Depri maandag

Tegenwoordig kun je op elke dag van het jaar wel een label plakken. Je kunt het zo gek niet bedenken of er is wel een dag voor. Neem bijvoorbeeld de heiligenkalender van de katholieke kerk, daarmee kun je elke datum meerdere malen benoemen. Of de dagen die de Verenigde Naties in leven heeft geroepen. Ook kennen we inmiddels een stortvloed aan dagen met een commercieel doel, onlangs nog Black Friday. En vandaag schijnt het Blue Monday te zijn. De Engelse benaming zegt al dat ‘de meest deprimerende dag’ geen Nederlands initiatief is. Deze maandag in januari hoort iedereen zich rot te voelen. Putje van de winter, donkere dagen, lange nachten, de feesten net voorbij, een gat in je budget, geen vakantie in het vooruitzicht, en ga zo maar door. Je zou je voor minder slecht in je vel voelen. Gelukkig spelen winkels en webshops hier handig op in met voordelige deals. Kortingen staan in het teken van zelfverwennerij en ze geven zeer aantrekkelijke aanbiedingen waar je weer blij van wordt.

Blue Monday is gewoon begonnen is als een publiciteitsstunt. In 2005 bedacht vliegmaatschappij Sky dat de droevige januarimaand de perfecte periode is om een vrolijke vakantie te boeken. De voorpret, het bladeren door reisgidsen, het zou de sombere mens blijer maken en zo aanzetten tot boeken van een vakantie. Voor een goede campagne schakelde Sky een reclamebureau in. Die verzon een rare formule om de depressiefste dag te bepalen en vroeg de Britse psycholoog Cliff Arnall om er zijn naam aan te verbinden. Hoewel een jaar later al gehakt werd gemaakt van de pseudowetenschappelijke rekensom, had Blue Monday – de meest depressieve dag van het jaar –toch voet aan de grond gekregen.

De radiozenders spelen hier handig op in en je mag je droevigste liedje aanvragen. Hurt van Johnny Cash, Something In the Way van Nirvana, Decades van Joy Division, Tears in Heaven van Eric Clapton, of Diane van Therapy zullen vandaag veel te horen zijn. Als tegenhanger en oppepper kun je ook juist de leukste liedjes laten uitkiezen die de luisteraar vrolijk stemmen.

De term ‘Blue Monday’ is afgeleid van het Engelse begrip ‘feeling blue’ (neerslachtig, somber, down of depri zijn). De kleur blauw had vroeger in de zeilscheepvaart met rouw te maken. Als een schip zijn kapitein of officier verloor, dan verfde de bemanning rondom het schip een blauwe band. Deze band (en een blauwe vlag) lieten bij thuiskomst duidelijk zien dat men de ‘blues’ had, in de rouw was.

‘Blue Monday’ kan het best vertaald worden met ‘Depri Maandag’. ‘Blauwe Maandag’ dekt de lading niet en geeft verwarring met de uitdrukking iets ‘een blauwe maandag’ doen, waarmee wordt aangegeven dat iemand iets maar voor een korte periode onderneemt.

Ik ben gelukkig niet zwartgallig of depressief aangelegd. Het lijkt me wel erg vervelend als je last hebt van deze aandoening. Als je je somber, moe, of waardeloos voelt en nergens zin in hebt en liever het dekbed diep over je hoofd wilt trekken. Ik trek me meer op aan het idee zoals ook de hindoes in India dat doen dat de dagen lengen. Zij bekijken deze donkere periode halverwege januari van de zonnige kant: vanaf nu vindt de zonsopgang elke dag weer vroeger in de ochtend plaats. Ik vind het fijn dat het gedoe rond de feestdagen achter de rug is, en kijk uit naar wat er dit jaar gaat komen. Op sportief gebied krijgen we een interessante Tour de France, met de drie kopmannen van Jumbo-Visma. De start van de Vuelta in Utrecht, en natuurlijk het EK Voetbal in onder andere de Amsterdam Arena, en de Olympische Spelen in Tokio. Niet te vergeten het Eurovisiesongfestivalspektakel in Rotterdam, echt mindblowing. En mijn eerste vakantie voor dit jaar is al geboekt: een lang reünieweekend in Ierland, waarbij Galway, de culturele hoofdstad van dit jaar, een centraal onderdeel zal zijn. Dus veel om naar uit te kijken en de eventuele blues te verjagen!

Oorwurm

’s Ochtends op weg naar het zwembad luister ik graag naar Sky Radio. Lekkere muziek en geen gewauwel. Ik word helemaal gek van die ochtendshows met die irritant lachende sidekicks. Wat een drukte op de vroege ochtend. Nee, dan liever gewoon middle of the road muziek. Vanochtend komt Zoutelande van Blof voorbij. De zang van Pascal Jacobsen en Geike Arnaert werkt aanstekelijk.

Maar we hebben geen geld in onze koude handen.

Dus we gaan maar naar je ouders in Zoutelande, in Zoutelande…

In het badhokje zing ik stilletjes voort.

We verzuipen onszelf in de drank van je vader.

Ik ben blij dat je hier bent.

Ik ben blij dat je hier bent.

Zoutelande, Zoutelande…

Hopelijk zijn de andere hokjes leeg.

En bij het eerste rondje door het nog koude water dreunt Zoutelande nog na.

Waarom krijg je bepaalde nummers niet uit je hoofd? Nu is het geen vervelend liedje dus het is niet erg dat het in mijn gedachten nog nagalmt. Maar soms zijn er van die oorwurmen waar je graag vanaf wilt, maar die blijkbaar in een hardnekkige repeatstand in je hersenen zitten.

Oorwurm is een term uit de muziektheorie. Het is een melodie, of een stukje daarvan, die in het hoofd blijft hangen, maar waar men geen prijs op stelt. Vaak is het een melodietje dat men best aardig zou kunnen vinden voor even, maar niet als het steeds maar in het hoofd rond blijft zingen. Meestal is het een repeterend basthema met een melodie eroverheen, die op de een of andere manier een herkenbaar patroon heeft. Vaak zes tonen. Het doet soms denken aan kinderliedjes. De theorie is dat de melodie harmonieus is, maar niet volgens het ‘gewone model’ oplost naar een eind toe. Er zit een kleine afwijking in die het ‘westers’ oor niet gewend is. Er zit niet echt een einde aan. Deze liedjes schijnen een afwijking in de muziek te hebben waardoor je hersenen het niet volledig kunnen verwerken en het daardoor blijven herhalen. De hersenen proberen de oplossing te zoeken.

De nummers van de popgroep Doe Maar hebben een hoge oorwurmfactor. Ik weet nog dat ik voor het eerst echt kennismaakte met hun muziek. Ik had de nummers Nederwiet en Sinds een dag of twee weleens gehoord, maar het bleef niet echt hangen. Dat was anders toen we in het studentenhuis waar ik woonde een huisfeest gaven. Elke kamer was open voor de gasten en in elke ruimte hing een andere sfeer. De middelste kamer op de onderste verdieping was groot en diende als danszaal. Er werd goede muziek gedraaid, zoals The state of independence van Donna Summer. Je zou er eindeloos kunnen blijven swingen. Toen ik naar de wc ging, hoorde ik vanuit de voorste kamer ritmische Nederlandstalige muziek. Na het legen van mijn blaas en het verplichte afschudden ging ik die kamer binnen. Het was er minder druk, de mensen die er waren kende ik nauwelijks. De muziek had echter een magische uitwerking op me. Belle Hélène schalde door de ruimte. De liedjes hadden me meteen te pakken. De teksten dropen meteen m’n hoofd binnen en de melodieën bleven hangen. Is dit alles? Oehoe oehoe, is dit alles, oehoe, wat er is? Het bleek de elpee Doris Day en andere stukken te zijn. Het was liefde op het eerste gehoor en op maandagmiddag stond ik in de platenzaak om de elpee aan te schaffen. En nog steeds is het een sensatie om tijdens een reünieconcert – dat blijft maar doorgaan – van Doe Maar de liedjes mee te blèren. Het ‘héhé héhé héhé héjajaja’-effect.

