Het virus te lijf

Inmiddels zijn in ons land de eerste vaccinaties geweest. Het mocht even duren. Ik kreeg bijna het idee dat men overvallen was dat een vaccinatiecampagne een grote logistieke operatie vergt met de nodige ICT-toepassingen. Terwijl de vreugdezang voor de kerst aan de horizon was uitgebroken omdat het Europees Geneesmiddelen Agentschap het PfizerBioNtechvaccin had goedgekeurd en de meeste landen zich naar de vaccinatiestraten spoedden, moesten wij wachten op de drie wijzen voordat het eerste goud door de Nederlandse aderen vloeide. Hoe toepasselijk verschenen André Rouvoet (GGD GHOR), Jaap van Delden (RIVM) en coronaminister Hugo de Jonge op Driekoningen in Veghel om de eerste prik bij te wonen. Hugo stond een beetje bedremmeld in zijn hippe schoenen, waar ik eerlijk gezegd momenteel niet in zou willen staan, met grote blauwe ogen toe te kijken hoe een blonde vrouw met een bosgroen wollen vest de prik in de linkerbovenarm van de met beleid geselecteerde verpleeghuismedewerker Sanna Elkadiri zette. Ze gaf geen krimp toen de spuit erin ging. De fotocamera’s ratelden en flitslicht deed haar uiteindelijk met de ogen knipperen.

De start was gemaakt. Symbolisch weliswaar.

Hugo haalde opgelucht adem en sprak van een mijlpaal om op te gaan zitten en te genieten van het uitzicht. Als je de betekenis van dat woord opzoekt snap ik waarom hij juist deze woorden gebruikte: ‘Een mijlpaal is een paal die de afstand in mijlen aangeeft, tot een bepaalde stadspoort of tot de volgende mijlpaal. Voordat er mechanische kilometertellers bestonden, werden deze palen langs interlokale wegen geplaatst om reizigers te informeren over hun positie. Landmeten was echter geen exacte wetenschap. De nauwkeurigheid liet door slordigheid of om politieke redenen weleens te wensen over. Want niet alleen vermeldt een mijlpaal de namen van plaatsen in de buurt, er blijkt ook uit (al dan niet omdat het er met zoveel woorden op staat) wie het voor het zeggen heeft in het gebied.’

Ik zou denken niet gaan zitten, mouwen opstropen, snel die andere priklocaties uitrollen en nu aan het vaccineren!

Op die vroege ochtend terwijl het buiten nog schemerde, leerde ik nog meer. Wat er precies in het vaccin zit: RNA, vetbolletje, suiker en zout. Dat er zes (soms zeven) spuitjes uit een ampul te halen zijn. En dat je na de vaccinatie nog een kwartier op een stoel moet blijven zitten.

Gelukkig, de strategie voor het vaccineren is nu bekend. Ik weet dat het plan niet in beton is gegoten en dat er in de komende maanden nog veel kan veranderen, naar gelang de mutatie van het virus, de beschikbaarheid en het aanbod van andere vaccins en lobbygroepen die al of niet terecht voorrang willen. Persoonlijk kan ik niet wachten want de vaccinatie is mijn sprankje hoop op betere tijden. Er is een perspectief dat we in de loop van dit jaar van deze ellende af zijn, al ben ik mij bewust dat we nog wel eventjes aan coronamaatregelen gebonden zullen zijn.

Heb ik geen twijfels? Nee, het is misschien een gok omdat de bijwerkingen op de lange termijn niet bekend zijn, maar corona krijgen en eraan overlijden heeft helemaal niet mijn voorkeur. Daarnaast weten we volgens mij niet hoelang het vaccin ons beschermt. Misschien is de immuniteit na drie maanden uitgewerkt en moeten we weer opnieuw in de rij aansluiten. Vinger aan de pols houden, dus. Maar het biedt hoop.

Voorlopig zullen we morgenavond de bittere pil moeten slikken die afgelopen zondag tijdens het spijkerbroekenoverleg in het Catshuis is voorbereid dat we de komende weken in de lockdown blijven zitten, omdat een versoepeling niet kan zolang de besmettingen nog zo hoog zijn. Volhouden dus!

Gelukkig nieuwjaar

‘Gelukkig nieuwjaar!’ ‘Veel geluk!’ Altijd weer wensen we de ander geluk. Want gelukkig zijn is sinds mensenheugenis het hoogste goed. We streven er allemaal naar, voor onszelf, voor geliefden en voor onze kinderen, soms obsessioneel. Als je maar gelukkig bent! Het gelukkig zijn en blijven wordt het ultieme doel van ons bestaan. In onze westerse samenleving lijkt het bovendien alsof iedereen dat doel op eigen houtje kan verwezenlijken, want we geloven dat je je geluk helemaal zelf maakt. Deze wereld is doordrongen van de idee dat we ons leven en het daarbij behorende geluk zelf kunnen vormgeven. Het lijkt wel alsof we het paradijs hier en nu willen maken.

Psychiater Dirk De Wachter is duidelijk in zijn laatste boek ‘De kunst van ongelukkig zijn’ het geluksideaal is tot een soort plicht geworden, die we onszelf opleggen. Op enig moment ongelukkig zijn, betekent gefaald hebben. We moeten nóg harder werken, om maar niet minder dan een ander te zijn, die de zaken zogenaamd wel op een rijtje heeft. Van die tendens in onze maakbare samenleving moet de Vlaamse psychiater niets hebben.

Geluk hangt in hoge mate af van de verwachtingen die je hebt. De Israëlische historicus Yuval Noah Harari zegt het zo in ‘Sapiens, een kleine geschiedenis van de mensheid’: ‘Als je een ossenwagen wilt en je krijgt een ossenwagen, dan ben je tevreden. Als je een gloednieuwe Ferrari wilt en je krijgt een tweedehands Fiat, dan voel je je tekortgedaan.’ Als we niet krijgen wat we verwachten zijn we teleurgesteld. Met tegenslag kunnen we moeilijk omgaan, we worden er ongelukkig van. Gelukkig willen we zijn. En een beetje gelukkig is niet genoeg.

