Blog

Ontspullen

Waar ben ik aan begonnen? Bij het openen van de kelderdeur valt de fietspomp naar buiten. De eenentwintig vierkante meter staat bomvol. Om te inventariseren wat er allemaal staat, moet ik eerst een pad proberen te banen door de kelder. Dus sleep ik dozen en allerlei spullen naar buiten. Het begin van ‘gedwongen’ ontspullen, want vanwege een verduurzamingsproject van het appartementenblok worden de kelders geïsoleerd.

Buurman

Het opruimen van de kelders schept een band, want iedere buur komt even kijken en een praatje maken. Mijn buurman die een blik naar binnen werpt, zegt: ‘Als je een grote ruimte hebt, bewaar je ook veel spullen.’

Dat blijkt wel. Van de zes bewoners van mijn trappenhuis heb ik de grootste kelderruimte. Bij de indeling heeft niet iedere kelder hetzelfde aantal vierkante meters gekregen. Zelf heeft de buurman zijn kelder gepimpt: de muren gesausd, het plafond gestuct en de vreselijke zwarte rioleringspijpen wit geschilderd. Maar nu komt er dus een lelijke purschuimlaag op het plafond die een ribbelig landschap achterlaat. Voor deze vorm van isolatie is gekozen omdat in de kelders allerlei leidingen lopen die bij problemen zoals lekkage gemakkelijk te bereiken moeten zijn.

Verzameltype

Wat verzamel je een hoop spullen – ik ben het bewaar- en verzameltype. Kasten, bedden, fitnessapparatuur, computerspullen en allerlei (afgedankte) elektrische apparaten, verfspullen, schoonmaakartikelen, bloempotten en oude tijdschriften. Het is een kleine reis door je verleden, door een voltooid verleden tijd van je (familie)geschiedenis.

Ook kom je onverwachte dingen tegen, zoals een tasje met daarin breisels van mijn moeder toen ze al behoorlijke steken liet vallen. Of een groen vlak, daar blijken twee volle kratten bier te staan, vast van een langgeleden feest, vergeten dat ze er stonden. Nu is het een erg sterk bockbier geworden, waarvan alleen het toilet gulzig zal drinken.

Geen goed idee

Je kelder leegruimen in het weekend blijkt geen goed idee. In de straat staan alle auto’s voor de deur zodat je verder moet lopen om spullen die je weg wilt gooien naar je auto te brengen. Bij het winkelcentrum is de papiercontainer niet meer te onderscheiden, dozen en andere papierrotzooi staat er rondom opgestapeld. Sta je daar met een auto vol oud papier. Lekker dan, moet je op zoek naar een andere container in de buurt.

Op het scheidingsstation van de GAD in Crailo, zelfde laken en pak. Er staat een file en eenmaal op het terrein kan je niet vlak bij de desbetreffende stortplek parkeren. Uiteindelijk ben je blij dat je van je afgedankte spullen af bent.

Stress

Ik merk dat het leegruimen van de kelder bij iedereen toch min of meer voor stress zorgt. Mijn onderbuurvrouw heeft al drie dagen niet geslapen. Haar kelder staat ook propvol. Ze heeft besloten om een opslagboks te huren en studenten in te huren om de spullen daarnaartoe te verhuizen. Later neemt ze dan de tijd om de spullen in de gehuurde opslag uit te zoeken, en te beslissen wat ze echt wil houden en wat weg kan.

Mensen zeggen: ‘Als je niet weet wat er ligt dan mis je het ook niet en kun je het beter meteen weggooien.’ Maar dat weggooien moet niet onder tijdsdruk staan. Ik vind het fijn om tijd te hebben voor het uitzoeken en selecteren. Dus daarom maar steeds een stukje kelder afgraven. Wegbrengen wat in mijn auto past of in een verhuisdoos doen, wat bewaard moet blijven, wel met een duidelijke beschrijving wat erin zit. Er is nog een hoop opruimwerk te verzetten… (wordt vervolgd)

Geen Doe Maar meer

Het nieuws slaat in als een bom. Harmen Siezen kondigt in het Journaal aan dat de immens populaire band Doe Maar uit elkaar gaat. Op 14 april 1984 geven Henny Vrienten, Ernst Jansz, Jan Hendriks en Jan Pijnenburg in Den Bosch nog een afscheidsconcert. Huilende fans, vooral meisjes, is het gevolg. Ik ben ook wel een beetje van slag.

Doe Maar is publiek bezit, ze worden bedolven onder de fanmail en kunnen zich voor en na de optredens alleen dankzij uitgebreide voorzorgsmaatregelen de meisjes van het lijf houden. De optredens zelf eindigen, waar ook in Nederland, in een volstrekt pandemonium waarbij de muziek goeddeels overstemd wordt door gekrijs en ongevraagde community singing van de fans. Henny Vrienten hoeft maar even een swingende move te maken of de meisjes vallen bij bosjes flauw.