Waarom de ene song een oorwurm is en de ander niet, dat is natuurlijk interessant. Er wordt zelfs wetenschappelijk onderzoek gedaan naar dit verschijnsel. Van tevoren is niet aan te geven of iets uiteindelijk ook een oorwurm wordt, want iedereen beluistert muziek anders. Ook bij dezelfde beluisteraar hoeft een en hetzelfde fragment niet altijd tot een oorwurm te leiden, omdat de situatie waarin men muziek hoort niet altijd hetzelfde is.

Het is waarschijnlijk een liedje dat aanspreekt qua klank. Je hebt spiegelneuronen in je brein. Dat zijn zenuwcellen die actief worden bij het inbeelden van een liedje. En kennelijk wordt er een beroep gedaan op liedjes die erop lijken en al in je kop zitten. Vervolgens wordt dat circuit getriggerd. En al hoor je het nummer niet meer, je blijft het herhalen, door die spiegelneuronen. De Doe Maar-liedjes combineren noten en tonen die ons niet onbekend zijn en plezierig overkomen. Tot zover de Erik Scherder-benadering.

Een uur later, na het zwemmen, op weg naar huis is Zoutelande in mijn hoofd veranderd in Kerkelande, de woonwijk bij mij in de buurt. Het grappige is dat ik op sommige oorwurmen een eigen tekstvariant ga verzinnen, en die dan blijf herhalen.

Is er een manier om een oorwurm kwijt te raken? Als remedie wordt geadviseerd de melodie uit te zingen, waardoor het probleem zou verdwijnen. Veel mensen zeggen dat de ‘mentale’ naald dan niet meer in de groef blijft hangen. Je kunt ook gewoon een ander plaatje opzetten of gaan luisteren. De laatste oplossing: laat het gaan. Een oorwurm verdwijnt vanzelf weer als je er niet te vaak aan denkt. Verwijder de tune wel uit jouw Spotify-afspeellijst, want voor je het weet hoor je ‘m weer, met alle gevolgen van dien.

Donorregister

Het is de zesde dag van het nieuwe jaar. Voor sommigen is hun serieuze voornemen inmiddels in ijdele hoop verdampt. IK PAS is veranderd in DRANK NU. Ik heb geen plannen gemaakt, altijd zo’n geforceerd gedoe. Jezelf verplichten om af te vallen, niet meer te roken of minder te drinken verbonden aan het begin van een nieuw jaar. Gelukkig heb ik een lichaam dat zelf dingen reguleert. Ik blijk steeds minder tegen alcohol te kunnen, of heb er in ieder geval langer en meer last van. Met roken ben ik jaren geleden gestopt, omdat mijn lijf signalen gaf dat het niet verstandig was om ermee door te gaan: zo’n vervelend ochtendkuchje en benauwdheid. En minder eten om af te vallen? Ik denk dat je wel bewust met je voeding moet omgaan, maar om jezelf nu uit te hongeren. Afzien teneinde in een maand vele kilo’s af te vallen en dan te merken dat je dat niet vol kunt houden en dat de verloren kilo’s met hetzelfde gemak er weer bij komen (het jojo-effect) met soms nog enkele pondjes meer tot gevolg. Mijn sixpack zit al jaren in een mooi vetlaagje verpakt. Als ik maar niet boven de honderd kilo weeg dan ben ik tevreden. Anders moet ik van mezelf maatregelen nemen.

Toch word ik dit jaar verplicht om over een voornemen na te denken: wil ik wel of niet orgaandonor zijn? Als ik niks doe gaat de overheid per 1 juli aanstaande voor mij beslissen, en zijn mijn organen min of meer van de staat geworden.

Het is geen gemakkelijke keuze. Uit compassie zou je zeggen: ja, natuurlijk. Want wees eerlijk als je door omstandigheden zelf een orgaan nodig hebt om verder te kunnen leven, zou je ook graag willen dat er een beschikbaar is. De kans dat je zelf een orgaan nodig hebt is echter 15 à 20 keer groter dan de kans dat je als donor gebruikt gaat worden.

Uit ervaring weet ik door de verschillende medische programma’s die ik gemaakt heb, hoe levensreddend een orgaan van een ander kan zijn. Hoe het in ieder geval de kwaliteit van leven vergroot. Ik denk aan de predikant uit een dorpje op de Veluwe die zijn dochter met ernstige nierproblemen een nier afstond. Een man met longproblemen in Groningen die niks meer kon en hoe zijn leven veranderde toen er uiteindelijk een nieuwe long beschikbaar was.

Zou mijn lichaam zo goed geconserveerd zijn dat er nog wat met m’n organen te doen is na bijna 508.500 vlieguren? Wanneer worden je organen voor transplantatie gebruikt? Het is niet zo dat als ik vannacht in mijn bed overlijd en mijn nabestaanden zijn er op tijd van op de hoogte dat mijn onderdelen nog bruikbaar zijn. Het is dan namelijk dood weefsel. Dus het gaat om een gecontroleerde dood als ik in het ziekenhuis dreig te overlijden. In de zegwijze na je dood heb je toch niks meer aan je organen, zit hem nu net de crux: je bent niet dood. Ja, hersendood, maar je hart klopt nog, en je bloed circuleert nog. Iemands hersenen kunnen zwaar beschadigd zijn, terwijl het lichaam nog uitstekend functioneert. Dit kan maanden, zelfs jaren worden volgehouden.

Stel je de mogelijke situatie eens voor: wat betekent dat voor de mensen om je heen? Ik weet hoe troostend het is als je een geliefde de laatste adem hebt zien uitblazen. En dat het sterven een proces is dat kort- of langdurend kan zijn. Nou, dat kan niet bij orgaandonatie. Laat ik het scenario schetsen. Op het moment dat de hersendood is geconstateerd en de hersendode heeft toestemming verleend voor donatie, wordt de aspirant-donor in een operatiebed, maar nog met een warm kloppend hart, met gezwinde spoed naar de OK gereden. Naasten zijn niet in staat op een natuurlijke manier afscheid te nemen. De orgaandonor ligt vervolgens in een kille, koude operatiekamer en sterft op de operatietafel aan de gevolgen van het uitnemen van zijn organen en niet omdat zijn natuurlijke doodsmoment is aangebroken. Vervolgens krijgen de naasten hun leeg gehaalde dierbare terug: koud, kil en dood. Het voelt bijna als een gewelddadig ingrijpen. Persoonlijk kan ik me geen liefdelozer en kouder afscheid van het leven voorstellen.

En daarbij komt de vraag bestaat de mens uit losse onderdelen die vervangen kunnen worden, of is er sprake van een samenspel tussen psyché en lichaam? Het is een raar idee als ik met het hart van iemand anders verder leef, of iemand nog een aantal jaren met mijn kloppend hart verder kan.

