.

Ook de regio waarin de Tour gestart is spreekt tot de verbeelding. Het op het eerste oog desolate Noord-Frankrijk blijkt over enkele pareltjes te beschikken waar je wel naartoe zou willen gaan: Boulogne-sur-Mer, het prachtige strand van Saint-Malo of steden met een oorlogsverleden zoals Duinkerke en Caen.

Ja, ik ga echt voor de Tour zitten. Ik kies bewust mijn kanaal uit, met een lichte voorkeur voor de VRT. Het vergt veel van de commentatoren om de middag vol te praten en dat wekt weleens irritatie (Michael Boogert) of doet juist een glimlach om mijn mond verschijnen. Karsten Kroon en Jeroen Vanbelleghem bij Eurosport vind ik een prettige combinatie. Evenals Renaat Schotte en José De Cauwer (een vroeger Michel Wuyts) bij de Belgen dat zijn. Voor mij is het een voortdurend zappen tussen zenders.

Default mode netwerk

De derde en opmerkelijkste reden om de Tour te kijken zit in het meditatieve en rustgevende element ervan. Je staart naar de televisie, ziet af en toe een château of pittoreske landschap voorbijkomen, je gaat mijmeren en dagdromen, en soms val je op het kabbelende geluid van commentatoren en helikopters zittend in slaap om te ontdekken dat de renners van kilometer 108 ineens op 25 kilometer van de finish rijden.

Sloom naar de wieleretappes kijken blijkt helemaal nog niet zo slecht voor het brein te zijn, las ik in de Volkskrant.

‘Tijdens momenten van rust, bijvoorbeeld wanneer je naar een saaie Touretappe kijkt, wordt in je brein het default mode netwerk actief. Dat netwerk houdt je mentaal gezond,’ is de stelling van Martijn van den Heuvel, neurowetenschapper aan de VU.

‘Het default mode netwerk wordt extra actief als het menselijk brein min of meer in rust verkeert – niet de rust van de slaap, maar de rust die je ervaart als je in een bos wandelt of naar fietsende mensen staart. In zo’n rustend brein gebeuren mooie dingen. Het netwerk is betrokken bij zaken als bezinning en nadenken over de lange termijn, en activatie ervan levert ingevingen op die je niet krijgt zolang je keihard aan het nadenken bent.’

Mentale gezondheid

‘Een goede vorm van rust is van essentieel belang is voor onze mentale gezondheid, zegt Van den Heuvel. ‘Er worden steeds meer verbanden gevonden tussen mentale weerbaarheid en het default mode netwerk. En zoals we moeten sporten om onze longen en hart en spieren op peil te houden, moet je ook je brein en je default mode netwerk onderhouden. Dat doe je door voldoende rust te nemen, wat in onze tijd met al zijn afleiding nog helemaal niet zo gemakkelijk is.’

Het kijken naar de Tour laadt me weer op en dan kan ik in de avonduren nog de nodige beschouwingen over de afgelopen wielerdag tot me nemen. Tja, want zowel ‘De Avondetappe’ als ‘Vive le Velo’ wil ik niet missen!

En het volgen van de Tour geeft me inspiratie om erover te gaan schrijven. Zie de blogs op mijn Facebookpagina’s van de afgelopen jaren ‪#‎tdf2024 – Ontdekken | Facebook En https://taalmens.nl/?s=Tour+de+France De Tour de France is een poel van verhalen…

Mondgevoel

Eind juni op een terrasje met een aantal jaargenoten. Mijn propedeusejaar theologie zit erop. Het was een intens jaar waarin ik hard heb gewerkt. Mijn bul is nog niet binnen, want ik moest eerst de cursus Grieks afronden – dat is gelukt – voordat ik mijn examen Nieuwtestamentisch Grieks mag doen. Iets voor het nieuwe studiejaar.

Vakantieplannen

Een studiegenote vraagt naar mijn zomerplannen. Ik zeg dat ik een aantal weken op het provinciehuis in Assen ga werken bij de afdeling paspoorten en rijbewijzen. Dat heb ik vorig jaar ook gedaan. Ik zie er nu al naar uit om mijn vakantiecollegae terug te zien.

‘En ga je nog op vakantie?’

‘Nee, ik heb geen concrete plannen.’

‘Vind je het leuk om samen een week te gaan fietsen?’

Ik ben enigszins verbaasd. Het populairste, misschien wel het mooiste meisje van ons jaar, vraagt mij? Ik zeg dat me dat een uitstekend idee lijkt.

Ze verhuist komende week naar Nijmegen omdat ze daar psychologie gaat studeren.

Op de eerste zondag in juli plaats ik mijn blauwe fietstassen op de racefiets, een ivoorkleurige Motobecane, en gewapend met een routekaart vertrek ik naar het zuiden. Een goede vriend vergezelt me het eerste stuk van de fietstocht. Het is mooi weer en samen dalen we af langs de IJssel. Bij Wijhe steken we met een pontje de rivier over en vlak voor Deventer geeft hij aan dat hij weer terugfietst.