Aan eigen succes ten onder

De popgroep is aan zijn eigen succes ten onder gegaan. Frontman Henny Vrienten noemt het in het Journaal een gevoel van bevrijding. ‘We hadden allemaal zoiets van laten we ermee ophouden. Het was een fantastische periode. We hebben altijd te gek samengespeeld en we hebben leuke dingen meegemaakt. (…) Duidelijk is dat we er niet voor kiezen om commerciële uitbuiting en publiciteitspers langer toe te laten in ons leven. We worden er steeds depressiever van.’

De commercie heeft goed verdiend aan Doe Maar. Meer dan zevenhonderdduizend elpees zijn verkocht en vijfhonderdduizend singles, dat is een miljoenenomzet. Maar de bandleden zelf zijn er niet rijk van geworden. Doe Maar en de fans waren een goudmijn voor (illegale) handelaren in T-shirts, zweetbandjes, posters en buttons. Doe Maar was een rage en elke winkel verkocht wel iets wat met de band te maken had, vaak zonder dat er rechten voor werden afgedragen.

Swingende Nederpop

Met genoegen kijk ik terug op Doe Maar. https://youtu.be/A9sQZvozxz0  Ik ben niet per se fan van Nederlandstalige muziek, maar nadat ik op een huisfeest de elpee ‘Doris Day en andere stukken’ hoor, ben ik verkocht. Nederpop waarop je kunt dansen! Ik begin aan een inhaalslag. De band die in 1978 is begonnen, eerst nog zonder Vrienten, had er al een hele carrière opzitten. Al hun elpees heb ik in een paar maanden aangeschaft. Hun onbevangen en opgewekte muziek, het reggae-element en de aansprekende teksten zijn inmiddels iconisch. Het gevolg is dat je alles mee kunt zingen: 32 Jaar, Is Dit Alles, Doris Day, Belle Hélène, Nachtzuster, Pa en De Bom.

Goede herinneringen heb ik aan de jubileumconcerten die ze jaren later hebben gegeven en Symphonica in Rosso. Met het overlijden van Henny Vrienten, twee jaar geleden, zal dat nu niet meer gebeuren. Geen swingende optredens meer, geen knalgroen en roze uitdossingen meer. Tja…’Het is over’, ‘Alles gaat voorbij.’ #DoeMaar

Tajiri

Werken met een bekende Nederlander komt wel vaker voor tijdens mijn tv-arbeid, maar oog in oog staan met een internationaal bekende kunstenaar is een unicum. Voor Teleac-Not maken we een serie over Industrieel Erfgoed. Ik ben bezig met de voorbereiding voor de aflevering over ijzergieterijen, die met name in het zuiden en oosten van ons land te vinden zijn.

Bij een locatiebezoek aan een ijzergieterij in Baarlo vertellen ze me trots dat ze over een maand een kunstwerk van de Amerikaans-Japanse beeldhouwer Shinkichi Tajiri gaan gieten. Deze mogelijkheid grijp ik met beide handen aan, ik neem meteen contact op met de kunstenaar om zijn toestemming te vragen.

Beeldhouwer

Ondertussen doe ik mijn huiswerk. Tajiri is geboren in Amerika uit Japanse ouders. Tijdens de WOII wordt het gezin Tajiri gevangengezet in een kamp (argwaan tegenover de Japanse vijand). De jonge Tajiri meldt zich als vrijwilliger aan voor het leger om zo aan het leven in een kamp te ontkomen. Met een speciale Amerikaans-Japanse eenheid vertrekt hij naar Europa om tegen de nazi’s te vechten. Na de oorlog kan hij niet aarden in de USA – Japanners worden met scheve ogen aangekeken – en Tajiri vestigt zich als jonge beeldhouwer in Parijs. Via contact met de Cobragroep komt hij naar Nederland, eerst woont hij in Amsterdam. In 1962 koopt Tajiri in Baarlo het vervallen kasteel Scheres. Daar woont en werkt hij tot aan zijn dood in maart 2009.

Het werk van de beeldend kunstenaar is simpelweg op te delen in vier thema’s: iconische krijgers, torens, knopen en machines. Ik ontmoet hem bij het vervaardigen van een gietijzeren knoop, die in Baarlo geplaatst zal worden.

IJzergieterij

In de ijzergieterij van de familie Geraerdts hebben ze alles in gereedheid gebracht. Ook wij als tv-crew zijn er klaar voor. Een kleine, bescheiden man komt binnen en schudt vriendelijk handen met iedereen. Hij oogt een beetje verlegen, maar blijkt die middag een harde werker. Iemand die weet wat hij wil. Zorgvuldig bekijkt hij de mal waarin de vorm van zijn kunstknoop duidelijk te zien is. Langzaam zakt de contramal er minutieus boven op. Als het ijzer in de koepeloven op de juiste temperatuur is, kan het gieten beginnen. Via een lier wordt de pot met kokend ijzer boven de mal gebracht. De oranjerode vonken springen knisperend in het rond als het ijzer voorzichtig in de mal verdwijnt.