Toch moet ik voor 1 juli aanstaande een keuze maken, als ik niks invul ben ik sowieso orgaandonor, onder het motto: wie zwijgt, stemt toe. Je kan je afvragen of dat terecht is. Is de nieuwe donorregistratiewet niet een farce? Het wetsvoorstel is met name door D66 doorgezet en met een krappe meerderheid door zowel Tweede als Eerste Kamer gekomen. Komen er nu meer donoren beschikbaar? Dat is de vraag, want de ziekenhuissterfte is de laatste tien jaar juist afgenomen. Dus je kunt constateren dat daar het donorsysteem vastloopt. De vraag naar organen blijft echter bestaan.

Het is een moeilijke kwestie waar ik toch nog even over moet nadenken. Waar ligt het zwaartepunt? Bij de naastenliefde met een mens die aan orgaanfalen lijdt? Of bij het ontbreken van compassie met een mens die aan het sterven is en die vroegtijdig dood verklaard wordt om zijn organen te kunnen gebruiken?

Millennium

De eeuwwende staat voor de deur. Ik weet nog dat ik als klein jongetje op zondagochtend tijdens de kerkdienst zat uit te rekenen hoe oud ik zou zijn in het jaar 2000. Dat leek nog een eeuwigheid te duren en ik zou dan net 38 zijn geworden. Ik kon me er geen voorstelling van maken.

De komende eeuwwisseling houdt de gemoederen bezig. Duizend jaar geleden waarde er onrust en angst onder de mensen. Zou de wereld de afronding van het eerste millennium na de geboorte van Christus wel overleven? Ook nu circuleren er allerlei doemscenario’s en onzekerheden. Dit keer betreft het geen ongrijpbare onlustgevoelens ingegeven door naïviteit en gebrek aan kennis, maar een door de techniek ingegeven vrees. Angst dat ontwerpfouten in computers de wereld na de eeuwwisseling in een chaos zullen storten. Het millenniumprobleem, de fout in de elektronische kalenders van miljoenen computers en chips waardoor de teller na 1 januari 2000 terugspringt naar 1 januari 1900, zaait verwarring. Liggen we straks op apegapen na een wereldwijde wervelstorm in computerland, veroorzaakt door de millennium-bug? Daarom, ik verzin dit niet, zijn alle verloven van leger en politie ingetrokken, medewerkers van nutsbedrijven mogen niet met vakantie, de apotheek heeft voor twee maanden medicijnen in huis, een deel van de luchtvloot blijft aan de grond, havens worden gesloten. Pas maar op: je pacemaker slaat op tilt, je beleggingsrekening verdampt, je pensioen is straks pleite. Hoe zal de eeuwwisseling uitpakken?

IDTV, waar ik momenteel bij werk, mag de millenniumviering op de Dam organiseren. Aanvankelijk is het plan om een oer-Hollands schouwspel met een ijsbaan en bruggetjes, koek en zopie en historische pandjes, rondom het paleis aan te leggen. Met dit winterse schaatstafereel zou Amsterdam een kans maken door te dringen tot het wereldwijd uitgezonden tv-programma Top of the Hour. Het plan sneuvelt omdat de kosten te hoog zijn en het openbaar vervoer in de hoofdstad er door ontregeld raakt. Daarvoor in de plaats staat er nu een reuzenrad van vijftig meter hoog op de Dam. Een kleine knipoog naar het London Eye aan de oever van de Theems, het grootste reuzenrad ter wereld dat op de eerste dag van de 21ste eeuw in gebruik zal worden genomen. Op het podium op de Dam treden allerlei artiesten op en ik ga daar met vrienden de eeuwwisseling vieren.

Maar het noodlot slaat toe. Tijdens de kerstdagen voel ik me al niet erg lekker en ik vermoed dat ik een griepje onder de leden heb. En ja hoor, een paar dagen later lig ik geveld in mijn bed. Nergens zin in, alles doet pijn, rillingen over mijn hele lijf. De typische kenmerken van een grieppatiënt. Ik hoop toch dat ik erbij kan zijn. Met allerlei paardenmiddeltjes probeer in oudjaarsmiddag weer op de been te zijn, want dit is een unicum, dit wil ik niet in mijn bed moeten meemaken. Veel paracetamol en grogs naar binnen gewerkt. Met hoofdpijn en een loopneus ga ik toch maar in het begin van de avond naar Amsterdam.

In Australië leven ze inmiddels al in de nieuwe eeuw en de wisseling is zonder incidenten verlopen. De millennium-bug lijkt zich rustig te houden. Computersystemen hebben zich probleemloos aangepast en het licht bleef gewoon branden, zie ik op het journaal. In Rusland is president Jeltsin vervroegd afgetreden en is Vladimir Poetin zijn waarnemer tot de verkiezingen over drie maanden.

Op de Dam kun je over de hoofden lopen, het is enorm druk. Veel mensen dragen een 2000-kroontje op hun hoofd. Er heerst een gezellige, uitgelaten sfeer, maar mijn hoofd staat er niet echt naar. Het is ook best koud. Dus extra dik ingepakt sta ik tussen de menigte. Er treden diverse artiesten op, waarvan BLOF voor mij de grootste attractie vormt. Karin Bloemen en Stanley Burleson zingen een medley van hits die met tijd te maken hebben. En dan is het zover… Iedereen ziet uit naar het gezamenlijke aftellen dat met de klok op het reuzenrad wordt gedaan: 05. 04 .03. 02. 01. 2000.

‘Happy Millenium’ wensen we elkaar toe. Dikke knuffels verdwijnen in winterjassen en mutsen. De meegenomen champagnefles wordt ontkurkt en gedeeld met de mensen om ons heen. Kruitdampen van het uitbundige vuurwerk dringen mijn neus binnen. Het is een gekkenhuis. De bewegingsruimte is minimaal. Liefst tachtig duizend mensen zijn naar de Dam gekomen. De toeloop is zo groot dat er feestvierders bekneld dreigen te raken in de massa en de organisatie is genoodzaakt het feestje een uur eerder te beëindigen. Ik ga niet mee naar de afterparty in café Majestic, maar ga snotterig naar huis, uitgeput ik kan niet meer op mijn benen staan. Zonder noemenswaardige problemen is de wereld aan het derde millennium begonnen. En nu zijn wel alweer twintig jaar verder, wat gaat de tijd snel.

Dating terror

We zitten weer midden in de donkere dagen. Om half vijf begint het al te schemeren. De tijd van het ‘tweeduuster’ zoals ze dat in Twente zeggen. Het gebrek aan licht kan weemoedig maken. We proberen de donkerste tijd van het jaar te verlichten en hangen alles wat licht kan geven in bomen, ramen en tuinen. En niet alleen thuis, ook scholen en kantoren hangen en staan vol met lichttrappetjes, kerststerren en ledsnoeren. De lampjes zorgen voor een knus beeld. Door al die lichtjes worden die donkere dagen van het jaar niet iets om te vrezen, maar om naar uit te kijken.

Toch blijf ik de maand december lastig vinden. De opgelegde gezelligheid, het moeten vieren… de verplichtingen, zeker als je alleen bent komt het feestgedoe zo rauw binnen. Je wordt hard met de neus op de feiten gedrukt en moet er maar weer het beste van zien te maken met de kerstdagen.

Nu wil het geval dat ik ingeschreven sta bij een datingsite. Ik doe er eigenlijk niet veel mee, en zou het abonnement moeten opzeggen. Soms bekijk ik de foto’s van mijn matches die ik via de mail binnenkrijg. Ik scrol er door heen, bij sommige foto’s denk ik leuk, vaak zijn het steeds dezelfde koppen.