Ik ben het met De Wachter eens: ‘Beter zouden we leren af en toe ook een beetje ongelukkig te zijn. Want het klopt niet dat je het geluk helemaal in de hand hebt. Het leven is eenvoudigweg niet altijd even leuk.’

Veel mensen stoppen hun verdriet ver weg. Ze komen er niet toe om het op een goede manier te verwerken, want ze moeten immers succesvol zijn. En wie eenzaam is, heeft gebrek aan mensen waartegen hij of zij kan zeggen: ‘Ik heb je nodig.’ ‘Nee,’ zegt De Wachter, ‘verdriet en ongelukkige toestanden moet je juist met elkaar bespreken. Het voorzichtig woorden geven aan verdriet, het al pratend omcirkelen, benaderen en omzwachtelen moeten we leren. Verdriet kan een ding met stekels zijn, maar die stekels moet je vooral niet weghalen.’ De pijn haal je niet weg, door de pijn te negeren. Je moet er doorheen. En het liefst met iemand anders, een vriend, een familielid met een luisterend oor. En dat staat volgens De Wachter haaks op een cultuur waarin de zorg gericht is op snel en meetbaar succes. Zorgverlening waarin met pil en medicijn mensen zo snel mogelijk weer worden opgelapt om weer aan het werk te kunnen.

Het draait in het leven om betekenisvolle relaties. Relaties met mensen die er ook in moeilijke tijden voor je zijn. Mensen die betekenis geven aan je leven. Openstaan voor de kwetsbaarheid van de medemens en het engagement dat daaruit volgt, keert het ongeluk om tot een zingevende act. Het is de paradox van het menselijke bestaan: alleen door gevoelig te zijn voor onrecht en ongeluk (zowel in jezelf als in de medemens), vinden we een duurzame vorm van geluk, in de vorm van betekenis en zorg.

Streven naar het geluk als levensdoel is een vergissing. Streven naar zin en betekenis, daarentegen, is waar het leven om draait. Ik wens je voor het nieuwe jaar daarom veel zin en betekenisvolle relaties!

Geen vuurwerk

Het is geen prettig jaar geweest. Alles is abnormaal. En zo zullen we dit jaar ook afsluiten. In alle opzichten is het opmerkelijk. Wanneer maak je een jaar mee met twee identieke cijfers achter elkaar: 20 20? Dat overkomt je maar een keer. Nou, dat het niet een jaar als alle andere werd, hebben we gemerkt. Niemand had kunnen vermoeden dat we met mondkapjes gingen rondlopen. Dat we elkaar ter begroeting geen hand zouden schudden. We zouden het onbeschoft vinden. Sterker nog we moeten al maanden zoveel mogelijk uit elkaars buurt blijven, minimaal op anderhalve meter. We mogen maar twee mensen uitnodigen om de jaarwisseling te vieren. En er mag niet geknald worden!

Nu ben ik geen vuurwerkfanaat. Verder dan een sterretje aansteken ben ik nooit gekomen. Ik ben doodsbang voor vuurwerk en ben altijd blij als het jaarlijkse ritueel weer achter de rug is. Ook als toeschouwer voel ik mij niet veilig. Je zal maar zo’n verdwaalde vuurpijl in je oog krijgen!

Nee, ik vind een jaartje zonder vuurwerk geen ramp. Persoonlijk vind ik het geldverspilling, zeventig miljoen de lucht inschieten, het is echt ongehoord. Misschien is het wel tegen het zere been voor alle mensen die zeggen: ‘Het hoort erbij, wil je ons weer een gebruik, een traditie ontnemen?’

Het was bijzonder om de afgelopen maanden de vuurwerkdiscussie te volgen. Toen er geruchten gingen dat het kabinet om de druk op de zorg te ontzien tot een algeheel vuurwerkverbod zou komen, klom de Branche Pyrotechniek Nederland meteen in de pen en publiceerde een paginagrote advertentie in de krant waarin ze stelden dat de zorg nauwelijks baat heeft bij een verbod. Bij voorbaat zeiden ze sorry voor de gevolgen:

  • Sorry dat politici hiervoor de coronacijfers misbruiken
  • Sorry dat ze dit doen om politieke redenen
  • Sorry dat de politie geen mogelijkheid krijgt dit te handhaven
  • Sorry voor de toename van illegaal vuurwerk
  • Sorry dat de druk op de zorg niet zal verminderen
  • Sorry dat we geen lichtpuntje(s) bieden om middernacht
  • Sorry…

De vuurwerkfabrikanten schreven in hun advertentie ook dat er veel gevaarlijker hobby’s zijn dan vuurwerk afsteken. ‘Fietsen en schaatsen,’ meenden ze, ‘zouden eigenlijk ook moeten worden verboden.’ Een totaalverbod op alles zou de zorg pas echt ontlasten, betoogden de fabrikanten schertsend.

In een van de talkshows reageerde Diederik Gommers, op persoonlijke titel, dat vuurwerkslachtoffers niet massaal op een ic terechtkomen. Ze komen vooral bij de huisartsposten en de spoedeisende hulp terecht. De nieuwjaarsnacht is traditiegetrouw een van de drukste momenten in de acute zorg. Vorig jaar werden 385 mensen op de spoedeisende hulp behandeld wegens vuurwerkverwondingen. Nog eens negenhonderd mensen kwamen terecht bij een huisartsenpost.

Inmiddels is het algeheel vuurwerkverbod er gekomen. Wat vrees ik kan leiden tot een grimmig en gewelddadig en agressief oud en nieuw.

Eerlijk gezegd hing een vuurwerkverbod al enige jaren in de lucht. In Hilversum was er om die reden al een paar maal een collectief vuurwerkmoment op de Markt. En nu kon de veiligheidsraad het coronavirus misbruiken om het vuurwerkverbod er landelijk door te drukken. Wellicht met de gedachte: een jaartje niet, en dan nooit meer. Vuurwerkafstekers krijgen honderd euro boete en een aantekening op hun strafblad. Ik wens de politie en boa’s veel succes met de handhaving. De politie maakt zich terecht zorgen over het gebruik van zwaar vuurwerk de komende dagen. Er kwamen meldingen van vuurwerkklachten, onrust in Arnhem, Roosendaal, Urk, Veenendaal en rond kerst in Veen.

