Oud en nieuw in Kurhaus

De tijd rondom Oud en Nieuw is een tijd van bezinning, van even rustig aan doen, wellicht een korte vakantie of tijd om de liefde te vieren. Samen met mijn toenmalige vriend heb ik afgesproken om de jaarwisseling chic te vieren in het Kurhaus in Scheveningen. Niet dat het mijn idee is van een ideale overnachting, van mij hoeft dat poenerige niet zo erg, maar de vriend is er wel gevoelig voor. Hij heeft ook het idee dat ik me anders moet kleden met duurdere overhemden en pantalons en dito schoenen. Op een zaterdag heb ik me laten overhalen en ik heb er nog steeds spijt van. Het is zo niet mij. En warempel dat dure overhemd is eerder versleten dan de shirts die ik normaal aanschaf. Van de bootschoenen ben ik snel weer op de sneakers overgegaan.

Maar terug naar Scheveningen. De vriend ziet het helemaal voor zich: een suite op stand in een vijfsterrenhotel. De werkelijkheid is wat gênanter in mijn ogen. We komen voorrijden in mijn oude Nissan Sunny Deuk, er zat een flinke buts in de linkerzijkant. Dat was al zo toen ik de auto aanschafte. Om onze aankomst moet ik inwendig lachen. Je ziet het voor je, het portier wordt voor je opgedaan. Je stapt uit en overhandigt de autosleutels aan de piccolo en die parkeert je voiture in de eigen garage van het Kurhaus.

Het is inderdaad luxe, op de suite wacht je een zoete verrassing, er staat een vers boeket, maar we hebben meer aandacht voor bed en bad. Tijdens het diner is het enigszins zien en gezien worden. Ik voel me erg opgelaten en bekeken, alsof ik daar niet echt hoor. Intuïtief, ik moet me er niks van aantrekken, maar het speelt wel mee.

In het jaar dat we in het Kurhaus logeren verkeert De Pier van Scheveningen nog in een aftandse staat. Het is in handen van het Van der Valk concern, maar je laat het liever links liggen. Het meest heb ik genoten van de strandwandelingen. Kijkduin en het prachtige duinengebied. Even lekker uitwaaien in de frisse wind en genieten van zee en strand. De zilte zeelucht opsnuiven.

Het Haagse oudjaar is natuurlijk berucht en een spannende aangelegenheid. Vaak zorgt het voor onrust en rellen. Opmerkelijke zijn de vreugdevuren op het strand en de autobranden in de Schilderswijk. Op veilige afstand van de branding staan de pallets en ander hout hoog opgestapeld. Met name jongelui hebben veel lol. Grote vuren laaien op en veroorzaken een rozige gloed op mijn gezicht. De meegebrachte drank doet de rest. Later die nacht hebben we vanaf ons eigen balkon nog met champagne naar de smeulende brandstapels proberen te kijken. Ze worden echter door het gebouw zelf aan ons zicht onttrokken. Wel ruik je de geur van vuurwerk en verbrand hout.

De volgende ochtend wakker worden met uitzicht op de zee. Het is te koud om de suitedeuren open te gooien. Een ontbijtbuffet op bed hoort ervan zelfsprekend bij.

En natuurlijk kent Scheveningen de nieuwjaarsduik. Gelukkig is de vriend koudbloedig dus dat idee heeft niet in zijn hoofd postgevat. Wel hebben we vanaf de zijlijn de traditie van de dappere duikers bekeken. Om precies 12 uur gaan duizenden durfals het ijskoude zeewater van de Noordzee in. Ze zijn er meestal snel weer uit om zich op de snert van de sponsor te werpen. We hebben het maar bij een gezamenlijk warm bad gehouden, met zeewierextract, dat dan weer wel.

Maar ja zoals gezegd een vijfsterrenhotel is niet aan mij besteed. Je doet je ogen dicht en slaapt, tenminste dat is de bedoeling en zo gaat die vijfsterrenluxe snel aan je voorbij. Aan het eind van de middag komt aan het romantische arrangement een eind. Bij het vertrek dezelfde scène met de auto maar nu in de omgekeerde volgorde. Vrolijk op weg naar mijn eigen appartement en mijn eigen lekkere Auping. Uitzicht op een nachtkroeg met het nodige lawaai, maar oh wat bevalt me dat!

Tsunami

Kerst 2004 is voor de mensen die aan de Indische Oceaan wonen een drama. Op zondag 26 december vindt een zeer zware zeebeving plaats, die een vloedgolf veroorzaakt die zich in verschillende richtingen over de Indische Oceaan verplaatst. Ongeveer 300.000 mensen komen om het leven en miljoenen raken gewond en/of dakloos.

Ik vier de eerste Kerstdag bij mijn ouders thuis en ga in de loop van de volgende dag terug naar Hilversum, omdat we met een aantal voormalige huisgenoten hebben afgesproken om een gezamenlijk kerstdiner te houden. Bij thuiskomst zie ik de eerste vreselijke beelden van de catastrofe die zich in Azië voltrekt. De metershoge muur van water die naar het strand toe komt en alles op haar weg verwoest en meesleept. De beelden staan me nog helder voor de geest. De gesprekken gaan tijdens het diner hoofdzakelijk over de vreselijke natuurramp.