Maar dan krijg ik een berichtje dat iemand in mij geïnteresseerd is. Een beetje nonchalant open ik de link. Ik verwacht er weinig van. De mail is in het Engels, dat is ongebruikelijk. Het wekt mijn nieuwsgierigheid. Het is een Amerikaan, misschien momenteel in Amsterdam op zoek naar wat vertier? Dat blijkt niet het geval te zijn. Hij woont en werkt in Houston, Texas. De dingen die hij schrijft raken me, ze zijn niet standaard of clichématig. En voordat ik het eigenlijk door heb zijn we in een positieve, leuke en ook algauw broeierige correspondentie verzeild geraakt. Hij verblijft momenteel bij zijn grootmoeder in Afrika. Zijn ouders zijn gescheiden en hij is samen met zijn moeder op bezoek bij oma omdat ze ernstig ziek is. Ze zal waarschijnlijk niet lang meer leven. We delen lief en leed, wisselen telefoonnummers uit en voeren lange nachtelijke gesprekken. Even een digitale nachtzoen voor het slapengaan. Ik weet niet wat me overkomt. Hij zegt de juiste dingen, het lijkt alsof hij me perfect aanvoelt. Ik geniet van de aandacht. Het wordt steeds meer een obsessie, je gaat continu op je telefoon of computer kijken. Heeft hij nog een berichtje gestuurd? Ik ga vanavond maar niet weg, want stel dat hij belt.

Hij stuurt foto’s van zijn huis in Amerika en vraagt me om pictures van mijn leefsituatie. Ik google hem om te kijken of de informatie klopt en ik vind zelfs een foto die ik herken. Het lijkt allemaal te kloppen. Ik stuur als attentie een kerstcadeautje naar zijn tijdelijke Afrikaanse adres. En ben benieuwd wanneer het bij hem aan zal komen en wat zijn reactie zal zijn.

Zo vieren we op afstand samen kerst. Ik houd deze nieuwe relatie nog maar even voor mezelf. Ik kan het eigenlijk niet geloven, het klikt zo goed, een match in heaven. Wat gebeurt er allemaal, dit kan niet waar zijn. En waarom woont zo’n leuke man nou weer niet in de buurt!

Hij vertelt dat hij in het nieuwe jaar terug naar huis moet en denkt erover om een tussenstop in Amsterdam te maken. Daar woon je toch dichtbij? Kunnen we elkaar in the flesh ontmoeten. Ik vind het spannend en fantaseer erover hoe het zal zijn om hem in mijn armen te sluiten…

Nu heb ik een blauwe maandag bij het tv-programma Opgelicht?! gewerkt. Dat was geen succes. Na de proefmaand ben ik ermee gestopt. Ik kon helemaal niet met dergelijke frauduleuze zaken omgaan, ik nam het mee naar bed en had er nachtmerries van. Ik droomde dat een vuurwapengevaarlijke bende mij thuis stond op te wachten. Nee, zo’n programma was niks voor mij. In die maand sprak ik veel mensen die door Nigerianen waren opgelicht. Ik vroeg me af: hoe kun je zo stom zijn om in dat soort trucs te trappen en onnadenkend en in goed vertrouwen grote geldbedragen overmaken omdat iemand een zielig verhaal ophangt?

Nu wekt mijn Elvis, want zo noemt hij zichzelf, niet de indruk achter mijn geld aan te zitten. Al denk ik achteraf dat hij het groomen heel voorzichtig en subtiel heeft aangepakt, maar over financiën wordt nooit gesproken en hij vraagt ook niet of ik voor zijn reis naar Amsterdam geld wil overmaken. Het voelt tenminste echt en gemeend alles wat Elvis zegt en doet.

Tussen kerst en oud en nieuw gaat het opeens mis. Op een zaterdagmiddag net als ik besluit boodschappen te gaan doen, krijg ik een berichtje van Elvis. Het eerste wat me opvalt is het afwijkende taalgebruik. De gebruikelijke koosnaampjes die we voor elkaar gebruiken, zijn nergens te vinden en het is een kort en zakelijk bericht waarin staat dat hij vannacht (dus blijkbaar nadat we elkaar nog een goede nacht hebben gewenst via de telefoon) is bestolen waarbij hij zijn mobiele telefoon is kwijtgeraakt. Om contact met hem te blijven houden moet hij natuurlijk wel een nieuwe hebben, maar hij heeft er even geen geld voor, of ik hem het nu meteen voor wil schieten dan kunnen we zo snel mogelijk weer met elkaar praten.

Ik ben geschokt, wat is hier aan de hand? Ik voel meteen nattigheid. Hier klopt iets niet. Waarschijnlijk heb ik toch met een groepje fraudeurs te maken dat heel doortrapt te werk gaat. Ik besluit er even over na te denken en in ieder geval geen geld over te maken via Western Union, zoals keurig wordt uitgelegd in de merkwaardige mail.

’s Avonds stuur ik Elvis een berichtje met de vraag hoe het met hem gaat? Of hij ook gewond is geraakt bij de beroving? En algauw wordt duidelijk dat er in de ‘organisatie’ iemand ongeduldig is geworden en wil toeslaan en dat er geen overleg is geweest. Mijn Elvis weet van geen beroving. Hij reageert verrast als ik meld dat hij vanmiddag om geld heeft gevraagd voor een nieuwe telefoon. Hij wringt zich in allerlei bochten om het weer goed te praten. Het moet een grapje van zijn jongere broertje zijn geweest! Heeft hij een broertje dan? Daar heeft hij nooit iets over gezegd en we hebben uitvoerig over familiezaken gesproken.

Kortom paniek in Afrika. Ik moet er inwendig om lachen, al word ik er ook erg verdrietig van… Het had zo mooi kunnen zijn, maar het gezegde luidt: ‘Als het te mooi voor woorden is, kan het niet waar zijn.’ Elvis probeert het nog met ‘my morning sunshine, I’m sorry.’ Maar ik ben hard en zeg dat het over is en dat ik me bedrogen voel en hier niet aan meewerk en dat ik vanaf nu alle contacten stop.

Hij blijft nog een paar dagen ‘lieve’ smeekmailtjes sturen, maar ik reageer nergens meer op. Hoe heb ik zo stom kunnen zijn? Er is gelukkig geen financiële schade, maar je voelt je wel behoorlijk beet genomen… en ik besef hoe kwetsbaar je kunt zijn.

Inmiddels is het nieuwe jaar aangebroken. De lichtjes zijn uit het straatbeeld verdwenen. Ik heb mijn lesje geleerd en kijk hoopvol uit naar een nieuwe kans… Wie weet wat de toekomst brengt?

Okra

Als je iets vaker doet begint het steeds meer een gewoonte te worden. Een traditie is in dit geval misschien niet echt op zijn plaats. Met een groep vrienden lunch ik wekelijks in een plaatselijke uitstalling. De Smidse is een traditionele lunchroom, bekend van de rijkelijk belegde broodjes, vorstelijke maaltijdsalades, smaakvolle gerechten a la carte en natuurlijk de ambachtelijke pannenkoeken. Geen fancy tent, maar helemaal prima voor dit soort gelegenheden. Het was vroeger de oude smederij middenin het dorp en stamt uit 1900. Je gaat het karakteristieke pand binnen door een dik, donkerrood gordijn aan de kant te schuiven dat dient als bescherming tegen de tocht. Met mooi weer kun je buiten op het terras zitten, maar toch zijn we vaker binnen aan te treffen.

