Shopboulimia

De afgelopen maanden zijn erg druk op het e-distributiecentrum. Het aantal bestellingen is hoog vanwege Halloween, Black Friday, Sinterklaas en acties rond de kerstdagen. Het verwerken van 140 duizend artikelen per dag is geen uitzondering. Het uitzendbureau heeft de handenvol om voldoende personeel (lees arbeidsmigranten) te vinden, dat in deze intensieve periode ook allemaal nog moet worden opgeleid. En dat is allemaal bedoeld om het systeem van e-commerce draaiende te houden als de grote pieken eraan komen. Want dan is iedereen nodig om de bestelde artikelen op tijd bij de klant te krijgen.

Hoge werkdruk

Het vergt veel van de vaste werknemers. Aan de ene kant is het leuk om mensen op te leiden. Het kan zelfs in de eigen moedertaal (Pools, Italiaans of Spaans) maar vaak gebeurt het in de algemene voertaal Engels. Maar soms is het verloren energie want niet iedereen houdt de hoge werkdruk vol. Er zit een groot onderscheid tussen de nieuwe collega’s. Je merkt snel of iemand feeling voor het vak heeft. Loopt een ‘rookie’ na de middagpauze zelfstandig rond met een pickkar dan heeft iemand potentie.

Maar soms zie je iemand met een verdwaasde blik in de ogen ronddwalen waarbij je meteen denkt die houdt het hier niet lang vol. De lange nummerreeksen en de rijen blauwe kratten en de enorme hoeveelheden pallets duizelen hen zichtbaar en in volledig verwarring schuiven ze met een kar voor- en achteruit zonder een lijn te ontdekken in de nummering van de bakken. Ik denk: die is hier hooguit twee dagen en dan geeft hij het zelf op, of wordt vriendelijk verzocht zijn heil ergens anders te zoeken, omdat de werktargets bij lange na niet worden behaald. Je hebt de eerste week nog wel clementie om te wennen, maar daarna moet het tempo er toch wel inzitten. https://youtu.be/Vt1LQdcMw3k

Geautomatiseerd

Het arbeidsproces is gedeeltelijk geautomatiseerd. Er zijn diverse robots die een deel van de taken overnemen, maar zonder menskracht kan het nooit. Denk alleen maar aan de technische jongens die een dagtaak hebben om het circuit in beweging te houden. Hoe meer dozen en kratten, hoe groter de kans dat de lopende band die alles door de hallen moet transporteren, vast kan lopen.

Voor het inpakken zijn er twee automatische lijnen. B15 voor de kleine dozen en B27 voor de grotere. Als er geen harde of breekbare artikelen tussen zitten kan de lijn zelf de doos afhandelen, een bon toevoegen, kijken hoeveel vrije ruimte er nog is om de kartonnen doos iets te laten inkrimpen, een deksel erop vouwen, de adresgegevens uitprinten en op de bovenkant van het pakket plakken. Dat gaat allemaal met een redelijke snelheid.

Maar je zult net zien dat op de dagen dat er ‘geleverd’ moet worden, het systeem kuren vertoont. Dan gaat er een alarm af en beginnen rode lampen te zwaaien. Valt het mee dan zit er iets vast in de robot of zijn er geen deksels of printpapier meer voorradig. Een medewerker snelt toe, haalt het obstakel weg of vult de voorraad aan nadat de machine is uitgezet. Maar juist als het superdruk is, roept de techniek een halt toe aan de shopboulimia. Het drijft de technici tot wanhoop. Al een tijdje lopen ze in die drukke periode met een bedrukt gezicht rond.

B27 op drift

Vandaag maakt B27 er een puinhoop van. De grijparm slaat in de glazen kast woest om zich heen en vermorzelt elke doos die langskomt. Wat is er aan de hand? Geautomatiseerde rebellie? Er liggen drie mannen met sleutels in de kast om de boel weer aan de praat te krijgen.

Ondertussen loopt de productie vast, de gevulde dozen stapelen zich op voor de glazen kast van B27. Collega’s halen die dozen van de lopende band en maken grote stapels van honderden dozen terwijl de techneuten gespannen bezig zijn het mankement op te lossen.

De teamleider meldt dat orderpickers moeten stoppen en verplicht corvee moeten gaan doen: karton en kratten opruimen, straten aanvegen, plastic, losse hangers en lege doosjes uit de kratten halen. Maar na een uurtje is alles super schoon en opgeruimd. B27 werkt nog steeds niet en het ziet er niet naar uit dat daar voorlopig verandering in zal komen. Ik moet lachen. Het lijkt wel Monthy Python, waarin ‘werkloze ’collega’s vaak twee aan twee door de gangen slenteren en driftig in allerlei vreemde talen met elkaar praten, terwijl de een nog steeds een bezem draagt en de ander een gevonden leeg doosje in de hand houdt.

Het repareren van B27 duurt zolang dat de teamleiding besluit alle orderpickers naar huis te sturen. En het kleinere zusje, B15, begint ook al inpakkuren te vertonen! De wet van Murphy. Totale paniek. https://youtu.be/HUIvIm8Gic4

Als ik om half vijf naar huis ga – tellen gaat altijd door – werkt B27 weer, maar in een aanzienlijk lager tempo en het apparaat kreunt en zucht als een afgepeigerde oude man bij elk pakket dat hij met moeite uitspuugt. De technische mannen staan nu zwetend met z’n allen rondom B15.

Retouren

In de eerste weken na de jaarwisseling is de rust teruggekeerd bij de bestellingen, maar nu komen er meer pakketten terug dan in de rest van het jaar. En dan gaat het niet alleen om beschadigde artikelen of voorwerpen die niet voldoen aan de omschrijving. Nee, vooral kleding komt retour. Bijvoorbeeld vijf truien bestellen en er vier terugsturen is heel normaal tegenwoordig. De meeste klanten willen thuis in alle rust een kledingstuk passen en een keuze maken. Dus nu verwerken de collega’s van retouren puffend alles wat terugkomt. Lang leve de bezorgindustrie!