Ik heb nog nooit eerder van het woord tsunami gehoord. Het fenomeen is nieuw voor mij. Tsunami’s worden veroorzaakt door zware aardbevingen (deze had een kracht van 9,0 bij Sumatra) waarbij een verticale beweging plaatsvindt van de zeebodem. De waterverplaatsing die hierbij optreedt leidt tot een lange golf die zich voortplant over de oceaan. Als de golf het ondiepere water komt van de kustgebieden bereikt, neemt de golfhoogte zeer sterk toe. Dit veroorzaakt grote overstromingen met alle gevolgen van dien. Bewoners van de kustgebieden langs de Indische Oceaan: van Sumatra en Thailand tot aan Sri Lanka, India en zelfs Somalië, werden totaal verrast door deze enorme tsunami.

Acht jaar later beleef ik via de film ‘The Impossible’, geregisseerd door Juan Antonio Bayona, de zeebeving aan den lijve vanuit mijn bioscoopstoel. https://youtu.be/PaY8EeUYh10 Het script is gebaseerd op het waargebeurde verhaal van María Belón en haar familie. Vader Henry en moeder Maria nemen hun drie zoons mee naar Thailand voor een zorgeloze kerstvakantie die echter een akelige wending zal nemen. Bij het zwembad op het strand wordt het gezin wreed uit elkaar geslagen. Henry spoelt met de twee jongste kinderen de ene richting op, Maria en haar oudste puberzoon Lucas de andere kant. Wat volgt is het verhaal van een aangrijpende zoektocht om elkaar weer terug te vinden in de chaos van een compleet verwoest landschap.

De film maakt de vernietigende kracht van de tsunami zo heftig voelbaar, dat ik vrees dat het water ook mij uit mijn stoel zal slaan. Je zit midden in de vloedgolf die het scherm binnen komt denderen. Het onheilspellende geraas van de golven, gevolgd door de vernietigende oerkracht waarmee het water alles met zich meesleurt, is zo angstaanjagend dat ik geneigd ben de andere kant op te kijken.

Een hels tumult is het, van suizend puin, gesmoorde paniek, bloed, drek, gegorgel en naar houvast graaiende mensenhanden. Natuurlijk kun je in je bioscoopstoel onmogelijk écht vatten hoe het is om in zo’n apocalyptische vloedgolf te belanden, maar de film komt gevoelsmatig een heel eind en grijpt me bij de strot.

Er is een liedje ‘Christmas, it’s the most wonderful time of the year’. Dat zal Kerst 2004 voor velen in Zuidoost Azië niet geweest zijn. En zo hebben we allemaal herinneringen aan de kerstdagen. Ik hoop dat die van u dit jaar mooi en positief zijn.

In verkeerde aarde

Een leuk iemand ontmoeten wie wil dat nu niet? Als je hem in het dagelijks leven niet tegen het lijf loopt, moet je het lot een handje helpen. Na lang wikken en wegen heb ik een contactadvertentie geplaatst in een grote landelijke krant.

De reacties vallen me niet tegen, sterker nog: ik verzucht waar ben ik aan begonnen als er twee dikke bruine enveloppen op de mat rollen met daarin alle reacties. Ik installeer me op de bank en ga de brieven lezen. In veel enveloppes zit ook een (pas)foto maar ik wil eerst het persoonlijke verhaal lezen en mijn keuze niet door het uiterlijk laten bepalen. Al is de verleiding natuurlijk wel erg groot.

Het is een behoorlijke klus want na een uitvoerige selectie blijven er zomaar een twaalftal brieven over die in mijn ogen potentie hebben. Ik schrijf of als dat mogelijk is neem ik telefonisch contact op. Het circus van daten is begonnen. Je moet ook wel direct actie ondernemen, je kan niet maanden wachten om iemand een reactie te sturen. Gevolg: je bent op meerdere fronten actief, je schrijft en maakt afspraken. Zo is mijn agenda de komende maand vol met ontmoetingen – vooral in kroegen – om met elkaar kennis te maken. Al doende leer je, het is niet mijn eerste poging en ik weet dat het niet verstandig is om meteen bij je thuis of bij die ander privé af te spreken. Beter op neutraal terrein beginnen en ook geen eetafspraken maken, want als je na tien minuten denkt, wat moet ik met deze vent dan wordt het een lang en vermoeiend etentje.

Op een van die avonden spreek ik af voor een borrel in café De Jaren in Amsterdam. Iedere nieuwe ontmoeting zorgt toch wel voor spanning, een onbestemd gevoel in je buik. Bij binnenkomst speur ik de kroeg af of ik hem al zie. Dat is natuurlijk lastig, vaak moet je op een pasfoto afgaan. En het is een blamage als je op een verkeerde man afstapt en vraagt of wij een date hebben? De tegenpartij heeft het gemakkelijker die hoeft alleen op een rode krullenbos te letten.

Mijn date is er nog niet voor zover ik kan zien. Ik neem aan de leestafel plaats en blader door wat tijdschriften. Een klop op mijn schouder. De afspraak is gearriveerd. Een innemende en vriendelijke man. We bestellen een drankje en raken aan de praat. Je moet proberen zo’n eerste gesprek ontspannen en luchtig te houden en als je de afgelopen dagen al meerdere dates hebt gehad hoor je jezelf een bepaald riedeltje afdraaien over je leven, dat kan dodelijk voor het enthousiasme zijn. Maar er vallen geen vervelende stiltes in het gesprek, er is wederzijds oprechte interesse en het verloopt allemaal soepel.