Men ontdekte een andere oudjaarstraditie: het carbidknallen. Ik ben geboren in een streek waar dat gebruikelijk is, maar pas toen ik in Kampen woonde werd ik er daadwerkelijk mee geconfronteerd. Wat een lawaai dat geeft. In de jaren ‘80 werd er ook nog geen bal gebruikt om weg te schieten, maar gewoon het deksel dat bij de melkbus hoorde. Als je geluk had was er een touw aan vastgemaakt. Voor de schieter een manier om het lid snel terug te vinden. In Kampen vond het carbidschieten gewoon plaats in de binnenstad, en dus niet in een buitengebied. Sterker nog: twee groepen benaderden elkaar vanuit de beide uiteinden van de Oudestraat om elkaar in het midden, op de Plantage te treffen. In de jaren dat ik boven de Tap woonde hield ik mijn hart vast en haalde ik waardevolle spullen bij de ramen vandaan. Je zou maar zo’n deksel door je raam naar binnen krijgen. Ieder jaar sneuvelden er wel een paar etalageruiten.

Carbidschieten is levensgevaarlijk als je er geen ervaring mee hebt en het is zeker goed dat ook daar een verbod op is gekomen.

Kortom geen ‘feestelijke’ afsluiting dit jaar. Als iemand door het afschieten van vuurwerk over dit bijzondere jaar al een goed gevoel zou kunnen krijgen, als goedmakertje zeg ik: ‘sorry, vuurwerkliefhebbers!’ Maar zoals je zult begrijpen ben ik daar niet rouwig om. Wat me meer aan het hart gaat is dat we elkaar niet kunnen omhelzen, echt fysiek een goed nieuw jaar kunnen wensen. Dat maakt deze jaarwisseling voor mij persoonlijker nog een eenzamer wisseling als anders. Hopelijk gaat er snel een tijd komen dat we elkaar weer kunnen omarmen. Ik ga er maar vanuit dat de beste omhelzingen nog zullen komen. En oké, voor diegene die dat wil mag op die dag een groot vuurwerk afschieten!

Noël

Momenteel ligt in de (christelijke) boekwinkels het kerstmagazine NOËL – acht verhalen rond de geboorte van Jezus. Het is een vrije bewerking van het Lukas-evangelie. Het was geweldig om daar aan mee te werken. Terwijl de mussen van het dak vallen komt er een manuscript met kerstverhalen binnen. Ik begin te lezen en zie het ineens voor me. Ik word getriggerd door het verhaal over de herders. Dat is geschreven vanuit Mesullam, een oude man die letterlijk zijn leven zit te overdenken terwijl het nacht is in Bethlehem. Hij past samen met een aantal andere herders op de schapen. Zijn kleinzoon Jotham is bij hem. De jongen heeft vragen over de vroege dood van zijn ouders. Net terwijl ze met elkaar in een goed gesprek zijn, komt Nahasson voorbij en de beide jongens verdwijnen in de donkere nacht. Ze laten opa achter bij de schapen. Mesullam – redelijk op leeftijd – denkt na over alles wat niet helemaal goed is gegaan. Hoe hij zijn zoon niet op het juiste pad heeft kunnen houden. Hij neemt zich voor om, nu hij nog de kans heeft, te spreken met zijn kleinzoon. Plotseling breekt de hemel open en verschijnt er een engel die hem en alle herders in het veld een opmerkelijke boodschap meedeelt. ’Jullie hoeven niet bang te zijn. Ik breng je goed nieuws. Vandaag is jullie redder geboren. Jullie kunnen hem vinden in Bethlehem.’

Mesullam kan niet anders dan gehoor geven aan deze opdracht, zeker als een engelenkoor over vrede op aarde heeft gezongen. Als de herders bijgekomen zijn van de schrik en op weg gaan naar het kindje in de voerbak, sluit ook Jotham met zijn beste vriend Nahasson aan bij de optocht.

Tijdens het lezen van het manuscript krijg ik beelden voor ogen. En bij de bespreking of we iets met deze verhalen zouden kunnen doen, zeg ik: ‘Ik zie een glossy magazine voor me met prachtige moderne foto’s die het eeuwenoude en voor sommigen bekende kerstverhaal illustreren. Bijvoorbeeld Mesullam en zijn kleinzoon zitten in het donker in de tuin te kletsen rondom een vuurkorf. Of Jozef en Maria op de scooter naar Bethlehem.’ Misschien draaf ik daarin iets door, maar het idee ligt wel aan de wieg van het ontstaan van het prachtige magazine dat nu in de winkel ligt. Of anders bij Scholtenuitgeverij.nl te bestellen is.

Tijdens het vormgeven van het blad zijn de revolutionaire beelden vervangen door meer vertrouwde afbeeldingen die we kennen uit het Midden-Oosten. De scooter wordt weer een ezel en Jozef moet het stellen zonder een gele veiligheidshelm bij zijn timmerwerkzaamheden.

Wat het magazine mooi maakt is dat alle vertellers herkenbaar tot leven komen. Ze worstelen allemaal met alledaagse dingen. Elisabeth en haar man Zacharias die kinderloos zijn gebleven en daar best wel verdriet over hebben gekend. Maria die aan Jozef moet vertellen dat ze op een wonderlijke wijze zwanger is. Simeon die een grote wens heeft om nog voor zijn dood het kindje Jezus te mogen zien en vasthouden. En de drie mannen uit het Oosten die door een opmerkelijke ster alles uit hun handen laten vallen en een verre reis gaan maken.

De bedoeling van het magazine is dat mensen op een mooie manier met het verhaal van Jezus en de betekenis daarvan in aanraking komen. Wat vieren die christenen nou met kerst? Het is een blad dat je ter uitleg aan je buren of kennissen kunt geven.