Tradities

Op nieuwjaarsdag kom ik er achter dat iets waarmee ik ben opgegroeid en wat een vaste waarde is, namelijk het skischansspringen in Garmisch-Partenkirchen niet meer op NPO 1 wordt uitgezonden. Ik schakel enigszins brak in om iele mannen in te ruime skipakken met een gemiddelde snelheid van 90 kilometer per uur van een hoge schans naar beneden te zien springen, waar ze met een Telemark-landing op een met kunstsneeuw bespoten piste landen. Maar niks van dat alles. Is het vanwege de nodige bezuinigingen bij de NPO of waren de kijkcijfers niet meer voldoende? Nu ben ik veroordeeld tot Eurosport om langzaam aan de realiteit van een nieuw jaar te wennen.

Kunstmatige intelligentie

Nou, dan zal ik me maar beperken tot een andere ‘traditie’ om in de eerste blog van het nieuwe jaar te kijken hoe het met de ontwikkeling van kunstmatige intelligentie (AI) is gesteld. Een verzamelnaam voor slimme, technologische toepassingen die zelfstandig kunnen leren. AI kan taken overnemen waar normaal gesproken een menselijk brein aan te pas komt.

Twee jaar geleden ontdekte ik ChatGPT en gaf de robot opdracht om een stukje te schrijven over het al of niet nakomen van goede voornemens. Met een ongekende snelheid werd een betoog afgeleverd (https://taalmens.nl/chatbot/). Vorig jaar vroeg ik hem een verhaal te verzinnen waarin oud en nieuw een rol speelde (https://taalmens.nl/een-jaar-later/).

Opnieuw heeft de generatieve AI aanzienlijke vooruitgang geboekt en is het dieper doorgedrongen in diverse sectoren van de samenleving. Bijvoorbeeld geavanceerde medische diagnostiek bij borstkanker of slimme stoplichten die het verkeer regelen. ChatGPT levert nog sneller en beter teksten, afbeeldingen, muziek en andere content. Je voert haast een ‘menselijk’ gesprek met hem. Ik vraag wat ik in mijn werk als redacteur aan AI kan hebben?

Uitwerken gesprek

De afgelopen maanden heb ik zitten zwoegen op het woord voor woord uitwerken van voorgesprekken met mogelijke gasten voor het programma ‘De Verwondering’. Zo’n gesprek van iets meer dan een uur kost je bijna een dag in verslaglegging. Ik heb het wel geprobeerd met een transcriptieprogramma maar daarin herkende ik het gesprek niet meer terug en had ik meer moeite met het herstellen van de warboel dan met het daadwerkelijke uittypen van het gesprek. Maar ChatGPT geeft een oplossing, volgens hem moet ik Otter.ai of Descript dan maar es proberen.

Zoals met alle technologische ontwikkelingen zijn er ook nadelen. Zal AI niet leiden tot verlies van banen door automatisering in sectoren als productie, logistiek, klantenservice en bij creatieve beroepen. Dat brengt veel onzekerheid met zich mee. Voorlopig troost ik me met de gedachte dat je je eigen creativiteit en denkwereld aan je teksten kunt toevoegen. AI als een aanvulling op mijn unieke vaardigheden, niet als een vervanging daarvan.

Vinger aan de pols

Bij AI moet je wel beducht zijn op het verspreiden van nepnieuws: foto’s, teksten en video’s kunnen worden gemanipuleerd zodat ze echt lijken. Of het manipuleren van kiezers en consumenten. Of de schending van privacy door grootschalig toezicht. Daarnaast kost het trainen en uitvoeren van grote AI-modellen enorme hoeveelheden energie, wat bijdraagt aan een grotere ecologische voetafdruk.

Het is zaak de vinger aan de AI-pols te houden (vandaar deze traditie). AI verandert hoe we werken, leren, leven en innoveren. Het vereist een zorgvuldige balans tussen technologie, ethiek, privacy en menselijke controle. Er is een groeiende consensus over de noodzaak van duidelijke regelgeving en ethische richtlijnen om de ontwikkeling en het gebruik van AI in goede banen te leiden. Tijd om achterover te leunen en af te wachten is er niet, de ontwikkeling gaat razendsnel.

Monster van Loch Ness (2)

Bij een rondtocht door de Schotse Hooglanden is een bezoek aan Loch Ness toch wel verplicht. Het is het grootste meer van het Verenigd Koninkrijk met zo’n tachtig kilometer kustlijn. Het monster dat zich in het bijna tweehonderdvijftig meter diepe meer zou bevinden, houdt de mensen nog steeds bezig. al bijna een eeuw bezig. Het brengt veel toerisme, maar bestaat Nessie of is het gewoon een mooie omgeving om naartoe te gaan?

We melden ons bij het Loch Ness Centre in Drumnadrochit. Het is er wellicht vanwege een flauw zonnetje best druk. Je kan met een rondvaartboot zelf op zoek naar Nessie. We gaan met een groepje de uitdaging aan.

Opgewonden bezoeker

Terwijl we wachten op de boot komt er een opgewonden bezoeker binnen. In zijn hand houdt hij een videocamera. Uit de reuring merken we op dat de man zegt dat hij iets gefilmd heeft. Hij speelt de video af. Meer als een zwarte vlek is er niet te zien. Toch reageert de dame van het bezoekerscentrum serieus. ‘Bewoog het?’

‘Gedurende een fractie van een seconde leek het alsof het wiebelde.’

‘Wow,’ zegt de medewerkster, ‘fascinerend. Mogen we de video lenen dan gaan we het bestuderen.’