Na een tweetal uren stelt de date voor om bij hem thuis nog een drankje te doen in een wat relaxter omgeving. Hij geeft me zijn adres en ik zeg dat ik de auto uit de parkeergarage haal en naar hem toe kom. Hij is met de fiets. Ik kan het gelukkig snel vinden en parkeer mijn auto. We zetten onze conversatie op de bank voort. Hij is wiskundedocent en daar wringt misschien de schoen, maar dat hoeft voor zo’n meegaand gevoelsmens als ik nog geen probleem te zijn, maar eerder een uitdaging  Ik merk dat hij anders tegen dingen aankijkt, meer abstract, toch gaat het gesprek gemakkelijk verder. Om 1 uur maken we er een eind aan. Hij moet morgen weer vroeg voor de klas staan. We spreken af dat we elkaar na de kerstvakantie weer zien. Hij gaat tussen kerst en oud en nieuw met vrienden skiën. Met een vlugge zoen nemen we afscheid. Goed gemutst rij ik naar huis.

De volgende dag besluit ik een kaartje te sturen om hem te bedanken voor de gezellige kennismaking en hem een prettige vakantie te wensen en alvast alle beste wensen voor het komende jaar. Ik zoek een toepasselijke kaartje uit en doe hem op de post.

Begin januari hebben we onze twee afspraak. We gaan ergens wat eten en ik rij naar zijn huis om hem op te halen. Ik ben in een uitgelaten stemming en benieuwd hoe zijn vakantie is geweest. Ik bel aan en hoor de zoemer ten teken dat de buitendeur van het complex opengaat. Als ik bij hem binnen ben merk ik dat er iets mis is. Het is geen spontaan weerzien. Ik vraag wat er aan de hand is? Hij begint meteen over mijn kaartje. Hij vindt dat ik dwingend bezig ben, ik leg een claim op hem. Verbaasd kijk ik hem aan. Meen je dat? Ik heb dat kaartje met de allerbeste bedoeling gestuurd omdat ik dat zelf een mooi, betrokken gebaar vind en daarnaast heb ik hem verder op geen enkele wijze lastig gevallen. De sfeer is verpest en we komen er – hoe is dit mogelijk – niet uit. Wat is er in die veertien dagen gebeurd? Hij geeft aan dat hij geen zin in een gezamenlijk etentje heeft. Bij mij is het enthousiasme ook tot het nulpunt gedaald. Ik neem een beslissing en zeg dat dit een vergissing is. ‘Sorry voor mijn vriendelijke initiatief, maar als dat niet gewaardeerd wordt kunnen we er beter nu een punt achter zetten.’ Zonder dat ik mijn jas heb uitgedaan verlaat ik teleurgesteld zijn appartement.

In de auto bel ik met een goede vriendin. ‘Moet je horen wat me nou toch is overkomen!’

Dansen bij Zorba

In de jaren ’80 kleuren sommige steden in Nederland oranje en dan heb ik het niet over de hoogtijdagen van het Nederlandse voetbalelftal, maar over de volgelingen, ‘sannyasins’, van de Indiase goeroe Bhagwan Sri Rajneesh, die zich in die kleur kleden. In de beide steden waar ik studeer kom ik ze regelmatig tegen. Het meest in Amsterdam, maar ook Kampen heeft haar eigen bescheiden aanhang, die je meestal in het eetcafé De Moriaan kunt treffen.

De beweging zet zich af tegen de bestaande religieuze en maatschappelijke orde en leider Bhagwan verkondigt een boodschap van radicale individuele bevrijding. ‘Voor mij moet de mens niets afwijzen of onderdrukken wat hem gegeven is. Laat je innerlijke bloei op de eerste plaats komen,’ aldus de goeroe. Meditatie is de bron tot bewustwording. Het concept van vrije seks speelt een grote rol, partnerruil wordt actief gepropageerd. Op het hoogtepunt van de beweging zijn er in Nederland zo’n vijftien duizend volgelingen, waaronder de zanger Ramses Shaffy, die zich in die tijd Swami Ramses noemt.

Toch ken ik de sannyasins het meest van het nachtleven in de disco in Amsterdam aan de Oudezijds Voorburgwal. Zorba the Buddha is een populaire tent. Met een oud-huisgenoot uit Kampen die nu in Amsterdam studeert ga ik daar vaak naartoe als ik een nachtje bij hem blijf slapen vanwege twee dagen colleges achter elkaar aan de UvA. Het is er altijd gezellig druk. Soms moet je buiten in een lange rij wachten om binnen te komen. Er komt een gemêleerd publiek. Niet alleen de sannyasins dansen er in hun rood-oranje kleding met de mala om de nek (kralenketting met een hangertje waarop een afbeelding van de Bhagwan staat) en hun bloten voeten. De muziekstijl varieert van Michael Jackson tot psychedelische nummers. Er wordt veel ‘geworshipped’ en men is heel fysiek: veel huggen en knuffelen. Ik laat zulke groepshuggen maar over me heen komen. Ik heb vernomen dat als het gaat om meer dan knuffelen er andere, strenge hygiënische regels gelden: tijdens het hebben van seks moet men plastic handschoenen dragen en condooms gebruiken. Dat heb ik dan weer niet aan den lijve ondervonden.

De sfeer is goed tijdens zo’n avond en erg vriendelijk. Je zou qua inrichting verwachten dat alles rood-oranje gekleurd is, maar de ruimte heeft een futuristisch hagelwit interieur. Het is een erg schone disco. Tenminste die indruk krijg ik. Er loopt veel Bhagwanpersoneel rond met stoffer en blik om de gemaakte ‘rommel’ direct op te ruimen.

We hebben er vermakelijke avonden, vaak tot laat wat ik de volgende dag in de collegebank weer moet bezuren. Terugkijkend is de disco aan de Oudezijds Voorburgwal eigenlijk een loungeclub avant-la-lettre. Hun manier van feesten leek toen al op hoe we nu op houseparty’s vieren, compleet met xtc voor diegene die daar behoefte aan heeft.