Als redactie maak je afwegingen, is het niet te veel inlegkunde, wijkt het niet te veel van het oorspronkelijke verhaal af? Kunnen we het kindje Jezus wel afbeelden? Maar we zijn allemaal met de kinderbijbel groot geworden en de plaatjes die daarin stonden. Op de cover prijkt een pasgeboren kindje, net schoongewassen en voor het eerst in de handen van zijn moeder. Als je er echt bij stilstaat kun je denken hier hebben we te maken met een falsificatie: Jezus als een wit-kindje. In Palestina? Kom aan, zeg. Moet dat eerder niet getint, bruin of misschien zwart zijn? Zo heb je te maken met allerlei dilemma’s. In de westerse kunsten wordt Jezus vaak witter geportretteerd dan historisch gezien geloofwaardig is. Toen de BBC ruim twintig jaar geleden een team van wetenschappers vroeg historisch onderzoek te doen naar het uiterlijk van Jezus, bleek van de bekende afbeeldingen weinig te kloppen. Zij kwamen uit bij een donkere man met dichte zwarte krullen. Vanuit dat oogpunt zijn we met zijn allen opgelicht met de prenten uit de kinderbijbels. Als je er diep over nadenkt kom je op een glibberig terrein van stereotypen terecht waar wit voor reinheid, zuiverheid of heiligheid staat en zwart voor duivels, voor iets dat schoongewassen moet worden. Zover wil ik niet gaan.

Laten we het kerstfeest daardoor niet laten bederven, het gaat om het kindje van welke huidskleur dan ook dat redding bracht op aarde. Verhalen van hoop en licht dat in de wereld kwam.

Ik kan u Noël van harte aanbevelen en ik kan verklappen dat we momenteel met een paaseditie bezig zijn.

Op jacht

Mist hangt over de velden, een tiental mannen loopt in lijn door de nevel. Honden springen rond. Het is kort voor kerst, een jachtdag. Als boer en eigenaar van grond moet je zorgen voor je eigen wildbeheer. Mijn vader heeft geen tijd en zin om te gaan jagen dus hij heeft zijn veertien hectare ‘verhuurd’ aan de buurman die een jachtvergunning heeft.

De buurman trekt er regelmatig met jachtgeweer en hond Nimrod op uit. Hij telt de beesten om zicht te kunnen krijgen op de wildstand en de populatie. Zo kan hij voor een goed beheer berekenen wat het afschot mag zijn dit jaar, zodat de biodiversiteit niet verstoord raakt.

Een boerenzoon groeit op met wild om zich heen. Ik herinner me het kegelen van hazen, die op hun achterpoten in het weiland staan en de omgeving checken of hun legerplaats veilig is. Zo niet dan rennen ze er met gezwinde sprongen vandoor. In een droge slootwal ligt een pasgeboren reetje. Het is een aandoenlijk tafereel. Van mijn moeder heb ik geleerd om niet te dicht bij het jonge diertje in de buurt te komen. Bij aanraken zou mijn geur om het jong zitten en is de kans groot dat het moederhert haar telg verstoot. Dat wil ik niet op mijn geweten hebben. In het voorjaar is het een sport om kievitseieren te vinden. Mijn vader lust zulke eieren, maar van mij mogen ze op de akker blijven liggen. Het gaat me puur om het vinden.

Een keer per jaar schakelt de buurman zijn ganse familie in om een dag lang te jagen. Aan het einde van het jaar staat de jacht open op fazanten, houtduiven, patrijzen (tegenwoordig staan deze vogels op de rode lijst), wilde eenden, hazen en konijnen. In de vroege winter zijn de jonge dieren zelfstandig en is de populatie het grootst.

Zo rond het middaguur zie je de jagers met hun eerste tableau thuiskomen en na de lunchpauze vervolgen ze de klopjacht in het veld. Vanuit het struikgewas schiet een panische fazant de weg op, voelt de nabijheid van de dood en dwingt zichzelf moeizaam op te vliegen. Als zo’n fazant uit de lucht wordt geschoten en in het knollenveld belandt, krijgen de honden de opdracht het aangeschoten wild te apporteren. Wat Nimrod feilloos doet, want het is een getrainde hond met een diploma. De jachtroute wordt bepaald door de wind omdat er sprake is van verwaaiing van de lichaamsgeur van de jagers.

Jagen is noodzakelijk, al sta ik er wel ambivalent in. De ervaring heeft geleerd dat bepaalde dieren zich in een cultuurlandschap ten koste van andere vermeerderen en dat kan de biodiversiteit in gevaar brengen. Ingrijpen is dan noodzakelijk. Maar het betekent niet dat je zomaar elk dier kunt afknallen in het jachtseizoen. Stelregel is dat er niet meer dan twintig procent van het aanwezige wild wordt bemachtigd om de redelijke stand jaarlijks op peil te houden.

De dieren die afgeschoten worden zijn bestemd voor consumptie. Steevast komt de buurman wanneer de zon is ondergegaan en de jagers gezamenlijk een borreltje op de geslaagde dag hebben genomen, zijn ‘huur’ inleveren. Dat wil zeggen dat mijn vader een fazant of haas krijgt waar mijn moeder wel raad mee weet. Ze heeft liever een fazant omdat ze een ervaren kippenslachter is. Een haas of konijn moet je op de juiste wijze weten te bereiden. Rond de kerstdagen eten we fazant. Allereerst fazantensoep en bij de aardappelen het witte vlees. Soms kom je daarin nog een schot hagel tegen, dan mag je een wens doen. Als je tenminste niet een stukje van je kies hebt verloren bij een ongelukkige beet.

Later toen de grond verkocht was en we niet meer op de boerderij woonden verruilde mijn moeder met kerst de fazant voor een rollade.

Mondo

Tot mijn spijt verdwijnt het kunst- en cultuurprogramma Mondo eind dit jaar van de buis.

‘We zijn met veel ambitie en enthousiasme aan Mondo begonnen. Helaas hebben we na overleg met de VPRO de conclusie moeten trekken dat dit programma onvoldoende aansluit bij het NPO2-publiek,’ aldus netmanager Gijs van Beuzekom.

Wat is dat toch met kunstprogramma’s op de buis? Dat is vaak geen gelukkige relatie. Het doet je met weemoed verlangen naar ‘Hier is … Adriaan van Dis’ of het kunstprogramma ‘De Plantage’ met Hanneke Groenteman op de zondagmiddag. Lekker kijken op de bank met een portje. En maandag meteen naar de boekenhandel voor het besproken boek!