Rondvaart

Inmiddels is de rondvaartboot gearriveerd. We gaan opgetogen aan boord. Ik weet niet hoe recent die video is, maar het is dus mogelijk dat we straks iets gaan zien. We kijken elkaar aan, en schieten dan toch in de lach. Voor de zekerheid de fotocamera maar bij de hand houden!

De gids vertelt dat veel Schotten gefascineerd zijn door de geheimen die Loch Ness verbergt. Er wordt nog steeds massaal door vrijwilligers naar Nessie gezocht. Zonder succes tot nu toe, maar dat mag de pret niet drukken. Er zijn webcams rond het Loch opgesteld en de vrijwilligers kunnen lekker warm vanuit hun huis de monitoren in de gaten houden. Er is onderzoek gepleegd met sonarapparatuur en miniduikbootjes.’

O, dus de video van de man kan daarvan afkomstig zijn.

‘Meestal komen mensen met schimmige afbeeldingen,’ vertelt de gids. ‘Het is begonnen met een vage foto die is gemaakt door de uitbater van het hotel waarin nu het Loch Ness Centre is gevestigd. Sindsdien houdt het de gemoederen bezig. Alle Schotten zijn opgegroeid met verhalen over geesten en monsters. De legende maakt deel uit van hun rijke historie.’

Nep

De meest beroemde afbeelding hebben we in het centrum gezien. Een foto van een zwemmende dinosaurus.

‘De fotograaf, chirurg Christian Spurling, gaf pas op zijn sterfbed toe dat het allemaal nep was.’

De lucht betrekt als we midden op het meer zijn. Er hangt zelfs een grauwsluier over het troebele en donkere water. Nessie laat zich vandaag niet zien. De mythe blijft in stand.

De gids noemt het ‘de wraak van Nessie’. ‘Wellicht zit het monster vandaag in Loch Mora, want via onderaardse grotten kan Nessie naar dat meer zwemmen.’

Tja, zo lust ik er nog wel eentje. Een fraaie truc om de toeristen ook naar dat meer te lokken. Daar trappen we niet in. Genoeg monsters voor vandaag. Het is een leuke, opwindende trip en we zijn lekker uitgewaaid. We kunnen de verleiding weerstaan om een pluchen Nessie en andere prullaria mee te nemen. Met frisse gedachten zetten we onze eindejaarsreis door Schotland voort.

Schotse kerst (1)

Kerst is het familiefeest bij uitstek, maar het is fijn om die traditie te doorbreken en het eens anders te vieren. Bijvoorbeeld door naar Schotland te gaan. Groene valleien die bergen doorsnijden. Kastelen die weerkaatsen in veenkleurige meren. Doedelzakspelers in kilts. De relaxte sfeer in de pubs met de meest heerlijke single malt whisky’s.

Edinburgh

Een goede vriendin is geëmigreerd naar Ierland en we besluiten elkaar te treffen in het land dat tussen ons in ligt. Een paar dagen voor kerst hebben we een rendez-vous in Edinburgh. We logeren in de Old Town en blijven er een paar dagen om de stad te verkennen. We bezoeken Edinburgh Castle dat is gebouwd op een dode vulkaan. Je hebt als je eenmaal boven bent een prachtig uitzicht over Edinburgh. De zwarte scheepskanonnen die uit de muren steken zijn nooit afgeschoten. Wel is daar het kanon te zien (en te horen) dat elke dag om één uur weerklinkt in de gehele stad.

Daarna dalen we weer af via de uitgesleten keien van de Royal Mile met haar historische gebouwen, versierd met Korinthische zuilen en doorkruist met smalle steegjes. Je waant je even in de middeleeuwen.

Huurauto

Op eerste kerstdag vertrekken we met een huurauto naar de Highlands. We krijgen een cadeautje. Zodra we de stad achter ons laten, begint het te sneeuwen en worden we getrakteerd op een winterlandschap waar menig kerstkaart een spreekwoordelijke moord voor zou doen. Het is wel oppassen, links rijden is al een handicap en dan ook nog opkomende gladheid, maar we hebben vakantie, dus tijd. We hoeven niks.

In het hoge noorden logeren we in een hostel in Inverness. ’s Avonds nuttigen we in de gezamenlijke huiskamer ons eigen klaargemaakte kerstdiner. We leggen Christmas crackers naast de borden. Dat zijn net als toffees ingepakte kartonnen kokers. Je trekt elk aan één kant van de cracker en met een feestelijke knal komt een papieren feesthoedje tevoorschijn. Degene die het langste deel in zijn hand heeft mag het hoedje om het hoofd draperen en de wensspreuk die erbij zit, hardop voorlezen.

Er zijn niet veel gasten en ze kijken eigenlijk niet vreemd op van die toeristen die hun kersttraditie hebben overgenomen. De spreuken variëren van ‘Laat de magie van kerst je hart verwarmen’, ‘ Samen zijn is het mooiste geschenk’ tot ‘Sneeuwvlokken zijn kussen uit de hemel’. Hoe toepasselijk!

David Gray

Het is fijn om weer een aantal dagen op te trekken met je beste mattie en bij te kunnen kletsen. We sluiten de avond af met een Schotse single malt, die we bij het knapperend haardvuur drinken. De subtiele zoete smaak van de Glenmorangie is als nectar voor de goden. Het prikkelt tong en slokdarm. De eigenaar van het hostel heeft inmiddels een gevoelige muziek opgezet. ‘White Ladder’ van David Gray. Een prachtige cd die ik altijd met onze Schotse reis zal associëren.