Interview

Terwijl het gegoten kunstwerk droogt en afkoelt heeft Tajiri tijd voor een interview. ‘De knoop is een vorm die iedereen direct herkent en begrijpt, een symbool van verbinding en eenheid. In de Japanse traditie staat de knoop symbool voor verbondenheid met de familie, met de voorouders. Ook symboliseert het een verbinding tussen culturen, verzoening en vriendschap tussen volken. Daarnaast staat het voor de intense omarming van geliefden,’ zegt hij met een droog lachje.

Als de knoop losgemaakt wordt van de mal en uit het zand is getakeld neemt Tajiri zelf de slijptol ter hand om de bramen weg te slijpen. ‘Eenvoud is altijd mijn leidende principe. Gietijzer is een mooi materiaal om mee te werken, fundamental and basic, maar ik maak ze ook uit hout, polyester en brons.’

Twee tentoonstellingen

Deze herinnering komt boven omdat er momenteel twee tentoonstellingen zijn over het werk van Tajiri. Op een zondige zondag rij ik eerst naar Venlo. In Museum van Bommel van Dam (het oude postkantoor) is een overzichtstentoonstelling vanwege zijn honderdste geboortedag. Het museum heeft een noviteit, je kan het werk bezichtigen door gebruik te maken van een AI-applicatie, aan deze interactieve gids kan je allerlei vragen stellen over zijn kunstwerken. Maar op deze mooie dag zijn er twee suppoosten die ook graag iets over hem willen vertellen. Zo lijkt de inrichting van de tentoonstelling nog het meest op zijn atelier in het kasteel, waar ook alle kunstwerken door elkaar heen staan, vertellen ze me enthousiast.

Bonnefantenmuseum

In de middag rij ik door naar het Bonnefantenmuseum in Maastricht, daar hebben twee kleinkinderen van Tajiri een expositie samengesteld. Daarbij heb je het gevoel alsof je door het familiealbum loopt. Veel kiekjes van de kunstenaar met zijn familie, vrouw, dochters, assistenten en natuurlijk zijn twee kleinkinderen Tanéa en Shakuru Tajiri. Allemaal in combinatie met sleutelwerken uit zijn Knopen, Machines, Krijgers en Torenreeks. Tajiri was niet alleen beeldhouwer, maar ook schilder, fotograaf en de computer kende voor zijn kunst geen geheimen. https://youtu.be/DW9vUhtBMhc

Voor mij is het een trip down memory-lane door zijn oeuvre. De tentoonstelling ‘The Restless Wanderer’ in Maastricht is nog tot en met 12 mei te bezoeken.

Het ruwhouten kruis

Vandaag vieren we de opstanding van Jezus uit de dood: Pasen. In het ochtendgloren is het graf leeg waarin Hij na de kruisiging is begraven. In de christelijke traditie symboliseert het kruis de overwinning van Jezus over de dood. Christenen geloven dat Jezus door te sterven zelf de straf voor de zonden van de mensen op zich genomen heeft.

Het kruis is een teken waarop menig reclamemaker jaloers is. Het heeft een enorme uitstraling en brengt massa’s mensen in beweging. Mensen slaan een kruisje als ze iets moeten doen of gedaan hebben. Mensen hangen het als ketting om hun hals of tatoeëren het op hun lichaam. Kruisen staan op torenspitzen van kerken, op graven, langs wegen en ze hangen boven deuren en bedden. Je ziet ze op vlaggen en wapenschilden. Het kruis doet het goed als beeldmerk.

Executiemiddel

Een kruisiging is in Jezus’ tijd een gebruikelijk executiemiddel. Het is een wreed marteltuig. De Romeinen springen niet bepaald zachtzinnig om met het slachtoffer, dat zelf de dwarsbalk moet dragen naar de plaats van de kruisiging, waaraan hij met uitgespreide armen vastgebonden is. Struikelt hij onderweg, dan kan hij zichzelf niet opvangen en valt hij plat op zijn gezicht. Hij krijgt de zware balk in zijn nek, waarna hij ernstig gewond gedwongen wordt om zijn weg te vervolgen.

Op de plaats van de executie drijft een soldaat met enkele ferme hamerslagen een vingerdikke vierkante spijker door iedere pols in de dwarsbalk. Waardoor ze ontwricht zijn en de zenuwen aangetast. Direct daarna trekken de soldaten het slachtoffer aan deze balk tegen de rechtopstaande paal omhoog, eventueel met behulp van touwen en ladders als het om een hoge paal gaat. Het volle gewicht van het lichaam van de veroordeelde hangt aan de twee spijkers. Tenslotte zetten ze de voeten van de veroordeelde op elkaar en bevestigen hen met één lange spijker aan het hout.

Gruwelijk lijden

Dan volgt de eenzame doodstrijd. Een gruwelijk lijden. Het bloedverlies is gering, maar de pijn ondraaglijk. De veroordeelde hangt aan de spijkers en wil zich oprichten om de pijn te verlichten en te kunnen ademen, maar door uitputting lukt dat uiteindelijk niet meer en komt hij om door verstikking.

De lichamen van de gekruisigden blijven meestal aan het hout hangen totdat roofvogels het vlees van het skelet scheuren en wilde honden de resten die onder het kruis vallen opvreten.