Toen Mondo aan het begin van dit jaar werd geïntroduceerd, was ik enthousiast. Van alle nieuwe talkshows die op de buis kwamen (Op1, Jinek bij RTL4 en BEAU) had dit programma een verfrissende aanpak met het mooiste en creatiefste decor. Opgenomen in De Hallen in Amsterdam zag het er goed uit. Met een vooruitziende blik zonder klapvee op een tribune. Achterwege gelaten omdat dat waarschijnlijk toch moeilijk te krijgen zou zijn, en niet een gedeelte van het budget  weg zou vallen aan het betalen van publiek. Ik was ook blij met de keuze voor Nadia Moussaid die naar mijn mening haar invalbeurt tijdens Jineks zwangerschap goed had gedaan. Haar presentatie is minder gepolijst en dat geeft Mondo z’n charme.

Het programma begon op de zaterdagavond en kwam na een zomerstop terug op zondagavond. Schuiven met het uitzendtijdstip is meestal geen goed teken. De afgelopen twee weken keken er, inclusief herhaling, zo’n 184.000 mensen. Dat is niet veel – maar voor het soort programma is het helemaal niet zo gek. Maar goed, kijkcijfers zijn heilig zijn bij de NPO, dus moet de stekker uit Mondo.

Altijd maar dat misplaatste ontzag voor het publiek. Kijkersonderzoekje hier, vingertje aan de pols daar en ja hoor, we weten weer wat Het Publiek wil. Jammer dat programma’s niet de kans krijgen om te groeien. Kunstprogramma’s zijn altijd ondergeschoven kindjes (misschien wel omdat de maatschappij, de politiek, de sector als een linkse hobby ziet) maar het belang van kunst dient niet onderschat te worden. Ik zou er eerder ruimbaan aan willen geven. Het is geen elitaire bezigheid, het is educatie en ontspanning.

Bovendien, soms gaat het ook niet om wat het publiek wil, maar om wat het nodig heeft.

Kunst- en cultuurprogramma’s dienen een doel. Musea, concert– of filmbezoeken, boeken lezen, het is allemaal belangrijk. Kennis opdoen en leren om zich in te zetten voor iets of een ander. Empathie kweken. Zo waren de afgelopen drie weken de IDFA-documentaires weer voedsel voor mijn geest.

Bij het genieten van kunst kunnen we onze zorgen even vergeten. Het leven is lastig bij momenten, maar kunst kan verrijking bieden. Een concert brengt zelfs voor duizenden mensen tegelijk vreugde en troost. Kunst is een soort van zingeving geworden. Kerken lopen leeg, maar voor concertzalen loopt het storm. Kunst of het nu muziek, dans, beeldende kunst of literatuur is, raakt diepere en onbekende lagen in ons en is daarom zo belangrijk. Ik denk ook dat het altijd ergens raakt aan duisternis, aan iets van verborgen verdriet. Voor mij zijn kunst en cultuur geen kers op de taart, zij zijn de bodem, de basis, de worteling waarop de maatschappij haar samenhang, haar identiteit en haar welzijn fundeert. Daarom is het ook zo’n desastreus jaar geweest met de gedwongen sluiting van theaters, bioscopen en concertzalen. En daarom moet televisie aandacht aan kunst en cultuur blijven besteden.

Niet alle televisieprogramma’s hoeven licht verteerbaar, toegankelijk en vermakelijk te zijn. Er moet ook ruimte zijn voor onduidelijke, moeilijke en verwarrende zaken. Soms moet iets als Mondo kunnen blijven bestaan, gewoon, omdat het binnen een bepaald landschap een unieke rol vervult.

‘We hoeven,’ zo stelde Van Beuzekom ons gerust in zijn persbericht, ‘niet te treuren om het verlies van Mondo. Liefhebbers van kunst en cultuur blijven bij NPO2 aan het juiste adres. Onze programmering ontwikkelt zich continu en we zijn altijd in gesprek over nieuwe plannen.’

Gelukkig maar.

‘Wellicht kan er een boekenprogramma komen, waarin een influencer elke week drie boeken recenseert aan de hand van de omslag, zonder het gelezen te hebben uiteraard,’ zegt televisierecensist Julien Althuisius in de Volkskrant terecht. ‘Of je laat musici van het Koninklijk Concertgebouw Orkest guilty pleasures van BN’ers opvoeren. Misschien een programma waarbij deelnemers uit Heel Holland bakt beroemde schilderijen namaken in de vorm van hartige taarten, en dan noem je het (hahaha!) Tussen kunst en quiche  – vindt het publiek leuk. Of gewoon iets lolligs, om te lachen, en dan met kunst, of cultuur, een quiz of zo. Kijk maar.’

Spiegelbeeld

Net onder de douche vandaan met een handdoek om je middel veeg je met de rechterhand de condens van de spiegel. Je brengt je hoofd dichter bij het weerspiegelend glas om jouw gezicht beter te zien. Je kijkt ernaar alsof het een stilleven is. Je kastanjebruine haar dat steeds lichter kleurt, hangt warrig om jouw hoofd. Een bezoek aan de kapper is geen overbodige luxe. Het haar wordt steeds dunner en vertoont inhammen die door je krullen nog een beetje gemaskeerd kunnen worden. Zeker nu het haar nat is kun je het dunner worden duidelijk zien. Als je toch bij hem in de stoel zit kan hij meteen jouw wenkbrauwen trimmen want er is sprake van wildgroei. Bij mannen op leeftijd groeit er op allerlei ongewenste plekken haar. Vraag maar aan neus en oren.