Sail away with me honey

I put my heart in your hands

Sail away with me

What will be will be

Later die week beklimmen we de hoogste berg van Schotland in de buurt van Fort William. De Ben Navis is 1344 meter hoog. De omstandigheden zijn niet ideaal. Hoe hoger we komen, hoe gladder de steenslag is. En hoe meer de wind ons om de oren waait. Gelukkig zijn we warm gekleed en hebben we goede bergschoenen aan. Maar de fysieke inspanning is het prachtige panorama zeker waard en natuurlijk ligt er ook verse sneeuw. Weer een mooie kerstkaart! (wordt vervolgd)

Onder je huid

Zo aan het einde van het jaar krijg je de vraag allerlei lijstjes in te vullen. Voor de Top 2000, voor het beste boek, voorstelling of serie. Over de beste film hoef ik niet lang na te denken. Soms heb je van die filmvoorstellingen die je meerdere malen wilt zien, die je omverblazen, die onder je huid gaan zitten of waar je in mijn geval onbedaarlijk om moet huilen.

‘All of us strangers’ van Andrew Haigh is zo’n film. https://youtu.be/O97iSjvqBlY Adam (Andrew Scott) is een scriptschrijver die een eenzaam bestaan leidt in een Londens flatgebouw dat vrijwel volledig uitgestorven lijkt. Op een avond staat een jonge man bij Adam voor de deur die zich voorstelt als Harry (Paul Mescal). Duidelijk dronken vraagt hij of Adam een borrel met hem wil drinken. Maar Adam weigert en sluit de deur… Een weigering waarin overduidelijk gewoonte schuilt. Adam lijkt zich te hebben aangewend toenaderingen af te wijzen en de muren rond zich op te trekken.

Ouderlijk huis

Als research voor een semi-autobiografisch script besluit Adam zijn ouderlijk huis te bezoeken en treft daar zijn vader en moeder (Jamie Bell en Claire Foy). Wat niet ongewoon zou zijn, ware het niet dat zijn ouders omkwamen bij een auto-ongeluk toen Adam twaalf was. De ouders die hem liefdevol verwelkomen zijn zo oud als ze toen waren, Adam is ze inmiddels in leeftijd voorbij. Ze zijn nieuwsgierig hoe het met hem gaat. Mondjesmaat vertelt Adam een en ander, dat hij in Londen woont en schrijver is. ‘Zei ik het niet!’ roept zijn vader. Zijn moeder: ‘Je was altijd al een gevoelige jongen.’

Bij terugkomst in London ontmoet hij Harry weer en nu roken ze samen een joint. De mannen kussen met elkaar, eerst stuntelig daarna vurig. ‘Ik ben vergeten dat ik tijdens het vrijen moet blijven ademen,’ zegt Adam.

Bij Adams volgende bezoek aan zijn ouderlijk huis is alleen zijn moeder thuis. Het regent en zij wil dat hij zijn kleren uittrekt om ze in de droger te doen. Aan de keukentafel vraagt ze of hij een vriendin heeft -ze weet precies hoe die eruit zal zien- maar Adam vertelt schoorvoetend dat hij gay is. Ze heeft met hem te doen, want zijn moeder kijkt vanuit de jaren ‘80 (midden in de aidsepidemie) tegen homoseksualiteit aan. ‘Ben je dan niet eenzaam? Aids is zo’n vreselijke ziekte.’ Adam pareert dat het nu allemaal anders is.

Tegelijk met die bezoekjes aan zijn ouders, ontvouwt zich voorzichtig een relatie tussen Adam en Harry. Het is dankzij de jeugdige en zachtaardige Harry dat Adam zich weer leert open te stellen. Mooi hoe die beide verhaallijnen naast elkaar lopen, elkaar voeden en spiegelen.

Knuffel

Bij een volgend bezoek komt Adam ook bij zijn vader uit de kast. De vader die wel zo zijn vermoedens had maar die niet durfde uit te spreken – zijn zoon een watje – merkte wel dat de kleine Adam na schooltijd altijd op zijn kamer zat te huilen omdat hij gepest werd. ‘Waarom kwam je nooit vragen hoe het met me ging?’ vraagt de volwassen Adam.

Vader biedt zijn verontschuldiging aan en vraagt of het goed is dat hij hem een flinke knuffel mag geven. Dat is het moment waarop de tranen in en buiten de film beginnen te vloeien.

Het weerzien met zijn ouders biedt Adam de kans de gesprekken te voeren waar hij nooit de kans voor had. Toch beslissen zijn ouders dat dit de laatste keer is geweest dat Adam op bezoek komt, dit kan zo niet langer doorgaan. Ter afsluiting brengen ze met zijn drieën een bezoek aan het favoriete restaurant van Adam, die een familiediner besteld. ‘Dat is wel erg veel,’ zegt de serveerster als ze Adam alleen aan tafel ziet zitten.

Pa en ma vertellen daar dat ze van hun zoon houden en dat ze hem alle geluk met Harry wensen. ‘Zorg goed voor hem,’ zegt z’n moeder, ‘want hij heeft zo’n verdrietige blik.’

Dit is voor mij het aangrijpende deel van de film, want je wilt als kind dat je ouders je bevestigen in je zijn, je onvoorwaardelijk liefhebben en je het beste wensen. Die belofte krijgt Adam alsnog postuum in zijn verbeelding. Hoe bevrijdend is dat!

Boodschappen doen

Met al die feestdagen moet er flink geshopt worden. Steeds vaker zie ik ze bij mij in de straat, de bezorgdiensten van AH, Picnic, Ekoplaza of Hello Fresh. En dan denk ik: o ja, zo kan het boodschappen doen ook. Niet door een drukke supermarkt te hoeven banjeren, niet lang voor de kassa moeten wachten, maar lekker gemakkelijk van uit je luie stoel je boodschappen bestellen met een druk op de knop.

Het is hip. Zeker in de coronatijd heeft het een vlucht genomen, vooral de flitsbezorgers die ’s avonds laat nog een flesje wijn aan de deur kwamen brengen met een snack erbij. Die trend is wel een beetje op z’n retour, een enkele flitsbezorger wist het hoofd boven water te houden.