Het kruis als genadeteken

Gelukkig is Jezus’ lichaam van het kruis gehaald en in een graf gelegd. En daar eindigt het niet: op paasochtend blijkt Hij opgestaan. Het grootste wonder ooit.

In de kunst wordt Jezus op twee manieren aan het kruis afgebeeld. Eén waarbij het lijden van Jezus de belangrijkste boodschap is, en de andere voorstelling waarbij de zegenvierende Christus te zien is, in wie de verrijzenis al wordt aangekondigd.

Het kruis brengt mensen in een andere verhouding tot God. Het kruis vat alles samen wat christenen geloven. Het is het ultieme genadeteken: het teken dat God om mensen geeft en alles voor hen over heeft.

Christenen erkennen met het kruis de realiteit van hun zonden, maar ook dat die door Jezus Christus gedragen worden, zodat ze hen niet worden toegerekend. Jezus stond op uit de dood om Zijn leven te delen met iedereen die gelooft en Zijn Geest ontvangt. Dat geloof opent enorme perspectieven.

Wie het kruis serieus neemt ontdekt dat het niet alleen een sprekend symbool is, maar ook een teken dat werkt. Er gaat kracht vanuit. Gods kracht. Het kruis pakt de doodlopende wegen in ons leven aan, het wijst ons een betere weg en maakt die ook mogelijk. Het ruwhouten kruis is een teken van hoop voor de toekomst.

Rookverbod

‘Ik ga nog even een sigaretje roken.’ Ik laat mijn pint en tijdelijke gezelschap achter bij de bar en loop met m’n pakje Marlboro’s naar buiten. Shit, vergeten mijn aansteker mee te nemen. ‘Heb je een vuurtje?’

De man naast me grijpt in de binnenzak van zijn jeansjasje. Hij geeft me een gele BIC-aansteker. Omdat het waait houdt hij zijn handen behulpzaam om het vlammetje. Het vuur trekt in de sigaret. Ik neem een eerste haal en inhaleer diep. Een trilling gaat door mijn lijf. Ik moet dit eigenlijk niet meer doen, slecht voor mijn hart en longen, maar ja…

‘Hoe bevalt het om buiten te moeten roken?’ vraag ik aan de vuurgever.

Hij antwoordt knorrig. ‘Geen ideale situatie, Paddy. Wie dit verzonnen heeft moesten ze…’ De rest van zijn antwoord verdwijnt in een kleine hoestbui. Ik maak er op uit dat hij premier Bertie Ahern niet veel goeds toewenst.

Roken op het trottoir

We staan buiten op de stoep voor een pub te roken. Tegenwoordig staan in Ierland alleen de trottoirs nog blauw. De roker is een buitenmens geworden, een openluchtwezen.

Ik blaas de rook uit en voel me een beetje licht in mijn hoofd. Sinds kort ben ik weer begonnen, na meer dan een jaar clean te zijn geweest. Erg benieuwd welke situatie ik zal aantreffen in Galway nu Ierland als eerste in de EU een rookverbod heeft ingesteld voor alle publieke ruimtes inclusief de horeca.

In een land waar pub, sigaret en drank traditioneel een drie-eenheid vormen voelt het toch vreemd aan. Bij binnenkomst in de pub denk je: hè, waarom hebben die mensen hun glas niet leeggedronken? Maar dat zijn pints van de verstokte rokers die bij de ingang staan kou te kleumen, omdat ze echt niet zonder een trekje van een sigaret kunnen, en even noodgedwongen hun drankje hebben achtergelaten. Mag er buiten niet gedronken worden?

Bang voor omzet

Het rookverbod is op het groene eiland hard aangekomen. Dit is ook ons voorland. In Nederland geldt momenteel alleen nog een rookverbod op het werk, maar er gaan stemmen op (het is 2004) om het ook in de horecagelegenheden te verbieden. Nu op vakantie kan ik daarvan de praktische consequenties aan den lijve ondervinden. De horecaeigenaren zijn er niet blij mee, bang voor hun omzet. Ze vrezen dat de klanten thuisblijven, maar zo te zien valt het mee. Wel hebben ze massaal Chinese terrasverwarmers aangeschaft om het roken buiten nog enigszins comfortabel te maken.

Ik gooi mijn peuk op de grond en druk hem met mijn sneaker uit – het voordeel van buiten roken. Zo te zien ben ik niet de enige die dat doet. ‘Kom, ik ga maar weer de pub in!’ en ik knik naar mijn mederoker. Binnen is mijn gezelschap in een geanimeerd gesprek met de barman verwikkeld.

Rookvrije omgeving

Drie jaar later voert ook Nederland het algemene rookverbod in. Eerst nog een lafhartige periode met speciaal afgesloten rokersruimten in de kroegen. Het is me inmiddels gelukt om definitief met roken te stoppen. En nu twintig jaar na dato valt het me op dat er steeds meer borden op buitenlocaties verschijnen met de oproep voor een rookvrije omgeving. Zo kan het rokerstij keren. #rookvrijeruimte

Familieverhaal schrijven

‘Bij ons in de familie’ is het thema van de Boekenweek. Een dankbaar thema, want iedereen maakt deel uit van een familie, welke vorm of samenstelling die ook heeft. Iedereen draagt de sporen van het familieleven met zich mee; van mooie en zelfs schitterende, tot soms helaas ook nare herinneringen. Een grootmoeder die er een dubbelleven op na hield, een verzwegen kind dat ineens opduikt, een oudoom die een schurk bleek.