Je ogen staan vermoeid. Het is een zware nacht geweest. Het oogwit is nauwelijks zichtbaar. Ragfijne rode adertjes lopen als een delta van je lichtblauwe iris naar het framboosroze, vochtig, glanzende hoekje waar je zo-even tijdens het douchen een strontje uit hebt gehaald. Je rechteroog hangt gewoontegetrouw in de hoek alsof hij niet meedoet. Zelf ben je er aan gewend, maar soms zie je mensen naar boven kijken omdat ze denken dat je daar iets opmerkelijks ziet. Door de vermoeidheid zijn de wallen vanochtend extra dik. Omdat je vaak je ene oog dichtknijpt om diepte te kunnen inschatten is de wal onder dat oog groter dan onder de andere. Om de uithoeken van je ogen zitten veel kraaienpootjes. Ze zeggen dat het door het lachen komt. Het geeft een extra uitdrukking aan je gezicht. Net als de diepe groeven op je voorhoofd. Mijn hoofd kent sowieso geen symmetrie. Alsof de schepper af en toe is uitgeschoten.

Je mond plooit zich in een glimlach. Jouw lippen zijn niet breed maar gelukkig ook niet van die zuinige streepjes. Je lacht jouw tanden bloot. Je mond verspreidt nog de geur van slaap. Vlug pak je de tandenborstel en drukt een wit drolletje met blauwe spikkeltjes op de haartjes. Grondig poets je met ferme halen de gele tandenrij. De smaak van mint bijt jouw verhemelte uit. Je spoelt en spuugt. Laat spetters achter op de onderkant van de spiegel. Witte klodders gorgelen door het putje van de wasbak naar het sifon. Je legt de tandenborstel terug op het wit marmeren plankje dat vol ligt met allerlei zalfjes, deodorant, scheerschuim, nagelschaartje, et cetera.

Je gaapt intens, slaat een hand voor je mond, realiseert je dat je gapen prettig vindt – die luchtbel achter in je mondholte die uitdijt tot hij je schedel vult en daarbij tranen in je ogen doet springen, en dan is verdwenen en jij weer gewoon bent waar je was. Je gaapt zo volmondig dat je tegen je eigen huig aan kijkt en de amandelen die er als een trosje omheen hangen.

De huid van je gezicht is rood. De roodheid overwoekert de sproeten die eronder zitten. Het gezicht van je vader verschijnt. Ook hij had een bol gelaat met rode schaduwzones op zijn wangen, kin en kaken omdat hij altijd buiten was. Je ziet de overeenkomsten met jezelf. Maar jij bent een binnenkind. De roodheid in je gezicht wordt in de winter veroorzaakt door sobroïsche eczeem. Je moet voorkomen dat je jezelf open gaat krabben van de jeuk.

Soms walg je van jouw gezicht en kijk je weg. Soms ben je er tevreden mee en zie je de voordelen van je sympathieke uitstraling. De kuiltjes in je wangen dragen daar positief aan bij.

Met je hand voel je aan de eendaagse – voornamelijk witte – stoppels. Ze kunnen nog wel een dagje mee. Je inspecteert je linkeroorlel, de gaatjes van de ringen die je hebt gedragen zijn dichtgegroeid maar nog wel zichtbaar. Je slikt, jouw ademsappel gaat op en neer. Je brengt je gezicht nog een keer naar de spiegel, als een laatste check. Je probeert te bevatten dat jij dat bent. Dat achter de huid boven je ogen een elektrische spanning rondsiddert die je als je gedachten kunt beschouwen. Ze draaien op volle snelheid. Je grijnst even en denkt aan wat je vandaag gaat doen. Je trekt aan het koordje en je spiegelbeeld hult zich in het donker. Je bent klaar voor de dag.

Dure foto

Lekker aan het werk. Het is druk, er zijn veel ballen in de lucht te houden. Het lezen van een interessant manuscript, een binnenwerk voor de laatste keer controleren en een leerling stimuleren. Het pingeltje van mijn mailbox gaat continu. Omdat ik toch snel antwoord wil geven en behulpzaam wil zijn, onderbreek ik mijn werkzaamheden om te zien wat er speelt. Ik open de mails en kijk wat ik kan doen.

’s Middags geeft de infobox van Taalmens.nl aan dat iemand mijn aandacht zoekt. Meestal is dat een verwijzing naar een twitterbericht of iemand uit een ver buitenland die me iets probeert aan te smeren. Met blokletters staat er ANP LEGAL DEPARTMENT. Ik schrik, wat heb ik nu weer aan mijn fiets hangen? Als ik het aanklik volgt er meteen een pop-upbericht om te bevestigen dat ik deze mail heb gelezen. Serieuze business dus en dat blijkt. Mijn website is door de mangel gehaald en ik blijk ten onrechte gebruik te hebben gemaakt van een foto van het ANP in een van mijn blogberichten. Sterker nog, dat is twee keer gebeurd met een pittig prijskaartje als gevolg. Ik worstel me door juridische taal en dreigende woorden dat ik binnen veertien dagen moet betalen en de bewuste foto’s direct van de site moet verwijderen.

Als ik van de schrik ben bekomen, denk ik: wacht even, is dit niet een slimme fishingtruc? Is hier iemand bezig om op een makkelijk manier mensen geld af te troggelen? De mail ziet er echt uit, maar dat zegt nog niks. Ik ga googelen en helaas na enig onderzoek blijkt dit geen bedrog te zijn, hier moet ik echt met de billen bloot. En ik blijk niet de enige te zijn uit de vele hits die ik tegenkom. Er is dus een Belgisch bedrijf Permission Machine actief om dit soort overtredingen op websites op te sporen en te beboeten.

Nogmaals lees ik de mail: ‘Alle foto’s van het ANP zijn auteursrechtelijk beschermd. U hebt een licentie (lees: toestemming) van het ANP nodig om de foto(‘s) te mogen gebruiken. Uit onze gegevens blijkt niet dat u die toestemming hebt. Daardoor pleegt u een inbreuk op de auteursrechten van het ANP, zijn licentiegevers en/of zijn fotografen. Zij lijden hierdoor schade. Het ANP en zijn fotografen houden u aansprakelijk voor de schade. Zij willen daarvoor een vergoeding ontvangen. De schade bestaat tot dit moment uit de gemiste licentievergoeding, en de kosten van onderzoek en opsporing.’