Vrouwentongen

Ik blijk te beschikken over groene vingers. Kamerplanten doen het altijd goed bij mij. Sommige mensen vragen wel eens: ‘Hoe krijg jij zulke enorme planten, praat je tegen ze, of zo?’

‘Nee, ik geef ze één keer per week water, maar ik hou geen conversaties met ze. Ik geniet wel van dat weelderige groen om me heen.’

Op dit moment staan er in mijn huiskamer twee enorme planten, je zou beter over bosschages kunnen spreken, die als ik ooit ga verhuizen voor een probleem zorgen: ze zijn niet meer te vervoeren. Ze passen door geen enkele deur.

Ik weet dus niet wat het geheim is, maar ik ben wel overtuigd dat je het wel erg bont moet maken als je een plant niet laat groeien of gewoon laat doodgaan. Zelfs sansevieria’s overleven drie weken boven op een loeiende verwarming zonder dat je ze water hoeft te geven. Het is een oersterke plant. Alleen als je deze plant systematisch te veel water geeft zal hij uiteindelijk wel afsterven.

Het was trouwens de lievelingsplant van mijn moeder. Haar vensterbanken stonden vol met wat in de volksmond ‘vrouwentongen’ genoemd wordt. Best wel hoge vrouwentongen. Misschien heb ik de groene vingers van haar. De tongen zijn makkelijk te stekken. Je hoeft maar een blad doormidden te snijden, in de grond te steken en je hebt een nieuwe plant. Zo verspreidde de sansevieria zich vroeger door het hele land zonder dat er een bloemenwinkel of Intratuin aan te pas kwam.

Daarnaast had mijn moeder veel geraniums. Nog zo’n plant met een oubollig imago. Je wilt er niet dood achter gevonden worden. Ik vind het echt vreselijke planten. Iedere keer als mijn moeder de ramen had gewassen kon ik het ruiken als ik uit school kwam. Geraniums scheidden een irritante geur af als je ze aanraakt of verplaatst, die erg lang blijft hangen. Ze dacht altijd dat ik kon zien dat ze de ramen had gelapt, omdat ze er zo helder uitzagen – wat ze ook deden, maar het was de geur die haar huisvlijt verraadde.

Geef mij dan maar de citroenplant, die geurt ook als je eraan zit, maar dat ruikt tenminste prettig. Het doet me denken aan mijn geschiedenisleraar die zijn vensterbanken in de klas er vol mee had staan. Als hij lesgaf of we hadden een proefwerk, plukte hij de dode bladeren eruit waardoor het lokaal met een citroenaroma werd gevuld.

Citroenplanten heb ik in de loop der jaren veel in huis gehad. Ook favoriet is de yucca, die getypeerd wordt als een mannen- of vrijgezellenplant, omdat je hem moeilijk kapot kunt krijgen. Daarnaast ben ik dol op rietplanten, maar dat waren mijn katten ook, dus die hadden geen lang leven. Ze sprongen erin en vraten eraan, meestal als het ging regenen. Het heeft een soort voorspellende waarde.

Nu word ik omringt door een bamboepalm en een ficus benjamina. Maar klein is ie allerminst. Iedere keer als ik de huiskamer verlaat, streelt mijn arm langs de groene sprieten, misschien is dat wel het geheim. Om ze genoeg grond te geven en te zorgen dat ze niet omvallen staan ze in de oude Keulse potten van mijn moeder. Ze gedijen er wel bij.

In de soep

De tijd vliegt en voor je het weet word je zestig! Voor mijn verjaardag komen mijn zus en zwager lunchen. Ik maak er dit jaar geen grote happening van maar het is altijd plezierig om op z’n dag niet in je eentje te zijn. We drinken koffie met gebak en nemen het leven door. Bij de lunch lijkt het me wel een goed idee om naast de lekkere broodjes ook een soepje te presenteren. Ik maak het mezelf gemakkelijk; de gevulde tomatensoep komt uit blik. Als we aan tafel zitten haalt mijn zwager plotseling een elastiekje uit zijn soeplepel. Hoe komt zoiets nou in de soep? Een groot mysterie.

Ik dien een klacht in bij de servicebalie van de Lidl. Ze gaan er uiterst correct mee om en zeggen dat ze een onderzoek gaan instellen. Ik moet het serienummer van het blik doorgeven. Omdat die inmiddels in de prullenbak ligt is dat een vies klusje. Ook de supermarkt staat voor een groot raadsel. Ze zijn coulant en sturen een tegoedbon van 25 euro. So far so good.

Enkele maanden later ben ik thuis aan het werk en begin ik trek te krijgen. Ik trakteer mezelf op een soepje. Tijdens het eten heb ik iets taais in mijn mond. Ik loop naar de keuken en spuug het uit. Een elastiekje. Het moet niet gekker worden, voor de tweede keer een elastiekje in de soep! Dat kan toch gewoon niet?

Het blijft me bezighouden. Totdat me een lichtje opgaat. De soepsleef bewaar ik vanwege zijn formaat niet in de besteklade maar aan de andere kant, in wat ik altijd de rommelbak noem. Daarin liggen alle keukendingen met een afwijkend formaat. En ook elastiekjes die handig zijn om verpakkingen mee af te sluiten. Ik open de lade en ja de elastiekjes liggen aan de kant waar meestal ook de onderkant van de sleef ligt. Ik moet lachen. Het raadsel is opgelost: elastiekjes zijn een beetje kleverig. Eén zo’n ding is natuurlijk onderaan de sleef vastgepakt en ongemerkt bij het opscheppen in de soep terechtgekomen.