Wat is je boodschap?

Veel mensen komen op een punt dat ze iets met die familieverhalen willen, al was het alleen maar om ze vast te leggen voor het nageslacht. Anderen hebben grotere dromen en willen het verhaal van hun familie toegankelijk maken voor een breder publiek. Daar moet je dan wel goed over nadenken en de tijd voor nemen. Waarom wil je dat en wat is dan jouw specifieke boodschap?

Vaak concentreert men zich op de gebeurtenissen. Dat levert vaak een lange opsomming op. Om een boeiend verhaal te schrijven, kun je je beter richten op het waaróm dan op het wát. Wat drijft de mensen in het verhaal? De personages en hun lotgevallen gaan pas leven voor mensen buiten jouw eigen familie als het zo is opgeschreven dat de lezer zich met hen kan identificeren of zich gaat afvragen waaróm iemand heeft gedaan wat ie heeft gedaan.

Fotoalbum

Stel je wilt alleen schrijven voor je intimi dan zou je dat heel simpel kunnen houden. Pak de oude fotoalbums en schrijf bij elke foto een verhaaltje: wie staan erop en wat betekenen ze voor je? Wat gebeurde er, wanneer? Het nageslacht zal je er dankbaar voor zijn, want hoe vaak komt men bij het opruimen van een huis niet een album tegen waarbij men niet weet wie de mensen zijn op bepaalde foto’s. Maar een nadeel is dat vroeger niet van alles foto’s zijn gemaakt; vaak alleen op hoogtijdagen.

Je kan ook een verzameling van herinneringen en anekdotes van opmerkelijke gebeurtenissen beschrijven, dat levert een prachtig doorkijkje op in een mensenleven. Of in de vorm van een uitvoerige brief noteren wat belangrijk en waardevol is voor je en waarom je bepaalde keuzes in je leven hebt gemaakt.

Originele vorm

Wil je echt voor een breed publiek schrijven dan vergt dat een serieuze aanpak. Alle data, gebeurtenissen, personen en herinneringen zijn lastig te ordenen. Bedenk van tevoren hoe je het boek ongeveer wilt indelen. Hoe ga je het familieverhaal vertellen: chronologisch of thematisch? Bedenk een originele vorm en verwerk de feiten op een creatieve manier. Dit doe je door jouw eigen schrijfstijl, beeldend taalgebruik en opvallende details en eventueel ook dialogen toe te passen. Zo laat je je familieleden en omgeving tot leven komen. Oek de Jong neemt bijvoorbeeld het halen van zijn rijbewijs op latere leeftijd als kapstok om zijn familiememoires te kunnen vertellen.

Privacy

Op een belangrijk aspect bij het schrijven van een familieverhaal wil ik je nog graag wijzen: houd rekening met de (wettelijke) privacy van personen. Je bent niet ‘Remi alleen op de wereld’. Hoe schrijf je over anderen, zeker als ze nog leven? Het kan gaan over ruzies, beslissingen die je genomen hebt waarbij je familieleden hebt gekwetst, of zij jou. Anderen kiezen er niet voor om een rol in jouw boek te spelen. Hoe ver ga je? Vraag jezelf continu af of een gebeurtenis écht iets toevoegt aan het familieverhaal.

Meestal wil je iemand uit je familie liever niet in een kwaad daglicht stellen. Dus let op hoe je over een situatie schrijft. Probeer afstand te nemen van jezelf en met de ogen van een buitenstaander te kijken. Dat kan helpen om niet bevooroordeeld, maar juist waarnemend te schrijven. Wees respectvol naar de ander en laat ruimte voor de lezer om te interpreteren. Besef dat je vaak schrijft vanuit eigen herinneringen. Hier ligt echter de valkuil van de ‘eigen waarheid’.

Maar laat je door dit dilemma niet tegenhouden. Ik pleit voor het opschrijven van familieverhalen, ze mogen niet verloren gaan. Dat is zó zonde. Ik kan je erbij helpen! www.taalmens.nl #taalmens #boekenweek2024 #familieverhalen

Feest

Op de rondweg pronkt een schaap op een billboard. Het heeft een VR-bril op, in de glazen ervan reflecteert de Vituskerk en de televisietoren. Verder draagt het een feesthoedje met de tekst: ‘600 Hilversum’.

Hoera! Hilversum bestaat zeshonderd jaar. Maar waarom een schaap op de poster? Het dringt langzaam tot me door: in de Middeleeuwen was deze plek natuurlijk puur heidegrond en graasden er vooral schapen. Op 4 maart 1424 geeft Jan van Beieren Hilversum een eigen ‘gerecht’, oftewel een eigen rechtbank. En daarmee wordt het schapengraasgebied in het Gooi een écht dorp.

