Wens mij tenminste geluk!

Zondagavond, ik kom net uit een waanzinnige film: One Battle After Another. Terwijl ik naar mijn fiets loop en uit mijn broekzak de twee sleuteltjes pak, hoor ik dat een man een vraag stel aan een stel dat voor me loopt. Ik ben alert, weet dat dit iemand is die om geld bedelt. Ik hoor niet hoe ze hem afwimpelen, maar hij staat al naast me terwijl ik het eerste sleuteltje in het slot steek. ‘Meneer, mag ik u vriendelijk een bescheiden vraag stellen?’

‘Ja, dat mag.’

Dakloos

‘Goedenavond, meneer, ik ben vierenzestig – oh net zo oud als ik ben – en ik ben dakloos. Kunt u me helpen?’

Tja, wat moet je dan? Ik kijk hem recht aan. Hij ziet er verzorgd uit, geen vieze kleding, geen verrot gebit, geen wonden of een ongeschoren gezicht.

‘Meneer, ik kom uit Suriname, maar ik voel mezelf een rechtgeaarde Nederlander, ik ben er in geen vijftig jaar geweest.’

Ik blijf doorgaan met het tweede sleuteltje. Dat is wat ingewikkelder want het is de grote ketting die aan de fietsenstandaard vastzit en die is altijd lastig uit de krul te halen.

‘Meneer, ik vraag het u eerlijk op de man af, een kleinigheidje… wat geld alstublieft, ik ben dakloos. De nachtopvang is gesloten, dat mag u navragen. Vijftig cent?’

‘Ik heb niks voor je.’ Dat is waar, ik heb geen portemonnee bij me, geen losse munten alleen mijn pinpas. Ik bevestig de ketting om de stang en trek de fiets uit de standaard. ‘Sorry, ik kan je niet helpen.’

‘Je kan me tenminste gelukwensen, dat zou al fijn zijn!’

Ik verschuif mijn fiets. Een opmerkelijke reactie. Hij blijft rustig en beleefd. ‘Een klein bakje thee?’

‘Nee, echt ik heb geen geld bij me. Maar ik wens je alle geluk toe.’ Ik sla mijn been over het zadel.

Hij raakt me kort aan. ‘Man, dat is tenminste iets, bedankt.’ En hij doet een stap opzij, zodat ik erlangs kan.

Als ik wegfiets hoor ik hem de volgende persoon die de bioscoop verlaat aanspreken.

Het zit me niet lekker

Ik voel me schuldig over mijn gedrag. Ik probeerde vriendelijk te blijven, ik luisterde naar hem, maar wat had ik moeten doen? Het is een rot situatie. Dakloos zijn is niet prettig en zeker niet nu het koud wordt. Hoe had ik het leed van deze medemens kunnen oplossen?

Ik weet van een vriendin als ze door een dakloze wordt aangeklampt die haar wat geld voor eten vraagt, dat ze hem meeneemt naar een snackbar of eettent en vraagt wat hij wil eten en dat dan voor hem besteld en betaald. Dit om te voorkomen dat hij het geld voor andere doeleinden zoals drugs zou gaan gebruiken. Maar deze man zag er absoluut niet uit als een junk. En ja iedereen kan in een dakloze situatie terechtkomen, en ik zou ook geholpen willen worden als ik in zijn schoenen stond. Het zit me totaal niet lekker… verwarring, schaamte. Niet echt naastenliefde… Het maalt in mijn hoofd; een prettige bioscoopervaring is naar de kloten.

Fatbike

Op het Kerkplein word ik ingehaald door een jochie in een zwarte hoodie op een fatbike. Om het hoekje bij de apotheek stopt hij plotseling. Ik voel me unheimisch, dat heb ik anders nooit. Ik rij hem voorbij, hij kijkt me aan. Ik denk nog steeds aan de dakloze man. Had ik voor hem moeten pinnen, hem een thee moeten aanbieden in het filmhuis?

Achter me hoor ik weer het zoeven van de fatbike. Het jongetje blijft achter me rijden, terwijl ze normaal harder gaan en je inhalen. Waarom gaat hij niet voorbij? spookt er door mijn hoofd. Een naar gevoel bekruipt me. Wat is de fatbiker van plan? Gaat hij mij beroven? Pakt hij mijn pinpas omdat ik een dakloze in de kou heb laten staan? Een paar keer kijk ik over mijn schouder naar mijn achtervolger.

Ik moet afslaan, maar de fatbike gaat gelukkig rechtdoor. Ik trap ietsje harder, het voelt niet prettig. Als ik de Zeverijnstraat oprij kruis ik weer dezelfde fatbike. Ik heb een stuk door een woonwijk afgesneden, hij nam de reguliere weg. Meteen grijpt de angst me weer naar de keel. Is dit mijn verdiende loon? Gaat hij me hier overvallen? Het is een stukje duister niemandsland, de overgang van de ene wijk naar de andere, wat bosjes en een begraafplaats. Ik rem af, kan ik de pinpas nog ongezien ergens in mijn onderbroek verstoppen? Zal ik via een andere straat naar huis fietsen? Maar dat is om en ook een stuk langs het Zeverijnse bosje. Ook niet prettig… het rode lampje van de fatbike rijdt voor me, de afstand wordt niet groter.

Paranoia

Gelukkig ik kan hier afslaan mijn woonwijk in, hij is het punt al voorbij. Ik trap weer iets harder. Kijk achterom of ik kan oversteken. Op het fietspad naderen een paar felle lampen, ik hoor jongensstemmen. Het zijn vier fatbikes, waar is het achterlichtje van de andere fatbiker? Nergens meer te zien. Ik krijg een brok in mijn keel. Zijn dit zijn vrienden? Ben ik nu aan de beurt? Mijn hartslag versneld. Had ik die dakloze maar beter behandeld.

Met veel geschreeuw rijden ze mij voorbij. Snel rij ik de straat in. Compleet paranoia ben ik inmiddels. Wat kan je jezelf gek maken. Als ik de sleutel in de voordeur steek en met mijn fiets in de hal van het appartement sta, haal ik opgelucht adem…

Geef een reactie