Je boodschappen thuis laten bezorgen is handig, maar ik ken de wereld en de werkdruk die er achter bestellen via internet schuilgaat, dus uit de grond van mijn hart zeg ik: denk er nog eens over na, voordat u voor het bezorggemak kiest.

Kruidenier

Nu ik erover nadenk, besef ik dat mijn moeder de boodschappen ook thuis bezorgd kreeg. Dat was in de jaren ‘50 en ‘60. Wekelijks kwam de kruidenier, in dit geval Harwig, het boodschappenboekje ophalen dat mijn moeder de avond ervoor keurig had ingevuld en de volgende dag stond hij met de dozen vol gevraagde levensmiddelen op de stoep. Samen namen ze aan de keukentafel het lijstje door of alle artikelen juist en geleverd waren. Daarna werd er contant afgerekend. Ik zag er altijd naar uit, want meestal zat er wel een verdwaalde koetjesreep tussen voor de kinderen. Een slimme vorm van klantenbinding.

Dus boodschappen doen is trendgevoelig. Ik heb nog net een staartje van de oude kruidenierswinkels meegemaakt, waarbij alles nog in zakken en bakken zat, en je meel of suiker moest laten afwegen en in een papieren zak meekreeg naar huis.

Zelfbediening

Maar ik groeide op met de zelfbediening: de klanten konden alles zelf pakken en afrekenen aan de kassa. Ik heb de ontwikkeling van de kleine buurtsuper naar de supermarkten meegemaakt. Deze supermarkten werden ketens en steeds groter. Ik weet nog dat in Assen in het nieuwe winkelcentrum de Miro opende, een hypersupermarktexperiment. Man, ik keek mijn ogen uit wat daar allemaal te koop lag. Hoeveel verschillende merken van hetzelfde artikel. Alles voor het hele hebben en huishouden onder een groot dak.

Daarna kwamen de Duitse winkelketens zoals Aldi en Lidl die de artikelen als bulk in de schappen of op pallets legden en de klant zocht het zelf maar uit. Het was even wennen aan de sobere inrichting maar het voordeel was wel dat het echte prijsvechters waren (en we blijven zuinige Hollanders). Maar ongemerkt zijn deze ketens naar orde in de schappen en rijen gegaan en boden ze ook A-merken (zij het beperkt). Met de komst van zelfscankassa’s verdween zelfs het bekende praatje met de kassière.

Het doen boodschappen is continu aan veranderingen onderhevig. En het is grappig te constateren dat ze ook een beetje teruggrijpen op de ‘oude bezorgdiensten’ van de kruidenier.

Een plotselinge gast

Ben je lekker aan het werk, de puntjes op de i zetten van de teksten in de wintercatalogus voor de uitgeverij, vliegt er plotseling iets om je heen. Eerst denk ik dat het een grote mot is, die op het licht van de laptop is afgekomen, maar als het langs mijn hoofd scheert, heeft het best wel volume. Een vogeltje? Hoe komt die binnen? Alleen het bovenlicht in de keuken staat open.

Als het vliegende object na constant heen en weer fladderen tot rust is gekomen en zich aan de muur in de hal heeft vastgeklemd kom ik tot de ontdekking dat het een kleine vleermuis is. Hoe krijg ik die plotselinge gast weer veilig buiten?

Vierstappenplan

Ik speur op internet naar een methode om het beestje te verwijderen zonder dat ik gebeten word, want dat wil je niet – al dat gedoe om op vrijdagavond een tetanusprik te gaan halen bij de huisartsenpost.

Het advies is een vierstappenplan. Doe de deur dicht. Doe de verlichting uit. Zet alle ramen open. Wacht tot de vleermuis is verdwenen. Ik zet alles open wat open kan (oeps wat is het koud) en hoop dat de vleermuis uit eigen beweging weer naar buiten vliegt. Het duurt en het duurt, het wordt een spel van licht en donker, lichten uit en aan.

Steeds ga ik voorzichtig kijken in de gang, maar het beestje hangt lekker en is niet van plan om te gaan bewegen. Ik durf het niet aan te raken. Maar als mijn geduld op is, probeer ik met een oude krant de vleermuis in actie te krijgen. Na wat gepor begint het zenuwachtig te vliegen door de diverse ruimten, maar niet richting raam of open balkondeur. Ik duik om het te ontwijken, wat is de vleugelbreedte groot voor zo’n klein diertje. Het gefladder maakt me bang en ik ben blij als hij zich weer vasthecht in de gang. Even rust.

Wat kan ik verder doen? Lichten uit en wachten op de bank tot er beweging is. Hopen dat de luchtstroom de vleermuis inspireert om weer naar buiten te gaan. Het is inmiddels meer dan een uur later. Ik word er tureluurs van. Nog maar eens porren. Gelukkig begrijpt het beestje uiteindelijk mijn goede bedoeling en vliegt via het open raam naar het duister buiten.

Hè, hè, dat is gelukt. Meteen alles sluiten en de verwarming een paar graden hoger zetten. Ik probeer nog wat te werken, maar kan me moeilijk concentreren.

Verduurzamingsproject

Jaren later kijk ik op een avond uit het raam. Buiten staan twee mensen met een minuscuul kleine verrekijker naar onze flat te turen. Eerst denk ik het moet niet gekker worden, openlijke gluurders in de buurt! Als een van de twee zich omdraait zie ik dat er iets met ecologie op zijn T-shirt staat. Er gaat een lampje branden, dit zijn vleermuizenspotters.

We zitten midden in een verduurzamingsproject dat momenteel is stilgelegd omdat er vleermuizen in ons pand zitten. Ik heb op de bewonersvergadering twee jaar geleden gemeld dat we de aanwezigheid van deze zoogdieren eerst zouden moeten onderzoeken – zie mijn ervaring hierboven – maar het was tegen dovemansoren.