Hilversum in zwart-wit

In het kader van het jubileumjaar heeft de Hilversumse historische kring Albertus Perk een film gemaakt: ‘Hilversum in zwart-wit 1924-1974’. Het is een regelrechte hit in het Filmtheater; meerdere keren per dag vertoond en iedere keer stijf uitverkocht. Ik ben geen geboren Hilversummer, maar woon er toch al dertig jaar, dus het is ook voor mij interessant om de lokale geschiedenis te zien.

De film begint met de festiviteiten rondom Hilversum 500 jaar. Koningin Wilhelmina en prinses Juliana brengen een bezoek aan de stad. Het zijn de oudste bewegende beelden van Hilversum. Vanaf het balkon van het stadhuis op de Brink (nu Museum Hilversum) nemen ze een defilé af. Daarna maakt het gezelschap een rijtoer door de stad. In zo’n prachtige oude auto, een halfopen voertuig. Ze zijn uitgedost met enorme hoeden en bloemstukken. Prachtig is de politieagent die op de fiets probeert de rijdende auto’s bij te houden.

In een uur zie je hoe Hilversum van een dorpje uitgroeit naar een stad met honderdduizend inwoners, mede door de omroepen die zich hier vestigen. Er is aandacht voor de opening van het nieuwe raadhuis, ontworpen door de Hilversumse architect Dudok. De grote tv-studio’s die in gebruik worden genomen.

Oude zwembad

Het publiek reageert enthousiast op het oude zwembad in de Kapelstraat, dat Olympische zwemsters (Nel van Vliet en Mary Kok) heeft voortgebracht. Mede omdat ze hun oude zweminstructeur Jan Stender herkennen die de meisjes onder zijn hoede heeft. De man naast me herinnert zich nog zijn bulderende stem. Hij was bang voor deze ‘zwembeul’, zoals hij zelf zegt.

Ook andere sporten komen voorbij: het paardendrafcentrum en de wielrenners op de houten wielerbaan in het Sportpark. Voor de oorlog was het onzedig dat zwetende mannen zich in korte broek op de openbare weg begaven. Het leidt tot gegniffel bij het publiek.

De diverse fragmenten zijn afkomstig uit het Polygoonjournaal en amateurbeelden. De makers zijn aanwezig voor een Q&A en op de vraag hoe de film tot stand is gekomen vertellen ze dat ze zich dagen hebben opgesloten in de kelder van Beeld en Geluid. Ze komen in het archief veel oude beelden van Hilversum tegen, maar de omroepen vragen 250 euro per fragment en daar is geen geld voor. Het zorgt voor algemene verontwaardiging in de zaal. Die beelden van de publieke omroepen zijn immers tot stand gekomen van hun belastinggeld; het is een schande om daar nogmaals geld voor te vragen.

Woningbouw

Opmerkelijk om te constateren is dat bepaalde problemen waar Hilversum nu mee te maken heeft, ook in vroegere jaren voorkwamen. Zware regenval waardoor het riool het water niet kan afvoeren, en de net in gebruik genomen Beatrixtunnel volledig onder water komt te staan. En de irritatie vanwege de drukte rondom het station en het wachten voor de spoorbomen. Of de woningnood. Het plan om De Meent te gebruiken voor woningbouw, wordt teruggefloten door de provincie. Er mag niet gebouwd worden terwijl de burgervader aangeeft dat de nood (mede door verkrotting van woningen) groot is. De woningen komen er uiteindelijk toch, evenals de nieuwbouw in Kerkelanden, waarvan we de eerste boomaanplant zien. Sowieso zie je dat Hilversum een echt groene stad is. Veel mensen praten terecht van een dorp, want officieel heeft Hilversum nooit stadsrechten gekregen.

Je kan je afvragen waarom de makers alleen de eerste vijftig jaar documenteren. Ze geven aan dat in de jaren 70 de fragmenten overgaan op kleur. Tja, dat is natuurlijk een drogreden als je het Hilversum in zwart-wit wilt noemen kan je ook de kleur uit de filmpjes trekken en zo naar zwart-wit brengen.

Niet te min is de film een groot succes, dus wie weet komt er als afsluiting van het feestjaar toch nog een vervolg over de afgelopen vijftig jaar. #600jaarHilversum

Felle koplampen

Ligt het aan mij of schijnen koplampen van auto’s en andere voertuigen feller? Automobilisten rijden al een tijdje met die felblauwe xenonlampen rond, maar het lijkt wel of elke tegenligger tegenwoordig helle voorlichten voert. Waar is de zachte gele gloed gebleven?

Verblindend

Het valt me op omdat ik in de winter vroeg op pad ben en regenachtig weer of waterige ogen van de hooikoorts maken de situatie er niet beter op.  De verblindende verlichting is het meest irritant is op de N201, de provinciale weg naar de A2. Tegenliggers rijden eigenlijk pal naast je, als ze dan met zo’n fel licht op je afkomen ben je even een aantal seconden verblind. Je houdt je handen aan het stuur en maakt geen beweging in de hoop dat de rijbaan rechtdoor loopt. Gelukkig ken ik de weg goed, dat scheelt.