Intens moment

Dat moment staat voor eeuwig op mijn netvlies. Out of the blue krijg ik een innige afscheidszoen vol op de mond. Wat is dit? Waarom? Het overdondert me. De jongen waarop ik heimelijk verliefd ben, heeft me gezoend! En hoe! Het enige dat ik kan zeggen: ‘Ik zie je over een paar weken op je verjaardag.’

‘Tot gauw en geniet van je vakantie,’ is zijn reactie. Hij geeft me nog een knuffel.

Vuurwerk in mijn hoofd. Zijn lipafdruk brandt op mijn mond, voorzichtig ga ik er met mijn tong overheen. Het geeft me vleugels. Opgewekt fiets ik de geplande route naar Nijmegen.

Domper

Tegen de avond kom ik bij mijn ex-jaargenote aan. Mijn spieren zijn verzuurd; het was een lange etappe, maar ik voel me uitstekend. Vanbinnen sta ik nog steeds in vuur en vlam. Ik proef hem op mijn lippen. Nadat ik heb aangebeld krijg ik meteen een grote domper te verwerken. Mijn fietsmaatje doet hoestend open, ze is verkouden geworden en voelt zich niet goed. Het is haar duidelijk aan te zien.

Ze heeft nog geprobeerd om me te bereiken, maar ja mobiele telefoons zijn er nog niet. Ze hoopt dat ze na een goede nachtrust weer voldoende opgeknapt is, zodat we morgen samen op weg kunnen. Ik slaap erg onrustig, vanwege de zieke reisgenote en de kus van mijn ‘wouldbe’ vriendje.

Xanten

De volgende ochtend ziet ze er nog beroerder uit en het is wel duidelijk dat een gezamenlijke fietstocht er niet in zit. Na een stevig ontbijt besluit ik afscheid van haar te nemen en in mijn eentje via een aangepaste route verder te fietsen. We wilden een tocht langs vrienden en familie maken, maar het enige adres dat voor mij overblijft is het bezoek aan mijn zus die in Bredevoort woont.

Ik bereken hoever het van Nijmegen naar de Achterhoek is, maar dan wel via Duitsland, want een bezoek aan Xanten, het archeologische park, zat ook in ons reisschema. Dat openluchtmuseum ken ik nog van een excursie met mijn Latijnclubje van het vwo. Via Kleef en Kalkar fiets ik er naartoe. Na mijn bezoek aan het Romeinse stadje zoek ik -daredevil – een plek in de buitenlucht waar ik kan overnachten. Natuurlijk niet erg goed geslapen, onder een afdak van een openbaar gebouw liggend op de tegels, is niet echt een ideale slaapplek.

Wespenprik

Al vroeg begin ik aan de laatste etappe naar mijn zus. Nog vijftig kilometer te gaan naar de Nederlandse grens. Een gelukje, het weer is uitstekend. En mijn humeur medegezien de onverwachte kus nog steeds uitmuntend. Zingend leg ik de kilometers af, totdat ik opeens ter hoogte van Bocholt iets in mijn mond voel, ik spuug het uit, maar merk dat ik gestoken ben, een wesp wellicht.

Allemachtig wat doet dat pijn, mijn mond zwelt meteen op. Het prettige mondgevoel van de laatste dagen is op een brute wijze afgestraft. Is dit een teken dat ik met beide benen op de grond moet blijven staan en mijn hoofd niet door die ene kus op hol moet laten brengen?

Met een gehavend gezicht bel ik uiteindelijk bij mijn zus aan, op zoek naar een effectief middel om de pijn te verlichten.

Over de brug

De eerste zomer in een nieuw millennium. Met de trein vertrek ik naar Kopenhagen voor een stedentrip door drie Scandinavische landen. De Deense hoofdstad valt meteen in de smaak. Toch een beetje klein Amsterdam, maar dan minder gehaast, heb ik het idee. En je kunt er prima fietsen. De Denen zien er opvallend verzorgd en modebewust uit. Ook trekken de optredens van straatartiesten in de winkelstraat Strøget mijn aandacht. Het lijkt wel een festival, om de zoveel meter is er een voorstelling.

Jammer dat de alcohol hier zo prijzig is. Maar de consumptie ervan is toch hoog. In een gaykroeg kijk ik mijn ogen uit hoe een vriendengroep in korte tijd een aantal trays met shotjes achteroverslaat die gelijk opgaat met hun bierinname. Het moet ze een fortuin kosten.

Geldautomaat

De vakantiepret wordt enigszins gedempt doordat ik bij een geldautomaat een domme fout maak. Het toetsenbord blijkt een andere cijfervolgorde te hebben dan ik gewend ben en daar kom ik na drie keer pinnen pas achter. Eerst geef ik de automaat de schuld. Mijn pincode klopt, waarom reageer ie niet? Een beetje geïrriteerd herhaal ik dezelfde actie nogmaals om dan de melding te zien dat mijn pas is geblokkeerd. Heel vervelend, bellen met de bank in Nederland en de belofte krijgen dat de blokkade na drie dagen zal zijn opgeheven. Gelukkig heb ik een Eurocheque bij me en kan ik daar geld mee opnemen.