Zo’n initiatief om lekker even samen te lunchen ontstaat spontaan en krijgt daarna elke week een vervolg. Eerst is de afspraak tussen 1 en 2 uur, maar het wordt echter steeds later in de middag, zo rond een uur of half vier, omdat bepaalde mensen moeilijk uit hun bed kunnen komen. Voor iemand die toch redelijk vroeg opstaat in het weekend, een lastige tijd om nog een lunch te nuttigen als je het idee hebt dat je er al een hele dag op hebt zitten. Je gedachten gaan eerder uit naar de warme hap. Wellicht dat daardoor de dingen die genuttigd worden ook variëren tussen een belegd broodje, een uitsmijter en een kipsateetje met friet. Lekker handig want dan hoeft je niet meer te koken straks. Onder het genot van een cappuccino, een biertje of wijntje gezellig bijkletsen, wat is er de afgelopen week gebeurd, even kijken of er nog verse nieuwtjes zijn. Soms worden oude anekdotes van stal gehaald. De groep dijt steeds verder uit, eerst met z’n viertjes, maar soms is er een lange tafel nodig om de grote groep te herbergen. Iedereen vindt het gezellig en wil erbij zijn als hun weekendagenda het toelaat. De bediening begint ons te herkennen en ze weten eigenlijk wel vaak wat er gegeten en gedronken wordt. Over traditie gesproken. Als je als buitenstaander onze groep zo bij elkaar ziet dan zul je misschien denken wat een merkwaardig bijeengeraapt zooitje. Diverse kledingstijlen en leeftijden bij elkaar. Als ik er aan terugdenk komt een maffiafamilie in mij op. Niet dat we nu met z’n allen zo moorddadig zijn, maar je zou toch best wat Don Corleone-types kunnen aanwijzen.

Op een zaterdagmiddag is de kaart vernieuwd en prijkt er okra op het menu. De mogelijkheid om iets nieuws uit te proberen is verlokkelijk, voor sommigen helpt het dat ze ook wel ‘ladies fingers’ worden genoemd, zoals de jonge serveerster ons geanimeerd uitlegt. Ze prijst de nieuwe vrucht die als groente geserveerd wordt aan als te vergelijken met sperziebonen. Velen laten zich meeslepen door haar enthousiasme. Enkelen hebben zo hun bedenkingen en gaan voor een beproefd recept. Nu ben ik geen moeilijke eter, ik eet van meerdere walletjes, ook vegetarisch als het moet. Dus ik doe mee. Alleen met een herkenbare vis maak je me niet blij, en helemaal niet met een haring die je met je hoofd achterover naar binnen moet laten glijden. Ik moet er niet aan denken, maar met sperzieboontjes wat kan daar nou mis aan zijn?

Een kwartier later verschijnt de okra op tafel. Nieuwsgierige blikken en voorzichtige hapjes. Ze zien er peulachtig uit met een diepe groef. De vertrokken gezichten geven al snel het verdict over het groenkleurige gerecht. Dit is echt niet lekker! Het smaakt zompig. Hoe moet je het omschrijven? Qua textuur als een zachte, gladde asperge, echt slijmerig, maar ook met harde stukjes, met de nasmaak van een niet-gekruide, rauwe aubergine. Het doet me denken aan de tot snot gekookte prei van mijn moeder.

Als iemand zich nu als proefpersoon had opgeworpen om het uit te proberen. Nu zit een halve tafel met lange tanden te eten. De een houdt het iets langer vol dan de ander. Sommigen proberen met een servet het groene spul discreet te laten verdwijnen, anderen nemen een sanitaire stop.

Geen wonder dat deze vrucht niet echt is doorgedrongen tot de Nederlandse keuken. In sommige supermarkten vind je ze in blik of ingevroren. Okra zal ik niemand aanbevelen. Het heeft ook niet lang op de menukaart van de Smidse gestaan. Maar ach ja, soms moet je dingen uitproberen. Dan maar een opmerkelijke lunch afsluiten met een goede Irish coffee om het verschrikkelijke smaakje weg te spoelen en de mond te zuiveren.

Verbinden

Bij het boodschappen doen zie ik een felgekleurde poster hangen met de tekst Zelfbewust samenleven met een website-adres eronder. Mijn aandacht is getrokken en het blijkt een serie van vier bijeenkomsten te zijn over de vraag hoe je verbonden bent met jezelf, met anderen en met de wereld om je heen. Het is een ontdekkingstocht voor iedereen die meer uit het leven wil halen. Het spreekt me aan, want ik ben wel op zoek naar verbinding. En het is altijd prima om met zingeving bezig te zijn. Verbinding als een energie die er tussen mensen bestaat, als je gezien voelen, gehoord en gewaardeerd; wanneer je kunt geven en ontvangen zonder oordeel. Inclusiviteit en diversiteit. Prachtige woorden, maar hoe werkt het?

Schoorvoetend stap ik de eerste maandagavond over de drempel. Hoe zal het zijn? Wie zijn de gesprekspartners? Het blijkt een overzichtelijk gezelschap te zijn, variërend in leeftijd en levensfases. Midden in de drukke werkzame wereld, de een net begonnen aan een nieuwe baan, de ander resultaat gericht maar zonder doel, of genietend van een welverdiend pensioen.

Op een alternatieve manier maken we kennismakingsronde. Iedereen kiest tien woorden die hem of haar omschrijven, dat kunnen karaktereigenschappen zijn of rollen die je vervuld. Het is altijd even zoeken naar de juiste omschrijving als je dat in tien minuten aan het papier moet toevertrouwen. Als je anderen hoort vertellen dan bedenk je: o ja dat geldt ook voor mij! Een tipje van de sluier: luisterend oor, warme, gevoelige persoonlijkheid, verteller, ook een beetje de kat uit de boom kijkend. Daarover pratend ontdek je ook dingen die je best graag zou willen veranderen. We hebben immers allemaal zo onze dromen. Ik ben (niet dagelijks) op zoek naar een zielsverwant, een maatje, een blijvende creatieve uiting (een boek of film) en zou graag wat zekerder in mijn Adidasschoenen staan. Bij dat laatste denk ik niet aan assertiever, want je bent nu eenmaal gebakken zoals je uit de oven komt, maar dat ik daar wat makkelijker, zo je wilt, zakelijker mee om kan gaan.

De tweede avond gaat over de relatie met de ander. Dat maakt het leven aantrekkelijk en de moeite waard. Daarbij spreken we over het feit dat je door een ander gekwetst kunt worden, of dat je zelf mensen kwetst met een nare opmerking of ongewenst gedrag. Die kwetsuur kan zo ernstig zijn dat je elkaar moet loslaten. Ben je dan instaat om te vergeven? Iemand maakt een mooie opmerking: ‘Echte vergeving is wensen dat het verleden niet anders was.’ Ja, denk daar maar eens over na. Of zoals Desmond Tutu zei: ‘We vergeven niet ten behoeve van anderen. We vergeven ten behoeve van onszelf. Vergeving is anders gezegd, de beste vorm van eigenbelang.’ Ook dit is een doordenkertje. Als je in je gekwetstheid blijft zitten, dan blijf je in het verleden rondhangen, dan gaat het misschien zelfs wel in je lijf zitten. Vergeving als een heelmeester, anders vergiftigd het je! Als de ziel niet krijgt wat het zoekt, gaat het lichaam spreken en krijg je allerlei klachten waar je daarvoor nog nooit last van hebt gehad. En dat kan variëren van hoofd- of nekpijn tot maagkrampen. Je moet uiteindelijk vergeven – of welk woord je er ook voor wilt gebruiken – om verder te kunnen. Anders nekt het je, raak je verbitterd en teleurgesteld in het leven. Vergeven is niet altijd gemakkelijk dat weet ik uit eigen ervaring. Het is een innerlijk en eenzijdig proces en gaat uiteindelijk over jezelf en over hoe jij over de ander wilt denken. Vergeven maakt het gedane niet ongedaan, maar zorgt voor ruimte tussen jezelf en die ander. Het kan een prachtig cadeau aan jezelf zijn.