Nu mag de spouwmuur niet geïsoleerd worden voordat de beschermde beestjes weg zijn gevangen. Dus daarom staan er nu drie vleermuizenkasten – een soort alternatieve flitspalen – in verschillende kleuren op hoge palen om de kolonie weg te lokken uit hun schuilplaats. Pas als de vleermuizen de vervangende woonruimte hebben gevonden kunnen de werkzaamheden aan de spouwmuren worden hervat.

Eeuwelingen

Honderd jaar worden is een mijlpaal. Het heeft een magische aantrekkingskracht. Al eeuwenlang spint de mens verhalen rondom onsterfelijkheid: in het epos van Gilgamesj, dat in 2100 voor Christus is ontstaan, probeerde Gilgamesj het kruid van het eeuwige leven in handen te krijgen.

Blauwe zones

Erg oud worden is niet voor iedereen weggelegd, maar er zijn regio’s waar de bewoners meer dan gemiddeld de honderdjarige leeftijd bereiken. Ogliastra op Sardinië, Ikaria in Griekenland of Okinawa in Japan kennen veel eeuwelingen. Er is onderzoek gedaan naar het geheim van deze ‘blauwe zones’, maar de uitkomsten verschillen nogal. Elke zone heeft eigen kenmerken, waardoor je er geen algemene conclusies aan kunt verbinden. Op Ikaria drinken ze veel, in Ogliastra juist geen druppel.

Aan de Universiteit van Leiden zijn wetenschappers bezig met een lang-leven-studie. Daarvoor onderzoeken ze het DNA van families waarvan de leden heel oud worden. Het blijkt dat ze een goedwerkend immuunsysteem hebben (dus minder vaak ziek zijn) en een heel goede stofwisseling. In het gen van die families is één bouwsteentje anders en daar ligt misschien wel de ‘holy grale’. Dan komen we al snel uit bij genetische manipulatie, maar dat is niet de weg die we moeten willen gaan. Ik denk wel dat er medicijnen op de markt zullen komen die proberen het verouderingsproces van onze cellen tegen te gaan.

Genen

Dus oud worden heeft te maken met je genetische aanleg, maar ook omgevingsfactoren en levensstijl spelen een rol. Wat de wetenschappelijke onderzoekers weten van de honderdjarigen die ze bestuderen is dat ze minder hebben gerookt en gedronken. Ze zijn positief ingesteld, ze voelen zich nog jong, ze genieten en proberen de leuke dingen uit het leven te halen. En ze hebben een hogere opleiding genoten.

Gezond leven, veel bewegen en goed slapen zijn belangrijke leefregels, maar ook wat er tijdens je leven allemaal gebeurt is van invloed. Had je genoeg te eten, was er superstress tijdens je jeugd, was er geld om je te ontwikkelen, ben je sociaal gehecht?

Survivallskills

Kortom, je moet over een aantal survivalskills beschikken. Je kan beter zo vroeg mogelijk met het naleven van de leefregels beginnen, maar er zijn proeven van zestigjarigen die ze drie maanden lang volgens een gezond patroon laten leven, en ook bij deze groep is er nog van alles te verbeteren. Aan hun bloedwaardes is af te meten dat ze er gezonder op worden. Dat is toch goed nieuws voor 60-plussers!

Voor ouderen is het van belang om hun spieren en hersenen op peil te houden. Volgens sommige onderzoekers is het spreken van twee talen goed voor de conditie van je hersenen. Dat kan ook door elke dag de krant uit te spellen, je met het nieuws bezig te houden of door in de omgeving van jonge mensen te verkeren. Dus actief met de buitenwereld bezig zijn. Anders verschrompelen de hersencellen en is het heel moeilijk ze weer op te bouwen. ‘Use them or lose them.’ Hetzelfde geldt voor je spieren.

Ook een rijk sociaal leven is cruciaal als je gezond oud wilt worden. Eenzaamheid is dodelijk. We zijn gezelschapsdieren, we zijn gewend aan sociaal contact, dat geeft plezier en ontspanning. Zorg voor een vangnet, blijft aangehaakt bij de samenleving met vrienden en familie om je heen.

Conclusie

Goede genen bepalen al de helft of je gezond en helder oud wordt. Maar ook veel bewegen en gezond eten, het zijn clichés, is belangrijk. En wees geen kluizenaar, maar zorg voor betekenisvolle mensen om je heen. Dat kan tien tot vijftien jaar aan je leven toevoegen.

Zaktraining

Een goede vriend heeft al meerdere malen gevraagd om eens met hem mee te gaan naar een kickbokstraining. Het is zaterdagochtend vroeg, de bel gaat, hij staat onder voor de deur. Het is zover, van de spanning heb ik slecht geslapen. De bokschool Burning Heart is op loopafstand van mijn flat. Ik ben er vaak langs gefietst, nu is het moment voor mijn eigen hoogmis. Bij binnenkomst ruik ik de typische sportschoolgeur, die – moet ik toegeven – best wel opwindend is.

Tot nu toe had ik het verzoek altijd vriendelijk afgeslagen, want ik ben helemaal geen bokstype. ‘Dat is niks voor mij, ik moet er niet aan denken iemand knock-out te slaan.’

‘Maar zo’n training is het helemaal niet,’ overtuigt de vriend me. ‘Het is meer een leuke conditietraining rond een bokszak.’