Enthousiast app ik mijn zwager om het verhaal uit de doeken te doen. ‘Nou mooi dat je me op zo’n manier probeerde te laten stikken,’ is zijn reactie. Maar ook hij vindt het wel amusant.

Ik voel me een beetje schuldig naar de Lidl toe, hun service was uitstekend terwijl het een fout van mijn kant was. Voortaan kijk ik eerst even aan de onderkant van de soepsleef voordat ik hem ga gebruiken.

Heimwee naar de videotheek

Het is pure nostalgie: de videotheek. Ik heb er veelvuldig gebruik van gemaakt. De plaats waar je heen gaat om de nieuwste films te huren en thuis te bekijken toen er nog geen internet was en allerlei streamingsdiensten. In elk winkelcentrum of op elke straathoek was er wel eentje te vinden.

In mijn studententijd heb ik nog geen videorecorder en huur ik er ook een box bij om ze af te kunnen spelen. Je neemt vaak meerdere films tegelijk mee – vanwege een of ander voordeel – die je over een periode van een week mag bekijken.

De selectie is een expeditie op zich, kiezen uit de eindeloze rijen met VHS-banden. Plastic hoesjes bekijken en lezen, soms vragen om advies aan de verhuurder of dit een goede keuze is. Struinen naar je favorieten acteurs en actrices. Wikken en wegen, die of nee toch maar deze… Romantiek, avontuur, komedie, een Disneyklassieker of toch de betere arthousefilm?

Bij binnenkomst loop je tegen het rek met de nieuwste video’s aan, films die een half jaar geleden in de bioscoop te zien waren en nu vrijgegeven zijn voor particuliere verhuur. Als dagfilm geclassificeerd zijn ze duurder en je moet ze de dag erna terugbrengen. Regelmatig fiets je door weer en wind om te voorkomen dat je een boete aan je broek krijgt. Niet zelden ga je vervolgens weer met een nieuwe video naar huis.

De fijnste herinneringen heb ik aan de filmavonden met vrienden bij mij thuis. Zaterdagmiddag naar de videotheek aan het einde van de Oudestraat. Vijf video’s uitzoeken, een krat bier meenemen, Chianti, cola en een paar zakken chips. Tijdens het avondeten alvast met de eerste film beginnen. Box aansluiten op de antenne-ingang van de televisie. Een VHS erin en starten met wat actie in de vorm van de James Bondfilm Octopussy. Vervolgens een Tom Cruiseblok met Taps, een van zijn eerste films waarin hij een cadet speelt op een militaire academie en daarna The Outsiders met meer bekende jonge acteurs, zoals Matt Dillon, Rob Lowe en Patrick Swayze. Het is een coming-of-agefilm van Francis Ford Coppola.

Het volume gaat iets hoger om het geluid van de kroeg onder mijn appartement te overstemmen of de luidruchtige bezoekers van snackbar Jansen aan de overkant van de straat. Inmiddels ligt iedereen languit op de grond voor de tv. Ik pink een traantje weg om het lot van Ponyboy.

Nog twee films te gaan. Sommigen vallen in slaap tijdens Dune waar Sting nog een rolletje in heeft en missen zo de helft van de sciencefictionfilm van David Lynch. Trouwens deze film is nu in de bioscoop met Timothée Chalamet in de hoofdrol (hic!). Dune ligt ook wel enigszins zwaar op de maag, daarom als afsluiter de muziekcomedy The Blues Brothers.

De volgende ochtend heeft iedereen nog vierkante oogjes en is het in de huiskamer een chaos van flesjes, volle asbakken, chipskruimels en lege hoesjes. Maar het is een gezellig filmnacht geweest en voor degenen die zijn blijven pitten – al dan niet bedoeld – wacht er een heerlijk ontbijt.

In het begin bieden de videotheken verschillende formaten aan: Betamax, VHS, Video 2000. In 1972 komt de eerste recorder voor thuisgebruik op de markt, de VCR-1500 van Philips. Sony volgt met het Betamaxsysteem en JVC met de VHS-recorder. En die laatste wint de ‘oorlog’, want VHS wordt al snel het meest gangbare systeem. Philips geeft de strijd niet zomaar op, samen met Grundig introduceren ze het Video 2000 systeem. Een perfecte videorecorder vol technische snufjes die de concurrent niet heeft. Maar er zit ook een prijskaartje aan, het systeem is te duur voor de meeste consumenten. En dat is niet het enige probleem. Het schijnt dat Philips zijn goede naam liever niet aan porno wil verbinden. Dus worden pornofilms op het goedkopere VHS uitgebracht. Dat zorgt ervoor dat Video 2000 nooit zo populair wordt als VHS.

Het VHS-systeem heeft ook zo zijn nadelen. Videobanden zijn flink onderhevig aan slijtage, zeker als ze vaak heen en weer worden gespoeld dat gepaard gaat met veel herrie. Het is altijd weer een spannend avontuur. Hopen dat de VHS-band niet vastloopt in het apparaat. Bij populaire films is de band al zo vaak gebruikt dat het beeld er gruizig uitziet. Knappe jongen die het kruisverhoor van Sharon Stone in Basic Instinct op video heeft gezien, zonder dat er moddervette strepen door het beeld lopen.

In die jaren is de tv-videocombinatie een revolutionaire uitvinding. Ik heb veel VHS-banden gekocht om mijn favoriete films van de televisie op te nemen. In mijn gang staat nog een kast vol met opgenomen banden, waaronder ook mijn eigen gemaakte televisieprogramma’s. Je kan een lipje van de videoband afbreken zodat niemand nog iets over jouw opname kan opnemen. Dit kan je echter omzeilen door er weer een plakbandje overheen te plakken.