De totale schade is berekend op 855 euro. Het slaat in als een bom. Hoe heb ik zo stom kunnen zijn? Het betreft een foto van de Arc de Triomphe die ik bij een stukje over de laatste dag van de Tour de France 2017 heb geplaatst, omdat het zo’n prachtige foto was die het hele verhaal van die middag vertelt. De tweede foto die ik onrechtmatig heb gebruikt, stond in een andere cyclus waarin ik verhaaltjes over de Olympische winterspelen plaatste. In dit geval is een lachende Irene Schouten me duur komen te staan. Ik hoopte mijn volgers – en dat zijn er echt geen duizenden – daarmee een plezier te doen. Op deze manier werd het een peperduur bericht.

Tja, wie zich brandt moet op de blaren zitten. Duur leergeld. Ik weet dat ik ze niet zomaar had mogen gebruiken. Ik ben een correspondentie gestart waarin ik mijn fout ruiterlijk heb toegegeven en meld dat de foto’s zijn verwijderd, maar over de hoogte van het bedrag ben ik gaan onderhandelen. Deze maand loopt de betalingsregeling af, die naar aanleiding van dit incident is getroffen. Laat dit voor iedereen een waarschuwing zijn. Denk na en kopieer niet zo maar even iets van Google search of een andere zoekmachine.

De hamer en de dans

‘Het gaat niet slecht, maar zeker niet goed genoeg,’ zei premier Rutte vorige week dinsdagavond toen hij verdere beperkende maatregelen afgekondigde. Hoe minder mensen de deur uitgaan, hoe beter. Er is een metafoor voor bedacht die ontleend is aan het internetepistel ‘The Hammer and the Dance’ van de Frans-Spaanse ingenieur en publicist Tomás Pueyo. Inmiddels verwijst ook RIVM-hoofdwetenschapper Jaap van Dissel in zijn toelichtingen in de Tweede Kamer regelmatig naar het viraal gegane essay.

In het werkstuk dat Pueyo half maart online zette, beschrijft hij in beeldende termen wat maatschappijen te doen staat die te maken krijgen met een steil oplopend aantal besmettingen door het coronavirus. Die bult in de grafiek dient men plat te slaan met harde maatregelen zoals een lockdown. Pueyo hanteert hiervoor het beeld van de hamer, onder het motto de eerste klap is een daalder waard. Daarna, als het aantal besmettingen laag is, begint wat hij de dans met het virus noemt: het virus onder de duim houden, door oplevingen ervan snel op het spoor te komen en de kop in te drukken.

De onderliggende gedachte is dat de hamer maar één keer hoeft worden gebruikt, en daarbij meteen zo’n dreun uitdeelt aan het rondwarende virus dat we er vervolgens mee zouden kunnen dansen. Maar inmiddels hanteren we voor de tweede keer de hamer om de ziektecurve plat te timmeren. En niet alleen Nederland maar ook de ons omringende landen. Wat is er misgegaan? Nog voordat de dans met het virus goed en wel kon beginnen, liep het aantal besmettingen alweer op. Het testen en het bron- en contacten onderzoek is niet op orde. Omdat de cijfers in de zomer laag waren, zijn we laconiek achterover gaan leunen – vakantie gaan houden – en dachten we dat we alles onder controle hadden. Maar schijn bedriegt. Nu zitten we andermaal met de gebakken peren en hebben we de laatste twee maanden van dit jaar een zware periode voor de boeg.

Vorige maand heeft het kabinet gekozen voor een tikje met een kinderhamer. Dit alles omwille van de economische schade die er sowieso is en wellicht nog de komende vijf jaar een nadelige effect zal hebben, want de diepe zakken – die onderhand toch leeg zullen raken – moeten weer aangevuld worden door strenge bezuinigingen. En nu dat tikje nog niet voldoende blijkt te zijn, gooien ze een rubberen hamer in de strijd. Ze sluiten naast de horeca, ook theaters, bioscopen, dierentuinen en zwembaden.

Ik vrees dat we toch echt een mokerslag nodig hebben voordat we met het dansen kunnen beginnen. Om het virus echt in te dammen zijn er vier verdedigingslinies: je moet voorkomen dat een besmetting de gemeenschap binnenkomt. Als dat toch gebeurt moet je voorkomen dat andere mensen met ze in contact komen en besmet raken. Als de besmetting plaatsvind wil je het identificeren en zo snel mogelijk neutraliseren. Door te testen zie je alleen de besmettingen, als je er niets aandoet, dan is testen onzin. Je moet contacten opsporen en als je weet wie (mogelijk) besmet is, die mensen meteen in quarantaine plaatsen. Als je deze maatregelen consequent toepast is er sprake van een perfecte dans. Dan kun je de economie weer openen en heb je geen hamer meer nodig. De afgelopen zeven maanden hebben we in Nederland niet leren dansen, of niet willen leren dansen. Dat zal nu nodig zijn en daar zullen we desnoods met zijn allen de regering op moeten aanspreken anders is elke hamerslag voor niks geweest!

Blijf vooral thuis is het devies om het coronavirus eronder te krijgen. Voor mij persoonlijk betekent het dat ik mijn dagelijkse routine zal moeten doorbreken. Elke dag zwemmen en ’s avonds naar de film is er even niet meer bij. In de eerste lockdown heb ik gemerkt hoe belangrijk deze twee activiteiten voor me zijn. Als je de ganse dag alleen thuiswerkt en even wat anders dan de boekenmuren van je flat wilt zien, is een avondje in het donker een ideaal uitje. Je even laten afleiden door het verdriet en de vreugde van fictieve of bestaande personen. Misschien na afloop verzuchten: ‘Het kan altijd nog erger, houd vol.’ Dat gevoel is niet te vervangen door een online screening ook al sluit je laptop aan op de televisie en doe je alle lichten in de kamer uit. Je zit nog steeds in datzelfde huis, op je eigen stoel. Je bent er dan toch niet echt uit.

Ook het niet meer kunnen zwemmen trekt een wissel en voelt als een aderlating. Maar ik moet niet klagen. Het is kiezen op elkaar en volhouden. Met elkaar moeten we de besmettingsgraad naar beneden brengen. Juist omdat we kerst willen vieren met de mensen die ons dierbaar zijn. En daar kunnen we met ons eigen gedrag aan bijdragen. Door samen te zoeken naar ritme en balans.