Na zes dagen reis ik door naar Stockholm. Een dag van tevoren ga ik bij het station informeren of ik een plaats moet reserveren voor de IC. Het is erg druk en je moet een nummertje trekken. Ik heb 287 en het loket is bezig met klant 250. Dat kan even duren… Ik krijg te horen dat het in Denemarken niet mogelijk is een Zweedse trein te reserveren en krijg het advies om de Øresundtag te nemen en het in Malmö te proberen.

Brug over de Sont

De Øresundtag is nieuw. Sinds het begin juli is de brug tussen Denemarken en Zweden over de Sont geopend. Hij bestaat uit een weg met vier rijstroken met daaronder twee treinlijnen. Ik kijk er naar uit de nieuwe brug te nemen, maar om nu vandaag al heen en weer te rijden, zie ik niet zitten. Tivoli, het pretpark hier, staat nog op mijn lijstje. Dus ik ga morgen wel op de bonnefooi.

’s Nachts slaap ik slecht. Er zijn veel Italianen in mijn hostel. Niks mis mee, ze zien er vaak aantrekkelijk uit, maar waarom zijn ze altijd zo luidruchtig? Vannacht was het een komen en gaan. Twee verstokte rokers gingen steeds naar de kantine. Ik sla de gewenste douche over, omdat ik dan de hele dag met een natte handdoek moet reizen en ga op weg naar het station.

De oversteek naar Zweden is decennialang een thema geweest en is nu uiteindelijk gerealiseerd. Het bestaat uit drie gedeelten, een tunnel aan de kant van Kopenhagen, de brug zelf en voor de Zweedse kust gaat de verbinding weer ondergronds. Het kon niet een lange hoge brug worden omdat dit een obstakel zou zijn voor de vliegtuigen die op de luchthaven van Kopenhagen moeten landen. De brug mag ook niet te laag zijn, want dan kunnen de grote vrachtschepen er niet onderdoor. Een tunnel zou de beste oplossing zijn geweest, maar ook meteen de duurste.

Goed uitzicht

Om kwart over tien stap ik in de trein. Hij ruikt nog nieuw of verbeeld ik me dat? De dienstregeling loopt niet vlekkeloos, dus we vertrekken met vertraging. Ik ben aan het raam gaan zitten, deze ervaring wil ik tot de max meemaken. Tegenover me heeft een ongelooflijk mooie jongen plaatsgenomen. Donkerharig, een getrimd baardje en een tanig lichaam. Om zijn hals schittert een schakelketting. We maken oogcontact en groeten elkaar. Zou het een Zweed zijn? Dat kan, want – zo heb ik inmiddels ontdekt – ze zijn hier niet allemaal hoogblond. Integendeel. Ik vermaan mezelf, deze nieuwe oversteek wil ik ten volle meemaken, nu mag ik me niet door zo’n pareltje laten afleiden.

We dalen eerst het donker in, als we in een flauw zonnetje bovenkomen zie ik de Sont die er rimpelloos bijligt. Het zicht wordt enigszins belemmerd door de stalen kruizen die nodig zijn om het wegdek boven ons overeind te houden. Je merkt dat de trein iets omhooggaat. In het water ligt een werkeiland waarmee de bouw van deze brug mogelijk was. Grappig hebben ze dat het Pepereiland (Peberholm) genoemd, omdat er in de Sont al een natuurlijk eiland lag dat Zouteiland (Saltholm) heet. In een vloek en een zucht dalen we af naar het Zweedse tunnelgedeelte. In de weerspiegeling van het raam zie ik de knappe boy weer zitten. Nu kan ik hem wel even goed in me opnemen.In Malmö stappen we uit, vluchtig groet ik hem. Ik krijg een soort takgemurmel terug.

Stoptrein naar Stockholm

De intercity naar Stockholm staat nog klaar op spoor 3. Ik stap snel in, mooi de vertraging is me niet noodlottig geweest. Maar lang duurt de pret niet. Een uniform verschijnt in de coupe, het tonen van mijn interrailticket dat voor Scandinavië geldig is, blijkt niet voldoende. Waar is uw reservering? Sorry, die heb ik niet. De conducteur legt me uit dat de trein volledig is volgeboekt en dat ik bij het eerstvolgende station de intercity moet verlaten. Balen… Hij loopt door maar bij de halte houdt hij wel in de gaten of ik uitstap. Er zit niks anders op dan de stoptrein naar Stockholm te nemen. Maar ach, ik heb vakantie, het is mooi weer, ik heb de biografie over Andy Warhol bij me.

Om half zes rolt de trein de stad met de vele eilanden binnen. Ik moet op zoek naar een hostel. Van een aantal Zweden heb ik de tip gekregen om de boot in de haven te nemen. Voordat ik bel, ga ik eerst langs de pinautomaat. Uitvoerig check ik de getallen op het toetsenbordje, geen rare dingen. Daarna toets ik de vier getallen in en ben opgelucht als de automaat vraagt hoeveel Zweedse kronen ik wil opnemen.