De videoband wordt uiteindelijk ingehaald door de dvd. Een veel compactere drager dan de wat grote en lompe videoband. Later komt er een betere beeldkwaliteit via het Blu-ray formaat bij.

De videotheek is inmiddels een stille dood gestorven. Het verdwijnen heeft niet één duidelijke oorzaak. Het begint uiteraard met het (illegaal) downloaden van films maar tegenwoordig zijn er veel snellere en makkelijker manieren om de films te verkrijgen. Je hoeft je luie stoel niet meer uit en zelfs algoritmen bepalen de keuze voor je volgende film.

Sigmund en Gummbah

Ik ben niet groot geworden met stripverhalen. Of het moet zijn dat ik meedeed om de rebus op te lossen in het tv-programma EO Kinderkrant, waarbij je een verrassing kon winnen. Meestal een stripboekje van de bijbel. Ik heb veel van deze strips gewonnen. Mijn vermoeden is dat iedereen die het goed had er eentje thuis gestuurd kreeg.

Pas tijdens de Latijnse lessen leerde ik de avonturen van Asterix en Obelix kennen. Nog later in mijn theologiestudie Suske & Wiske, Guus Flater en andere beroemde strips, omdat de boekenplank van een huisgenoot er vol mee stond. Toch weet ik hoe belangrijk een beeldverhaal, strip of juist een cartoon kan zijn. Stripverhalen bevatten humor en de zinnen of dialogen zijn vaak kort en prettig leesbaar. De illustraties ondersteunen het verhaal en prikkelen de nieuwsgierigheid. Met strips kun je op een makkelijke manier kennis overbrengen. Veel kinderen hebben er met plezier door leren lezen. Denk aan de Donald Duck.

Met belangstelling volg ik twee striptekenaars in de Volkskrant. Peter de Wit met zijn onconventionele eenogige psychiater Sigmund die wrange en cynische commentaren levert op de wereld om hem heen. De naam is niet voor niks afgeleid van de oer-psycholoog Sigmund Freud. Sigmund is zelden subtiel, maar altijd scherp en actueel. Sigmund tovert een lach op mijn gezicht. Hij zorgt voor relativering en doet me grimlachen om de menselijke gebreken.

Daarnaast de wat ruwere Gertjan van Leeuwen, oftewel Gummbah, cartoons die drie keer per week op de achterpagina staan. Niet iedereen kan Gummbah waarderen. Sommigen vinden ze grof, onsmakelijk of seksistisch. Vaak roepen ze boosheid, walging en onbegrip op. In de loop der jaren zal de Volkskrant veel brieven van klagers hebben binnengekregen. Toch staan de Gummbahs al vijfentwintig jaar in de krant. Zelf kan ik de humor er wel van in zien. Zijn tekeningen zijn zo fantastisch omdat het zo bizar en genadeloos confronterend is. Zijn figuren waaronder Deirdre, clown Leo tot Fout varken zijn vaak uitgezakt en van elke aantrekkelijkheid ontdaan. Iedere strip wordt van een kort commentaar of uitspraak voorzien. Ze zijn allemaal shockerend. Bedoel om een reactie op te roepen en dat lukt want hij krijgt er veel mensen mee op de kast. You love it, or you hate it.

In tegenstelling tot Sigmund die vaak inhaakt op de actualiteit zijn de Gummbahs tijdloos. Veelvuldig zijn het twee kerels die naar een minimalistisch of nietszeggend kunstwerk kijken en er een opmerking over maken. Gummbah heeft blijkbaar een fascinatie voor het woord KUT, dat vaak terugkomt. Of hij laat zijn personages uitroepen: ‘Ik haat mijn leven!’

De strips van beide tekenaars die me het meest aan het lachen maken, knip ik uit. Sommigen daarvan komen op het prikbord in het toilet terecht. Als ik me weer eens grumpy voel hoef ik maar naar deze plaatjes te kijken voor voldoende zelfspot en zelfreflectie. Mijn dag is dan goed begonnen.

Getroffen door de bliksem

Marco Heyboer heeft een introductieweekend van zijn nieuwe opleiding. Op zaterdagavond is er een nachtelijke dropping. Samen met zijn kersverse studiegenoten wordt hij in een bosrijkgebied gedropt ergens in de Brabantse grensstreek tussen Nederland en België. Gewapend met zaklantaarns moeten ze hun weg terugvinden naar de kampeerboerderij. Een harde klamme wind is opgestoken. Donkere wolken vullen de hemel en er hangt een elektrische spanning in de lucht. Plotseling begint het te regenen, bijna alsof iemand een knopje heeft ingedrukt. Zonder weifeling, zonder overgang. Het hoost ongeremd. De studenten zoeken dekking tegen de onweersbui onder een bomenrij.

Hun kleren kleuren donker van de regen. Bij een oude eik staat Marco onder het beschermende bladerdak. De regen striemt onveranderd op de akkers neer. Een bliksemschicht rijt voor zijn ogen de lucht open, een helwitte duivelse drietand tegen de donkere horizon, gevolgd door donder. Hij strijkt zijn natte haar uit zijn gezicht en kijkt gespannen en vol ontzag naar het spektakel. Iedereen hoopt dat het onweer snel voorbijtrekt en de regen afneemt. Plotseling een felle lichtflits, onmiddellijk gevolgd door een donderslag. Marco valt op de grond. Hij is getroffen door de bliksem en blijft bewegingloos op de grond liggen. Grote paniek bij de groepsgenoten. Wat te doen? Sommige jongens rennen weg om hulp te halen.