Het is een intense avond, waarbij we ervaren dat iedereen zijn of haar eigen rugzakje meedraagt. Een eyeopener was een filmpje over een onderzoek waaruit bleek dat mensen langer leven als ze in een goede verbinding met hun naasten staan, als ze genieten van een warme relatie. Dan maakt een hoger cholesterolwaarde minder uit voor de levensduur.

Op de derde avond worden we creatief aan het werk gezet. We moeten onze leefomgeving in kaart brengen en aangeven welke mensen in onze directe omgeving belangrijk zijn, en waarom. Het resulteert in een kleurig sociogram van mijn netwerk met veel dikke en dunne pijlen. Goed om daar eens bij stil te staan. Zo dringt zich onder andere de vraag op: als je geen nageslacht hebt, wie zorgt er dan later voor je als je oud en hulpbehoeftig bent?

Hier komt ook de vraag ter discussie hoe je tegen de leefomgeving aankijkt. De media brengen veel verontrustende verhalen. Terecht dat is een van hun functies om ons op de hoogte te houden wat er gebeurd in de wereld. De vinger aan de pols te houden. Misstanden aan de kaak te stellen. Alle pogingen om goed-nieuwsshows te starten zijn aan goede bedoelingen ten onder gegaan. Maar ook hiervoor geldt hoe kijk je ertegen aan: is het glas half leeg of half vol? Ben je pessimistisch of optimistisch ingesteld? Mijn moeder riep altijd dat het niet lang meer kon duren voordat Jezus terug op aarde zou komen. ‘Kijk maar naar alle rampen op het nieuws,’ was haar argument.

Ik zei: ‘Ma, tijdens jouw leven is er veel veranderd, je wereld is door de televisie veel groter geworden, je hoort en ziet nu veel meer. Oorlogen, natuurrampen en allerlei ellende is volgens mij van alle tijden. Alleen krijg je het nu veel bewuster mee. Er zijn zelfs stemmen dat het heden ten dage beter gaat dan ooit te voren: minder oorlogen, minder armoede, meer kinderen volgen onderwijs, et cetera. Het is maar wat je wilt zien en horen.’

Als mens hebben we een verantwoordelijkheid voor de mensen en de wereld om ons heen. Als we klein beginnen zou het wellicht als een rimpel in het water kunnen uitbreiden. Het Engelse woord responsibility draagt het eigenlijk in zich: we are able to respond. We kunnen er zelf iets aan doen. Een glimlach geven of krijgen, een teken dat je iemand ziet of zelf gezien wordt, doet al veel. Ik denk dat we ook moeten beseffen dat goede en slechte dagen bij het leven horen en dat je met beide te maken krijgt.

Op de laatste avond kleuren we het landschap van ons leven verder in: waar ben je trots op? Of waar schaam je je voor? Wie draag je in je hart, en wat is het beste wat je overkomen is? Als je op het leven de metafoor van de kamers in een huis loslaat dan is er eentje vol licht en warmte waarin het goed toeven is, een droomkamer voor je verlangens, een oude kamer met de spullen die je in je leven verzameld hebt, een kamer waar je niet meer wilt komen en die je liever dichthoudt. Er is een schuilkamer, maar ook een lege kamer die je nog kunt inrichten.

Het is goed om stil te staan bij levensvragen en daarover met elkaar van gedachten te wisselen en je aan elkaars ervaringen te scherpen, te spiegelen en aan te sporen. Zodat je zelfbewust en in volle verbinding met jezelf in het leven staat. Laten we daar het glas (hoeveel er ook in zit) op heffen!

Er even tussenuit

Aan alle goede dingen komt een eind dus ook aan elf dagen Internationaal Documentaire Festival Amsterdam (IDFA) die voelen als een vakantie. Meer dan driehonderd documentaires die reflecteren op de werkelijkheid, die je ogen openen voor zaken die je niet dagelijks tegenkomt. Op de nieuwe loveseat in de gerenoveerde zaal 2 van Tuschinski raak ik in gesprek met een meneer die nieuwsgierig is hoeveel documentaires ik al heb gezien? Bij mijn antwoord zesendertig schrikt hij want met zevenentwintig denkt hij niet overtroffen te kunnen worden. Meteen kijkt hij mij in de ogen of ze al vierkant zijn. Hetzelfde kan ik natuurlijk bij hem doen, alleen zijn bril heeft een vierkant model, maar zijn ogen zijn niet rooddoorlopen. We kijken samen Lil’ Buck, een Amerikaanse hiphopper die het klassieke Zwanenmeer danst met inbreng van alle breakdance elementen.

Vandaag is mijn laatste film Lessons of Love. Een Poolse dame die op late leeftijd haar man die losse handjes heeft aan de kant zet. Gloort er romantiek tijdens de lessen Latijns-Amerikaanse dans en zal ze, voor het eerst in haar leven echte liefde vinden? Een prima afsluiting die je met een goed gevoel afscheid doet nemen van deze editie. Mijn achterwerk en knieën hebben het overleefd. Ik kan niet garanderen dat ik elke seconde wakker ben gebleven, maar dan is er misschien een reden geweest om even weg te dromen of te dommelen. Niet elke keuze kan immers een schot in de roos zijn.

Juist dit jaar heb ik besloten de docu’s uit oorlogsgebieden over te slaan. En je raadt het al: de grote publiekslievelingen spelen zich af in Syrië, zoals For Sama, een ode aan een vijfjarige dochter die in Aleppo midden in het oorlogsgeweld geboren is, en The Cave, over hoe je een ondergronds ziekenhuis runt dat voortdurend gebombardeerd wordt.

Tijdens het IDFA kom je in allerlei situaties, van een worldtour van de jonge Noorse singer-songwriter Aurora, tot legendarische optredens in The Apollo in Harlem, New York. Ik vaar mee langs de kust van Moermansk waar vissers in grote witte zakken dingen smokkelen waarvan het voor mij nog steeds geheim is wat de inhoud is (Froth). Ik volg Austyn bij zijn vlogactiviteiten (Jawline), waarmee hij probeert te ontsnappen aan het gesloten wereldje waarin hij opgroeit. Ik heb met hem te doen als hij in de handen valt van een verkeerde manager. Ik ben hoog in de Himalaya om een monnik een liedje voor zijn liefje in de grote stad te horen zingen. Ik zie de transitie van Chelsea Manning, de Amerikaanse soldaat en klokkenluider die na haar gratie door president Obama, nu alweer in de gevangenis zit door het weigeren om voor de grand jury te getuigen inzake het WikiLeaksonderzoek. Ik maak een midzomernacht mee op het Zweedse platteland. Ik hoor verhalen over misbruik in ultraorthodoxe joodse kringen. Ik glimlach om een Russische Mister Bean, die zich in de nesten werkt. Bij een kunstproject in de jungle langs de Mekongrivier in Vietnam ben ik blij dat ik zelf niet fysiek die bomen hoef in te klimmen. Jongeren in Napels maken selfies van hun leven in de door maffia verdorven stad. Een aandoenlijk document.