Nou, een conditioneel ding is het zeker. We kleden ons om, voor zover nodig. Sneakers uit, geleende bokshandschoenen aantrekken, het is nog een heel gedoe om daar met je hand in te komen. Het voelt vreemd als de riem strak om je pols wordt aangetrokken. Op blote voeten betreed ik de dojo. Mijn vriend wordt vriendelijk gegroet door de trainingsmaatjes, zowel mannen als vrouwen. Het is best een groot gezelschap. Hij stelt me voor aan de trainster en zegt dat ik graag kennis wil maken met ‘een zaktraining’. Ze stelt me gerust als ze mijn bedenkelijke gezicht ziet. ‘Doe gewoon mee, misschien ga je het wel erg leuk vinden.’

Warming-up

We beginnen met een serieuze warming-up door rondjes te rennen in de zaal, met intervallen steeds in een ander tempo. Het gaat er meteen fanatiek aan toe. De bokszakken wiegen aan hun haken door onze luchtverplaatsing, alsof ze niet kunnen wachten totdat ze flink afgetuigd zullen worden. Het zweet verschijnt op mijn slapen en bij ieder rondje laat ik meer druppels op de mat achter. Wellicht is het angstzweet…

We doen nog wat andere marteloefeningen, zoals kikkersprongen. Daarna gaan we daadwerkelijk op de zak slaan. De energieke trainster doet enkele slagen voor en legt uit hoe je de handen moet houden. We trainen met z’n tweeën met één zak en wisselen elkaar af. Mijn handen zijn gebald tot vuisten verpakt in de onwennige bokshandschoenen. Mijn vriend laat zien hoe de lange ronde zak benaderd moet worden. Je kan zien dat dit niet zijn eerste keer is.

Dan is het mijn beurt. Ik knijp krachtig in mijn vuist en geef zo hard ik kan met links een stoot op de zak, die snel terugveert in mijn richting en van mij de volgende slag verwacht. Ik geef een slappe rechtse.

Sloop die zak!

De trainster kijk toe en schreeuwt aanwijzingen. ‘Harder, het is je moeder niet! Sloop die zak!’ Ze houdt me in de gaten hoe ik het ervan afbreng, of er wellicht enig bokstalent in mijn lijf schuilt. Ze komt achter me staan, terwijl ik de slagen met links en rechts afwissel. ‘Hou je dekking in de gaten, als je met links slaat, moet je met rechts ter hoogte van je gezicht blijven, anders krijg je daar een flinke hoek van je tegenstander, waarmee hij je kan uitschakelen.’

Poeh, het vergt best veel techniek en inspanning. Gelukkig kan ik even naar adem happen als mijn vriend zijn best doet om de zak van jetje te geven.

Opnieuw ben ik aan slag. Mijn vuist ploft op de zak. ‘Dat kan harder!’

Ja, het is mijn moeder niet, denk ik erbij. Ik geloof niet dat ik voor dergelijke agressie in de wieg ben gelegd, echt kwaad op iemand worden kan ik al niet, laat staan een ander tot gort stompen, pijn doen of flink te grazen nemen. Niet dat de vriend zo’n vechtlustig type is, hij doet het voor fit en fun. Voor hem is het een uurtje alle frustratie eruit rammen en na het douchen voel je je beter dan ervoor.

Trappen

Bij de volgende oefening is het de bedoeling dat we naast het stoten ook gaan trappen op de zak. Niet dat ik de onverbiddelijke stoottechniek al beheers, maar laat ik het maar proberen. Ik mag eerst even de kunst afkijken. Met lenige bewegingen wisselt de vriend zijn lage vuistslagen af met hoge trappen op de langwerpige zak, en soms gebruikt hij daarbij ook zijn rechterknie.

Mijn beurt verloopt niet vlekkeloos, best wel lastig om te bedenken wat je wilt gaan doen: stoten of trappen. En die voortdurend bewegende zak werkt ook niet echt mee. Met moeite kan ik bij het trappen mijn evenwicht bewaren, een echte kickroutine heb ik niet. De bokshandschoenen zijn inmiddels volgelopen met zweet.

‘Ja, mooie kick, Jan,’ hoor ik links van me. Motiveren is ook een vak, besef ik.

Rondje om de zak

Na tien minuten op de trap-en-stootcombinaties te hebben geoefend geeft de leidster aan dat het nu tijd is voor een echt ‘rondje om de zak’. Ik ben aan de beurt en ik vat haar opdracht letterlijk op. Fanatiek benader ik de zware bokszak met handen en voeten terwijl ik fysiek rond de zak dans. Tja, zo was het niet bedoeld, merk ik aan de andere boksers in de zaal, die allemaal aan dezelfde kant van de zak blijven staan. Het is eerder de bedoeling dat je echt voluit gaat. Ach, leuk voor een anekdote later…

Als coolingdown lopen we tenslotte rustig uit. Nu wandelen we wel met z’n allen rond de Rumblezakken die afgemat in de touwen hangen.

‘Volgende week weer?’ vraag de trainster. ‘Ik denk het niet,’ geef ik eerlijk toe. ‘Het is best wel een heftige work-out, al mijn spieren doen pijn.’ Al zijn sommige trainingsmaatjes best wel de moeite van een volgend bezoekje waard, is mijn gedachte die ik maar wijselijk voor mezelf hou.

Een nieuw matras

Het matras naast me is lager dan het exemplaar waarop ik slaap. Niet echt handig, want soms val ik in het ‘dal’. Ik heb al een aantal malen op internet gekeken naar een matras van gelijke hoogte, maar nu ga ik de daad bij het woord voegen: proef liggen bij Beter Bed.

Aan het einde van de roltrap gaat een riante schuifdeur open. Voor me ligt een droompaleis, veel soorten bedden met fleurige dekbedden. Het is niet druk. Een slanke jongeman met snorretje komt op me af en vraagt of hij me kan helpen. Ik zeg dat ik opzoek ben naar een matras.

Slaapprofiel

‘Dan gaan we eerst een slaapprofiel maken.’ Hij leidt me naar een soort sprookjesruimte omringt door zwarte vitrage met in het midden het bed van Doornroosje. ‘We gaan eerst een meting doen om het perfecte matras voor je lichaamsbouw te vinden. Heeft u klachten?’