Juiste cover

Bij mij op het toilet hangt de spreuk: ‘Wie afgaat op het uiterlijk gaat echt af’. Je moet een ander mens beoordelen op zijn of haar innerlijk en niet op de uiterlijke verpakking. Ook dat mooie koppie of dat strakke lijf verlept op zijn tijd.

Als het over boeken gaat, geldt waarschijnlijk hetzelfde. Maar de praktijk werkt anders. Wees eerlijk: we all judge a book by its cover. Boeken met goede grafische afbeeldingen en opvallende omslagen verkopen meer exemplaren dan die zonder. In het boekenvak is de buitenkant erg belangrijk.

Op zoek naar een leuk boek, kijken we allereerst naar de cover of deze ons aanspreekt. Dat bepaalt de verkoopwaarde en het succes. Een goed boek met een slechte cover wordt niet verkocht. Een slecht boek met een goede cover (helaas) wel.

Reden genoeg om aandacht te besteden aan een mooie omslag. Veel schrijvers onderschatten dat. Alleen auteurs die naam hebben gemaakt zullen uit het schap worden gepakt vanwege hun naam op de cover. Minder bekende schrijvers zullen andere charmes in de strijd moeten werpen om aandacht te trekken.

Wekelijks verschijnen er heel veel boeken. Stap een willekeurige boekhandel binnen en een vloedgolf van keus overvalt je. De covers lijken maar één doel te hebben: om je – in een paar seconden bedenktijd – zo veel mogelijk te verleiden. Het moet een echte eyecatcher zijn. Het boekomslag is het eerste contactpunt met de potentiële lezer. Het is daarom een uiterst belangrijke marketing tool. Boeken zijn niet alleen te koop in de boekhandel maar ook op het web. Dus in een webshop moet de cover – vaak in een verkleinde vorm – ook meteen aanspreken en de titel goed leesbaar zijn. Boeken verkopen door mond-tot-mondreclame maar social media spelen tegenwoordig ook een belangrijke rol bij de verkoop. Nu mensen afbeeldingen kunnen ‘pinnen’, ‘liken’ en ‘sharen’ worden covers op internet overal gedeeld. Een omslag kan dus veel mensen bereiken – en dat allemaal gratis.

Uiterlijk en innerlijk moeten bij boeken met elkaar overeenstemmen. Je moet het genre aan de buitenkant kunnen zien. De gekozen uitstraling moet de juiste verwachting opwekken bij de lezer.

Is het boek een thriller of een proefschrift, non-fictie of een biografie? De cover moet hier direct duidelijkheid in scheppen. Het omslag kan een abstract, fotografisch, kunstzinnig of typografisch karakter hebben. Een abstract ontwerp leent zich meestal het beste voor non-fictie boeken. Terwijl een krachtige foto (of een uitsnede) in één oogopslag kan verraden waar het boek over gaat en tegelijk een gevoel opwekken bij een potentiële lezer. Ideaal voor fictie.

De afbeelding en de kleuren van het omslag moeten de belangrijkste boodschap van het verhaal in het boek vertegenwoordigen. Een illustratie of foto zegt veel over de hoofdpersonen of het hoofdvoorwerp. Soms kunnen enkele symbolen het verhaal – of een belangrijke boodschap – duidelijk maken. Een huidige trend in het boekenvak is een typografisch omslag. Louter letters, soms zelfs verkeerd afgebroken. Zie maar eens de nieuwe roman ‘Mijn lieve gunsteling’ van Marieke Lucas Rijneveld, die onlangs de International Booker Prize 2020 won.

Mensen zijn niet alleen visueel ingesteld, maar ze worden ook beïnvloed door emoties. Je kent misschien het gezegde ‘mensen herinneren zich hoe je ze hebt laten voelen, en niet wat je hebt gezegd’. De emotie die een omslag uitbeeldt moet de belangrijkste boodschap en de essentie van de inhoud weerspiegelen.

De titel van het boek is de basis van de cover en moet goed leesbaar zijn. Als de titel op zich krachtig is, hoeven er weinig visuele elementen aan de omslag worden toegevoegd. De cover moet niet te druk zijn. Less is more is het devies. Zowel voor tekst als voor het beeld.

Vergeet niet dat verschillende dingen samen moeten komen in de vormgeving van het omslag.

Een boektitel intrigeert, een omslag interesseert en een flaptekst informeert. Een passende goede flaptekst op de achterzijde van het boek is uiterst belangrijk. Het vertelt de lezer kort en krachtig over de inhoud. Zonder te veel weg te geven. Precies genoeg informatie moet de potentiële lezer triggeren om het boek te gaan lezen.

Het gaat om het totaalplaatje en vergeet daarbij de rug van het boek niet. Helaas beschikt de boekhandel niet over onbeperkte ruimte om boeken te tonen. Veel boeken staan met de rug naar voren in de boekenkast. Daarom moet de rug er ook tussenuit springen. Dat kan door signaalkleuren of een aparte typografie te gebruiken.

Een andere manier waardoor een boek kan opvallen is de keuze voor een bijzondere afwerking van de cover. Denk aan flappen, een paperback of een luxe hardcover uitvoering. Andere mogelijkheden zijn bijvoorbeeld een glanslaagje om bepaalde elementen uit het ontwerp te accentueren. Dit is de zogenoemde spot UV lak. Of kies eens voor pregen. Dit is een afwerking waarbij tekst als reliëf wordt aangebracht. Deze kan verhoogd of verdiept worden weergegeven. De toepassing is fraai te gebruiken in combinatie met gedrukte tekst.

Boeken zijn voor mij iets fysieks. Vergeet e-books, ik wil een boek kunnen bekijken, voelen en strelen, het papier moet glad zijn, de bladspiegel rustig. Ik wil verliefd worden op een boek. Als ik het aanbod check moet mijn oog meteen, nog in de loop, als bij een bliksemflits worden aangetrokken door een speciale boekcover. Dan ben ik verkocht en negeer ik de wijsheid die ik dagelijks kan lezen op mijn toilet.