Soms vraag ik me af is dit nog een echte documentaire – een pure weergave van de werkelijkheid – of is het allemaal in scène gezet, gelijk een speelfilm. Soms heb ik spijt van mijn keuze als een Chileense schrijver me niet kan boeien. Of het tempo te traag is en er eigenlijk anderhalf uur niks gebeurt tussen moeder en zoon. Ik word boos om een toeschouwer die een Aboriginal footballplayer uitmaakt voor aap, en ben blij dat er uiteindelijk toch paal en perk wordt gesteld aan racisme in de sport en de Australische samenleving als geheel. Hoe actueel.

Een avond is de voorstelling te reëel. Het thema van deze IDFA 2019-serie. Een vrouw van mijn leeftijd wordt onwel. Grote commotie in de zaal, de film wordt stop gezet, het zaallicht gaat aan en men roept of er een dokter in de zaal is. En gelukkig die is er. De jonge arts probeert meteen de vrouw te reanimeren terwijl wij geschrokken de zaal verlaten. Ik vrees voor haar leven, want het ziet er niet goed uit en ik weet niet of ze het overleefd heeft. Dan wordt je wel even met de neus op de feiten gedrukt; het leven kan in een zucht voorbij zijn.

Kortom het waren elf dagen met uiteindelijk vijfendertig en een halve film met een lach en een traan.

Je hebt van die verhalen die laten zien wat je nog nooit zag. Verhalen die je gedachten scherpen en je hart raken. Verhalen die een ervoor en een erna geven. Ik ben blij dat deze verhalen vertoond worden en dat ik erbij kan zijn. Hopelijk volgend jaar weer!

Lang leve Jan!

Er worden steeds minder Jannen geboren. In 1961 werden er 4216 jongens Jan genoemd, ik ben er een van. Nu zijn dat er nog maar zo’n vierhonderd op jaarbasis. Sterft de naam uit? Nee, dat denk ik niet.

Een naam dient ter onderscheiding. Riep je in mijn jeugd ‘Jan’ op het schoolplein dan kwamen er van alle kanten Jannen aanzetten. Lange tijd is Jan de populairste voornaam geweest. Dat is al geruime tijd niet meer zo. Maar Jan heeft zich weten te handhaven. En dat is knap, want het valt niet mee om op te boksen tegen alle Wesleys, Lucassen, Larsen, Finnen en Tims.

Met 11 procent stond de naam Jan toen ik geboren werd ver boven andere jongensnamen, zoals Piet, Henk, Hans of Kees (4 en 3 procent). Nu is Lucas razend populair. Hoe grappig is dat! Mijn vader heet Lucas, hij was de zoon van Jan en dus zou het logisch zijn als mijn zoon nu weer deze heden ten dage populaire naam zou dragen. Dat zou mooi zijn, maar de werkelijkheid is anders, ik heb de keten doorbroken.

Een tijdje terug kreeg ik het boekje Lang leve Jan, geschreven door Wim Daniëls (columnist, schrijver en vooral taalkundige), van iemand cadeau. Het staat vol met leuke wetenswaardigheden over alles wat met de voornaam Jan samenhangt en het is leuk om door te nemen.

De naam Jan is afgeleid van Johannes, zoals ook diverse andere jongens- en meisjesnamen, zoals Hans, Johan, Jannes, Johanna, Jans, Jaan, Janus, Jeen, Hannes, Han of Hanna. Johannes is een Hebreeuwse naam, met als betekenis: Jahweh is genadig. Of dat werkelijk zo is dat God genadig is, moet iedereen afwachten, maar aan de naam Jan zal het niet liggen. De naam Johannes is eigenlijk een vergriekste vorm van het Hebreeuwse Joch, waarmee (heel) misschien ook het woord ‘jochie’ te maken heeft.

Jaren daarvoor heb ik op een beurs een handgeschreven naamkaart gekregen. Jan als een ‘geschenk van de Schepper’. Ga je het karakterologisch benaderen dan staat het voor: sociaal, rustig van aard en karakter, zakelijk inzicht en gevoel voor humor.

De naam Jan wordt op het kaartje ook in verband gebracht met de viola tricolor, het eetbare driekleurig viooltje. In eerste instantie zie ik de verbinding niet. De link zit hem in de Engelse benaming voor het viooltje: ‘Johnny-jump’, omdat het zaad wegspringt en het op de meest onverwachte plekken kan opduiken. Prachtig is de oude legende over het bloempje dat een verleidende en betoverende geur had. De mensen konden de geur niet weerstaan en moesten gewoon aan het viooltje ruiken. Hierbij vertrapten ze het graan en koren rondom het viooltje. Dit stemde het plantje verdrietig en het bad tot God om haar de verlokkende geur te ontnemen. Sindsdien heeft het viooltje geen geur meer…

Het driekleurig viooltje is een geneeskruid gebruikt tegen huidaandoeningen, bij kinderziekten en bij kwalen aan de luchtwegen, als pijnstiller en slijmoplosser. Het plantje heeft in de volksmond veel verschillende namen: blauw engeltje, schoen en muiltje of stiefmoedertje. Dat laatste slaat op de vorm van de bloemen, met het grote onderste blad als de moeder, de twee daarboven gelegen bloemblaadjes als haar eigen dochters en de bovenste bloemblaadjes als haar stiefdochters. Het driekleurig viooltje was vroeger het symbool van de herinnering en werd daarom veel op graven geplant.

Jan komt veel voor in spreekwoorden en uitdrukkingen. Het is ‘een hele jan’ (een flinke vent), ‘de jan uithangen’ (grote meneer spelen), ‘boven jan zijn’ (eerdere moeilijkheden hebben overwonnen), ‘een huishouden van Jan Steen’ (een chaotisch huishouden) of ‘de jongens van Jan de Witt’ (dappere, stoere jongens). Mijn moeder heeft daar een eigen zegswijze aan toegevoegd: ‘Melk is goed voor elk, maar niet voor Jan, want die plast ervan’ (alsof anderen dat niet doen) en ‘Jan. plak je neus tegen je gat an, en dan heet je nog steeds Jan’. De bedoeling daarvan ontgaat me, maar erg positief klinkt het niet. Zo zijn er meer: ‘op z’n janboerenfluitjes’ (snel, zonder concentratie, slordig) of het begrip ‘jan modaal’ waarmee in algemene zin de gemiddelde (mannelijke) burger wordt bedoeld. ‘Jan boezeroen’, de echte arbeider die herkenbaar was aan zijn boerenkiel met lange mouwen. Of ‘jan-met-de-pet’, een benaming voor de gewone man, die vroeger vaak een pet droeg. In dit rijtje past ook ‘jan-splinter’ en ‘jan-soldaat’, de militair die het vuile werk moet opknappen. Met de naam Jan worden dus geen hoogvliegers aangeduid, maar jongens van de gestampte pot, met hun poten in de modder. De minst flatterende is ‘jan lul’, ook wel ‘jan met de korte achternaam’ genoemd. Of ‘jan doedel’. Daar ben je mooi klaar mee als voor dit soort benamingen jouw voornaam gebruikt wordt. Jan is lang genoeg voor lul versleten, het wordt tijd om deze uitdrukkingen door een andere nu populaire naam te vervangen. Of anders ‘man lul’. Je kan er ook voor kiezen het niet meer te gebruiken. Hetzelfde geldt voor vloeken of schelden met Jan: jandorie, jandomme, potjandorie, potjandikkie, potjandrie, enzovoorts. Jan wordt hier gebruikt om de vloek minder hard te doen klinken. Jan vervangt hier Jezus of God. Dus Jan verricht hier in feite een goede daad.