‘Nee.’

Hij voert wat gegevens in op een groot beeldscherm. Mijn achternaam zorgt voor problemen, ondanks dat ik het juist heb gespeld en opgedeeld in setjes van twee keer drie letters.  M-E-I … N-T-S. Hij is niet de enige die de T er niet tussen kan krijgen. Vervolgens klikt hij leeftijdscategorie en geslacht aan. ‘U mag u op uw rug op het bed gaan liggen.’

Als keurige, schone slaper wil ik mijn sneakers uitdoen.

‘Hoeft niet, meneer, daar hebben we een matje voor.’

Ik doe het exemplaar dat al op de vloer ligt terug aan mijn voet. Een beetje onwennig ga ik liggen. Er is geen kussen. Ik voel een flauwte opkomen, omdat ik te ver achteroverlig.

De verkoper waarschuwt voor bepaalde bewegingen van het matras. Ik kijk naar een ander beeldscherm dat aan plafond is bevestigd met daarop een tekening van een mannenlichaam met markeringen rond schouders en heupen. Dan voel ik een druk onder mijn rug, alsof je op een luchtbed ligt dat opgepompt wordt.

‘U mag nu in uw favoriete slaaphouding gaan liggen.’

Ik draai op mijn rechterzij en trek mijn benen op en leg de handen in de buurt van mijn hoofd. Het matras blijft pompen en zoeken naar steun.

‘Heeft u een lattenbodem of boxspring?’

De vraag overvalt me in mijn halfslaap. ‘Ik heb een Auping.’

‘O, dus een spiraal. Dan moet u rekening houden dat het matras bij u thuis iets harder aanvoelt vanwege de tegendruk.’

Ik mag me ontspannen en weer op mijn rug gaan liggen. Ondertussen legt het beeldscherm aan het plafond uit wat de voordelen zijn van een op mijn profiel aangepast matras: beter slapen en uitgerust opstaan. Er zijn maar liefst vijf slaapoplossingen die matchen met mijn bouw..

Lichaamsscan

Ik sta op, neem even de tijd om rechtop te komen. De jongeman loopt naar de printer voor het resultaat van de lichaamsscan. Ik besef dat dit eigenlijk niet de bedoeling is van mijn bezoek. Ik kom voor een goedkope oplossing, dit zal in de vier cijfers gaan lopen, vrees ik.

‘Komt u maar mee.’

We lopen langs een zee van matrassen. Hij staat stil bij de eerste mogelijkheid. ‘Ga maar links liggen!’

Even aarzel ik welke kant hij precies bedoeld en gok goed. Hij beseft nu ook dat ik geen kussen heb. ‘Ik haal even iets voor u.’ Hij legt een Tempur op het hoofdeinde. ‘Herkent u die?’

‘Ja, heb ik thuis ook.’

Zijn ogen lichten op. Potentiële klant.

Het matras is hard, te hard, zeker als mijn Auping-spiraal ook nog tegendruk gaat geven.

De verkoper brengt me naar een Mline-matras. Dat ligt prettiger. Zachter. Ik denk aan een reclame met turner Epke Zonderland en visualiseer hem naast me op het bed. ‘Deze bevalt beter,’ zeg ik droog.

‘O, dan vallen er meteen twee ander opties af.’

Proefliggen

We komen bij een Tempur. Ik heb al astronomische bedragen gezien naast de matrassen. Hier kan ik helemaal geen prijsaanduiding vinden. Het ligt voortreffelijk, maar nu moet ik het slechte nieuws toch brengen. ‘Is ook niet verkeerd,’ zeg ik ter voorbereiding.

‘U kunt even het matras ernaast proberen, dat is iets harder.’

Voor de show ga ik liggen, maar als ik opsta, haal ik mijn papiertje met huiswerk uit mijn broekzak. Ik zeg dat ik geen budget heb voor dit soort luxe matrassen. Ik noem het eerste matras op mijn lijstje. ‘Moonstar Pocket 750.’

Aan zijn uitademing merk ik teleurstelling. ‘Die heb ik hier niet, die verkopen we alleen online. Ja, u bent niet de eerste die dat niet gelezen heeft. Het staat ook veel te klein bovenin op de website.’ Hij opent de computer en laat het me zien. Ik verontschuldig me.

‘Nee, geeft niet. Zal ik even kijken wat het bedrag is voor die Mline met de huidige korting?’ Heeft hij mijn gelukzalige gezicht gezien terwijl ik op dat matras lag, denkend aan Epke?

Hij wacht mijn antwoord niet af. ‘Dan komt u uit op duizend euro.’

‘Nee, dat is niet mijn bedoeling. Sorry.’

Beddenreus

Hij verwijst me naar de Beddenreus, een discountfiliaal van dezelfde firma. Daar kunt u wel proef liggen op de matrassen die u zoekt.’ Even probeert hij nog een showmodel in de goedkopere prijsklasse onder mijn aandacht te brengen. ‘Maar dan moet u hem nu wel meenemen, kan dat?’

‘Hij is zeker niet op te rollen of dubbel te klappen? Mijn auto is niet zo groot.’

‘Nee, dat gaat niet.’

‘Helaas, dan hebben we geen deal.’ Ik neem afscheid en bedank hem voor de service.

Gefrustreerd daal ik de roltrap af, stap in mijn auto en rij de oprit af. Ik schrik van een luide claxon. Vlak voor mijn bumper staat een grote, grijze vrachtwagen met oplegger. Doornroosje is wakker gekust door een prinselijke vrachtwagenchauffeur. Net op tijd geremd! Ik maak een excuusgebaar en zet de auto snel in z’n achteruit. Dat had een erg duur slaapprofiel kunnen zijn, besef ik geschrokken.