Ook erg irritant is de auto die vlak achter je rijdt met zo’n felle verlichting waardoor je door je eigen (achteruitkijk)spiegels verblind raakt. Je wilt het liefst dat de achteropkomende automobilist je zo snel mogelijkheid inhaalt. Je remt af, gaat langzamer rijden, maar vaak kan hij je door de drukte op de weg niet passeren. Je zoekt naar een parkeerhaven om die op te rijden, meestal is die niet in de beurt.

Omdat je ook niet als een oud dametje wilt overkomen, trap je dan maar op het gaspedaal om de afstand te vergroten, maar doordat de andere automobilist ook gas geeft, verandert er niks aan de situatie en rij je nog steeds in een helverlicht interieur rond en blijf je je ogen dichtknijpen. In het ergste geval krijg je uiteindelijk een bon thuis voor het te hard rijden; er is een bepaald traject met flitsers waar je maar zestig kilometer per uur mag rijden.

Allemaal heel vervelend, daar zit je, in de vroege ochtend, terwijl je nog in een soort wakker-worden-fase zit, niet op te wachten. Het is natuurlijk fijn dat ieder voertuig een verlichting voert die deugdelijk is, namelijk goed afgesteld, voorzien van de juiste lampsoort, maar daar schort het in de praktijk nog al eens aan.

Geen achterlicht

Het andere uiterste is ook mogelijk. Een paar weken geleden ben ik onderweg naar mijn werk. Het is opmerkelijk rustig op de weg; ik kan lekker ongestoord doorrijden. Plotseling denk ik: hier klopt iets niet! Instinctmatig rem ik af, gelukkig zit er geen bumperklever achter me. In mijn voorlicht doemt heel dichtbij een bordje ‘veevervoer’ op. Blijkt dat er een trekker met veewagen op de weg rijdt, met een beduidend lagere snelheid, die geen deugdelijke achterverlichting voert. Door hard op de rem te trappen kan ik nog net een botsing voorkomen en kom mijn i10 op een paar centimeter achter de veewagen tot stilstand.

De adrenaline giert door mijn lijf. Met een verhoogde hartslag kom ik aan op het distributiecentrum. Dringend behoefte aan koffie om even bij te komen van de schrik.

‘Heb je spoken gezien onderweg, je ziet zo bleek?’ vraagt een collega.

‘Nee, dat niet maar ik was wel bijna op een veewagen gebotst! Die sukkel reed zonder achterlichten op de provinciale weg. Ik zag nog net op tijd een geel bordje oplichten anders was het erg slecht afgelopen, vrees ik.’

‘Nou, blij dat je heelhuids binnen bent.’

Ik pleit voor een autoverlichting die juist is afgesteld -dus niet te hoog- die zoveel mogelijk licht op de weg schijnt, maar niet verblindt. https://youtu.be/OaS-fZkoQOg #goedeverlichting

Schrikkeljaar

Komende donderdag, 29 februari, is een schrikkeldag. Een keer in de vier jaar telt het jaar 366 dagen. Die schrikkeldag is ingevoerd omdat de aarde om de zon draait en daar precies 365 dagen en een kwart dag voor nodig heeft. Om de vier jaar is een extra dag nodig zodat de jaarindeling in de pas blijft lopen met de indeling van de seizoenen.

We hebben die schrikkeldag aan Julius Caesar te danken. De Romeinse kalender ging uit van maanden met 29 dagen, om gelijk met de wisseling van de seizoenen te blijven kende de kalender om de twee jaar een schrikkelmaand. Caesar schafte dit systeem af. Hij verdeelde de dagen van de schrikkelmaand over de maanden, die 1 of 2 dagen langer werden.

Gregoriaanse kalender

In de zestiende eeuw ontdekte men dat de kalender toch ongeveer tien dagen achterliep met de seizoenen. Paus Gregorius XIII stelde daarom de Gregoriaanse kalender in die we momenteel nog steeds hanteren. In 1582 maakten ze de tien dagen die ze achterliepen in een keer goed door van 4 oktober naar 15 oktober te springen. Dat moet een rare ervaring geweest zijn voor de mensen die toen leefden, lijkt me zo.

De naam voor schrikkeljaar is afkomstig van het Middeleeuwse woord ‘scricken’, wat zoiets betekent als ‘lopen met grote passen’, vandaar schrikkeldag. De Engelsen noemen het ‘leap day’.

Documentaire

Een leap year geeft extra rechten ontdek ik tijdens het maken van een documentaire over de inzet van Nederlandse vissers tijdens de Tweede Wereldoorlog. Jonge vissers zijn gedwongen met hun boot uitgeweken naar Engeland en worden daar ingezet om voor de Koninklijke Marine mijnen te vegen in de wateren rondom Groot-Brittannië.