Dit is een werkelijk gebeurd verhaal en het is verfilmd voor een aflevering van het KRO-programma Ambulance. Door het kordate optreden van de groep, de leerkrachten en de gealarmeerde hulpdiensten kan Marco het verhaal van de blikseminslag navertellen. Hij heeft een tijdje in coma gelegen en de bliksem heeft de zilveren ketting voor altijd om zijn hals en op zijn borst gebrand.

Voor het tv-programma maak ik een reconstructie van de gebeurtenissen die nacht en de periode in het ziekenhuis. De rol van Marco wordt gespeeld door een LOTUS-slachtoffer. Een organisatie die gespecialiseerd is in het uitbeelden van slachtoffers waar we dankbaar gebruik van maken. De jongen die Marco speelt wil zijn werk zo levensecht doen. Het is een intense opnamedag en we beginnen in het ziekenhuis als het slachtoffer nog in coma ligt. Nu zijn LOTUS-mensen een apart slag volk. Terwijl ik uitleg hoe de scenes opgenomen worden maakt het slachtoffer zich zorgen over de communicatie met de regie. Ik denk, nou gewoon door te vragen of iets te zeggen. ‘Maar nee,’ maakt hij me duidelijk, ‘ik lig in coma dus ik kan niet met je praten.’ Zo leeft hij zich dus uiterst minutieus in in zijn rol. We spreken af dat hij met knipogen zal reageren. Eén keer is ja, twee keer is nee. Terwijl ik nog bezig ben met de instructie gaat hij al in het bed liggen en aan het einde van mijn verhaal is hij compleet van de wereld. Totaal niet meer aanspreekbaar. We filmen enkele scenes en af en toe doe ik een knipoogsessie met hem door ja en nee vragen te stellen. Gaat het nog? Eén knipper. Nadat ik tevreden ben en aangeef dat we het ziekenhuisgedeelte op tape hebben, zeg ik tegen de LOTUS-jongen dat hij op mag staan. Geen reactie. Hij blijft roerloos liggen. Het heeft uiteindelijk een half uur geduurd voordat hij weer onder ons was. Hij moest echt bijkomen uit zijn coma.

Als het donker is kunnen we de nachtelijke scene in het onweer filmen. Dat moet natuurlijk zo realistisch mogelijk zijn, maar als je op een draaidag regen wilt is het natuurlijk droog en omgekeerd. Omdat het voorzien is heeft productie de Belgische brandweer geregeld die voor regen zal zorgen. Ze worden nauwkeurig geïnstrueerd wat de bedoeling is. Alles wat we filmen moet continu in de regen plaatsvinden, maar de crew en dan met name de apparatuur mag absoluut niet nat worden. De brandweer fabriceert een mooie onweersbui waarbij ik later in de montage de donder en bliksem digitaal zal toevoegen. Het ziet er heel echt uit.

Ik heb wel medelijden met alle acteurs, de LOTUS-jongen die Marco speelt, de studiegenoten en de hulpverleners, iedereen wordt kletsnat. De brandweerspuit gaat pas uit als ik ‘cut’ roep. Het werkt fantastisch. De brandweermannen bewegen keurig met de actie mee. Ze hebben de avond van hun leven en vinden het geweldig. Dan is het moment om het slachtoffer na een geslaagde reanimatie op de brancard naar de ambulance te brengen. De cameraman loopt achter de ambulancemedewerkers aan. Alleen de spuitgast is zo afgeleid door wat er voor hem gebeurt dat hij vergeet naar links te bewegen. Ik hoor een grote vloek van de geluidsman, de crew staat volop in de regenstraal. De hengel loopt vol water en wat nog erger is, camera en geluidsapparatuur zijn ook drijfnat. Alles weigert dienst dus we moeten noodgedwongen stoppen.

We rijden naar de dichtstbijzijnde boerderij om te kijken of daar een föhn is om de apparatuur droog te blazen. Even wordt overwogen om naar Hilversum te bellen om een nieuwe cameraset te laten komen, maar dat is geen goed plan. Dat duurt veel te lang. Hopelijk helpt de föhn en krijgen we de apparatuur weer droog. De acteurs die natuurlijk ook drijfnat zijn moeten noodgedwongen wachten De vrouw des huizes is zo lief om iedereen van een handdoek en warme koffie te voorzien.

Een uur later werkt de apparatuur gelukkig weer en kunnen we de scenes in de regen afmaken. Iedereen gaat zonder morren opnieuw onder de straal van de brandweerman staan, die belooft dat hij zijn koppie er nu bij zal houden. Het geluid van de artificiële regenstraal op het dak van de ambulance klinkt geweldig, nadat ik ‘actie’ heb geroepen.

2001: A Space Odyssey

‘De 9000-serie is de meest betrouwbare computer die ooit is gemaakt. Deze computers hebben nog nooit een fout gemaakt of informatie verdraaid. We zijn per definitie allemaal betrouwbaar en foutloos.’

‘Hal, ben jij ondanks je grote intellect weleens gefrustreerd omdat je zo afhankelijk bent van mensen?’

‘Ik geniet ervan om met mensen te werken. Ik ben nog nooit in ze teleurgesteld.’

Een dialoog uit de SF-film ‘2001: A Space Odyssey’. https://youtu.be/oR_e9y-bka0

De Amerikaanse regisseur Stanley Kubrick is een filmlegende. Hij deed lang over het maken van een film, onder andere door veel research, maar als de film uit kwam (hij maakte dertien films in veertig jaar) dan was het ook een schot in de roos. Hij deed alles op zijn eigen manier, was wars van commercie, leefde redelijk teruggetrokken en schuwde interviews. Kubrick was een perfectionist en dreef met zijn vele takes cast en crew tot wanhoop. Film moest in zijn ogen realistisch zijn om een illusie te creëren. Het moest interessant en geloofwaardig zijn. Zijn films zijn vaak adaptaties van boeken. Zo is  ‘2001…’ gebaseerd op The Sentinel van Arthur C. Clarke.