In hun vrije tijd zoeken de jongemannen aan de wal vertier en komen zo in contact met de Engelse meisjes. Op een dansavond in the Masonic Hall in Milfordhaven ziet de jonge Molly de knappe Leo staan. Het is oktober 1940. Omdat de verlegen Hollander geen aanstalten maakt om haar te versieren zet Molly als eerste een stap. Het is een leap year, dus de meisjes mogen bij hoge uitzondering de mannen ten dans vragen, aldus haar theorie. Molly raapt al haar moed bij elkaar en loopt met knikkende knieën op Leo af. Hij is aangenaam verrast en vraagt met een duidelijk Nederlands accent: ‘So you wanna dance?’ Wat er daarna gebeurt, is historie. In maart 1941 zijn ze getrouwd…

Op één knie

Van mij hoeven vrouwen niet te wachten op een schrikkeljaar om hun partner ten huwelijk te vragen – de tijden zijn veranderd – maar mocht je denken dat er te lang wordt gewacht of geaarzeld met de Grote Vraag, dan is het nu de kans om de stap te wagen. Neem donderdag het initiatief en ga op één knie zitten.

De gestolen schreeuw

Sneeuw dwarrelt langzaam naar beneden in de schansspringarena Lysgårdsbakken. De openingsceremonie van de Olympische Winterspelen in Lillehammer is in volle gang. Een Noorse skispringer brengt de vlam vanaf de schans het openluchtstadion binnen.

Ondertussen maakt een dief in Oslo gebruik van alle (politie-)aandacht die uitgaat naar dit evenement. Op een knullige manier steelt hij ‘De Schreeuw’, het beroemde schilderij van Edvard Munch.

Bewakingsfilmpje

De volgende ochtend zendt de Noorse televisie een bewakingsfilmpje uit waarin te zien is dat een man een ladder tegen het Nasjonalgalleriet zet en naar boven klimt. Eerst valt hij met ladder en al naar beneden. Een tweede poging volgt. De dief slaat een raam in en verdwijnt naar binnen. We zien een tweede man die het schilderij opvangt, dat een tiental seconden later naar buiten wordt gegooid. De mannen zijn vanwege de matige kwaliteit van het beeldmateriaal niet te identificeren.

In de vroege februariochtend zijn de wapperende gordijnen, een gebroken glas en een achtergelaten trap de stille getuigen van een brutale kunstroof. En een briefje waarop staat: ‘Dank je wel voor de slechte beveiliging van het museum.’

Noorwegen is in rep en roer. Een van de vier exemplaren van ‘Skrik’, hun nationale trots, is spoorloos verdwenen. Honderdduizend mensen komen het schilderij jaarlijks bewonderen. Het drukt het geestelijke leed en de emotionele kwelling uit die Munch tijdens bepaalde perioden in zijn leven heeft gevoeld.

De verdachte

De politie verdenkt vrij snel Pål Enger. Maar ze hebben geen hard bewijs dat hij achter de diefstal zit. Zes jaar eerder heeft deze man een poging gedaan om ‘De Schreeuw’ te stelen. De manier waarop dat gebeurde vertoont grote gelijkenis. Toen stond een imperiaal van een auto tegen een ingeslagen raam. Maar door een misrekening van Enger had hij het verkeerde schilderij van de muur gegrist, ‘Liefde en Pijn’.

De jonge Pål is een veelbelovende profvoetballer, maar hij flirt met de criminaliteit. Hij steelt juwelen en kraakt geldautomaten. Nooit met geweld, nooit bij mensen thuis, en nooit valt hij in handen van de politie. Tot hij besluit ‘De Schreeuw’ te stelen. Van jongs af aan heeft dat schilderij indruk op Enger gemaakt. Met een gewelddadige stiefvader die hem en zijn moeder slaat, herkent hij in de afbeelding zichzelf met zijn handen om zijn gezicht terwijl hij probeert de klappen op te vangen. Het resulteert in de fameuze misgreep van het verkeerde schilderij, waarvoor hij een gevangenisstraf van vier jaar krijgt.

Nieuwe poging

In zijn cel broedt Enger op het perfecte plan om opnieuw een poging te doen ‘De Schreeuw’ te bemachtigen. Nadat hij op tv de toewijzing van Lillehammer voor de Olympische Winterspelen in 1994 heeft gezien, weet hij hoe hij het gaat aanpakken als hij vrijkomt. Hij huurt een handlanger in, zodat de sporen niet zijn richting zullen uitwijzen. Nadat de roof geslaagd is, verbergt hij ‘De Schreeuw’ in het tafelblad in zijn zomerhuisje in de bergen.

Ondertussen probeert de Oslose politie Enger ongezien te volgen en begint een echt kat-en-muis-spel met de hoop dat hij zichzelf zal verraden. Ze krijgen daarbij hulp van Scotland Yard. Iemand van die afdeling geeft zich uit voor een medewerker van het Getty Museum, die wel belangstelling heeft om deze versie van het schilderij te kopen. Daarmee lokken ze de werkelijke dief uiteindelijk in de val. Pål Enger wordt veroordeeld tot zes jaar en drie maanden gevangenisstraf, de langste straf ooit in Noorwegen voor diefstal.

Nu jaren later is er een fascinerende documentaire over deze kunstroof gemaakt en vertelt Pål Enger zijn verhaal: The Man Who Stole The Scream. https://youtu.be/F9dNPOysYTI