Sciencefictionverhalen hebben een grote aantrekkingskracht op mensen. Velen vragen zich af of het leven op aarde in het immense heelal het enige leven is. Wat zou er dan nog meer kunnen zijn en hoe ziet dat eruit? Over het algemeen spelen SF-verhalen zich af tegen een futuristische achtergrond. Dat kan de verre toekomst of ergens diep in de ruimte zijn, maar ook gewoon op de aarde in het nabije heden. Centraal staan ontwikkelingen die in onze echte wereld nog onmogelijk zijn, maar die door nieuwe (technologische of wetenschappelijke) ontdekkingen en uitvindingen wel ooit tot stand zouden kunnen komen. Daarnaast is er aandacht voor de gevolgen hiervan op de samenleving en menselijke psyche. Aliens, ruimteschepen, robots of cyborgs, tijdreizen of de ondergang van de wereld spelen vaak een rol.

In ‘2001…’ schetst Stanley Kubrick de ontwikkeling van de mensheid vanaf een prehistorie, waarin apen botten leren gebruiken als wapens, tot een toekomst (een ruimtereis naar Jupiter) waarin de techniek de mens in de evolutie voorbij dreigt te streven. De film bevat de beroemdste jumpcut uit de filmgeschiedenis: een in de lucht geworpen bot wordt een ruimtevaartuig. De vier onderdelen in de film worden gemarkeerd door een rechthoekige zwarte monoliet, een soort steen geworden raadsel. De beelden doen een beroep op je eigen associatie, je moet niet alles willen begrijpen. Het is een lange zit want het sciencefictionepos duurt 156 minuten. Nadat na drie kwartier de eerste woorden in de film worden gesproken, hoorde ik achter me iemand verzuchten:  ‘Hèhè, het gaat beginnen.’ https://youtu.be/3LAi7l3iQuE

Mensen zeiden in 1968 over de film: ‘Kubrick laat dingen zien die in de toekomst gaan gebeuren als gevolg van de eerste stappen die wij nu in de ruimte zetten. De volgende generatie gaat planeten verkennen, nieuwe kennis vergaren, oude vragen beantwoorden en nieuwe stellen. Het is in feite de volgende fase in de evolutie van de mensheid. De aarde is de wieg van de mens, maar je kunt niet altijd in een wieg blijven wonen.’

De film kwam uit in de bioscopen een jaar voordat de eerste man voet op de maan zou zetten, en meer dan vijftig jaar voordat Elon Musk bezig is met reizen naar Mars. In de zestiger jaren was er al een bepaalde liefde voor machines, en men fantaseerde dat het handig zou zijn dat die fascinerende machines menselijke gevoelens zouden kunnen begrijpen en we met ze zouden kunnen communiceren. Dat verbeeldde Kubrick in deze film. ‘Misschien hebben we een vorm van intelligentie nodig die veel groter is dan die er nu is. Wellicht hangt ons voortbestaan af van zo’n ultra-intelligente machine,’ stelde de regisseur. Waarom zou zo’n intelligente machine erger zijn dan een mens?’

‘Doe de deur open, Hal.’

‘Het spijt me, Dave, dat kan ik helaas niet doen.’

‘Wat is er aan de hand?’

‘Dat weet jij net zo goed als ik.’

‘Waar heb je het over?’

‘Deze missie is belangrijk voor me en jij mag hem niet in gevaar brengen.’

‘Ik weet niet wat je bedoelt, Hal.’

In ‘2001…’ neemt de boordcomputer Hal de besturing van het ruimteschip over en wordt daarmee een bedreiging voor de mens. Een computer blijkt ook fouten te kunnen maken. Er zit een limiet aan zijn geheugen en kosmonaut Dave moet ingrijpen om de machine stil te leggen.

‘Ik ben bang. Ik ben bang, Dave.’

[Dave haalt geheugenchip uit terminal]

‘Dave, ik raak mijn verstand kwijt.’

‘Ik voel het… ik voel het.’

Alle films van Kubrick zijn heel verschillend qua genre maar ze gaan over hetzelfde thema. Aan de oppervlakte zijn ze altijd beschaafd en rustig (in ‘2001…’ gaat het eerst om perfecte machines) maar daaronder schuilt het irrationele, de driften, het geweld en het dierlijke van de mens. Het bewuste tegenover het onbewuste zit in elke film van deze regisseur. En dat komt uiteindelijk tot een uitbarsting. Of dat onvermijdelijk is of dat de mens het aan zichzelf te danken heeft, laat Kubrick in het midden: hij reikt de kijker slechts een flink aantal puzzelstukken aan waarmee deze zijn eigen visie op de ontmenselijking mag construeren.

Met ‘2001: A Space Odyssey’ heeft Stanley Kubrick in 1968 een meesterwerk gemaakt. Voor mensen van mijn generatie is het grappig om te zien wat zijn beeld van de toekomst was en wat ervan klopt. Het jaar 2001 leek toen ver weg, maar inmiddels zijn we die datum al twintig jaar gepasseerd. Het cynische is dat Kubrick het magische jaar zelf nooit heeft mogen meemaken, omdat hij twee jaar daarvoor op zeventig jarige leeftijd in zijn slaap overleed.

Mocht u deze legendarische film nog nooit hebben gezien dan raad ik aan om dat alsnog te doen. Er bestaat een mooie remastered versie. #stanleykubrick