Jan is een sterk product en dat zal behouden blijven, vindt ook Wim Daniëls. Jan is voorlopig nog niet uit de onze taal verdwenen, en zal dat ook nooit doen: lang leve Jan!

Orgie op Schokland?

Tijdens de introductieweek van m’n theologiestudie gaan de nieuwe studenten op audiëntie bij allerlei disputen en dat zijn er in Kampen nogal wat. De bedoeling is dat de nieuwelingen een indruk krijgen wat er op sociaal gebied mogelijk is. De disputen kunnen op zo’n avond kijken welke nieuwe aanwas ze erbij willen hebben. Jij kunt zelf niet zeggen ik wil graag bij dit of dat dispuut, je moet door de studentenvereniging worden uitgenodigd als aspirant-lid. Dus best wel spannend.

Het dispuut waar ik uiteindelijk voor kies, want ik krijg meerdere uitnodigingsbrieven, is disputatio C.A.B.A.L.L.E.R.O. sub corpore F.Q.I. Een tamelijk jonge vereniging, losgezongen van het illustere corps en zo’n tien jaar voor mijn aankomst in Kampen opgericht voor een tegengeluid. Een vereniging die het allemaal wat anders doet. Dat spreekt me wel aan. En het helpt dat een van mijn huisgenoten bij dit dispuut zit. Ik heb zeker geen spijt van mijn keuze. Voor mijn studentenleven is het dispuut best wel belangrijk geweest. Er zijn hechte vriendschappen ontstaan.

Om de veertiendagen komen we op woensdagavond samen. Eerst in ons dispuutshuis, de gezellige woning van een stel dat beiden lid is. Later, als ze afgestudeerd zijn, op wisselende locaties bij een van de leden op de kamer. Met als gevolg dat degene bij wie de avond is moet zorgen voor de drank en de hapjes. Het enige dat steeds door het bestuur mee wordt genomen is een fles Sonnema Berenburg en Pisang Ambon. Twee favoriete drankjes om met jus d’orange te mixen. Meestal kennen de dispuutsavonden een serieus themagedeelte – een theologische discussie – en een informeel deel waarbij de drank op tafel komt en het soms best wel laat kan worden.

Elk jaar is er een weekend waarin de nieuwe leden worden ingewijd. En dat is meestal in de winter. Het academisch jaar begint in september en er is eerst een proefperiode ingebouwd om wederzijds te checken of aspirant-lid en dispuut wel bij elkaar passen. De officiële inwijding tijdens zo’n weekend is een soort ontgroening. Nu was juist de reden om C.A.B.A.L.L.E.R.O. te starten dat ze niet zo van grove ontgroeningspraktijken hielden. Geen tandenborstels om een toiletruimte te boenen, bijvoorbeeld. De opdracht die ik moet vervullen om toe te mogen treden is te overzien. Ik moet een referaat houden van minimaal een kwartier over het verband tussen het eten van groentesoep en het niet kunnen slapen tussen twee en drie uur in de nacht. Nou, dat is aan mij wel besteed, ik kan daar best een lulverhaal over ophangen, zodat men na twintig minuten roept: ‘Zo is het wel goed, hou maar op!’ Mijn initiatie is in een molen in Giethoorn die we voor dit weekend hebben afgehuurd. Na de inwijding – met mij worden er nog twee andere studenten lid- ontstaat buiten de molen een opstootje. Geen flauw idee wat er precies aan de hand is, want ik ben meer bezig met mijn initiatie, maar een stel dronken jongeren heeft het op ons voorzien en dreigt de molen – grotendeels van riet – in brand te steken. Een van de dispuutsleden, een potige jongen uit Urk, ontstijgt in woede en wil de raddraaiers wel even van katoen geven. Een soort openbaring want hij is over het algemeen zo’n rustige jongen. Met een ingestelde ‘nachtwacht’ is een drama voorkomen. De volgende dag hebben we heerlijk gepunterd op het meer.

Binnen het dispuut kan ik groeien en mezelf uiten. De jaren dat ik actuaris ben, leef ik me helemaal uit in het bedenken van originele ontwerpen voor de uitnodiging. Geen standaardstenciltje met daarop datum, tijd en locatie van de samenkomst, maar een creatief ontwerp over het thema dat we die avond gaan behandelen.

In het voorjaar is er altijd een dies natalis, waarop we een uitje maken. Ik herinner me nog de dag dat we met z’n allen naar Apenheul gingen. Het is fantastisch weer en iedereen heeft er zin in. Er is een bepaalde humor in de groep ontstaan en ook een apart taaltje waarop we met elkaar spreken. Soms is een woordje genoeg om dit proces op gang te brengen: hangbuikzwijn of sanseveria. Woorden waar een bepaald verhaal achter zit.

De dag in Apenheul begint traditiegetrouw met koffie en appelgebak en veel, veel slagroom en het luid zingen van ons dispuutslied in de plaatselijke horecagelegenheid. Tot grote verbazing van de medebezoekers: wat gebeurt hier allemaal? In Apenheul zijn naast diverse apensoorten ook struisvogels. Na de koffie maken we met z’n allen een wandeling en komen bij de wei waarin de struisvogels rondlopen. Ik heb nog nooit zo’n vogel van dichtbij gezien en ik moet zeggen ze zijn best imposant. Een paar struizen worden aangetrokken door onze belangstelling en komen naar het hek toe, waar ze achter grazen. Tot zover niks aan de hand, maar een van de beesten tilt plotseling zijn lange poot op en zet die over het hek. Dat is een voorteken dat dit uit de klauwen gaat lopen. Als ook de andere poot over het hekwerk gaat, weet je dat dit niet de bedoeling kan zijn. Een struisvogel heeft best wel een indringende blik en als je zo oog in oog staat, besef je dat blijven staan geen optie is en dat het beter is om je nu uit de voeten te maken. Dus niet veel later is een gedeelte van het dispuut aan het rennen voor hun leven, achtervolgt door een losgebroken struisvogel. Man, die beesten kunnen een behoorlijk potje rennen. Het is een komisch gezicht, maar niet als je op de hielen gezeten wordt door zo’n rare vogel.

Later die middag zijn we Jeanne kwijt, met haar een-meter-vijftig is ze het kleinste dispuutlid. Opeens komt ze in innige omarming met een zwarte aap uit de bosjes. Wie wie draagt is in eerste instantie niet duidelijk, want de chimpansee heeft dezelfde afmeting. Hilarisch. En je moet het maar durven. De andere apen en wij kijken nieuwsgierig toe. Bongo, de mannelijke gorilla, is zelfs onrustig en loopt geïrriteerd op zijn eiland heen en weer. Hij maakt vreemde oergeluiden. De chimpansee is niet onder de indruk en blijft zijn nieuwe vriendin trouw.

Eén van de dispuutweekenden is ook legendarisch. We gaan nooit ver weg naar Zeeland of Limburg, maar blijven enigszins in de buurt van Kampen. Ditmaal is de keuze op Schokland gevallen waar we op de fiets naartoe kunnen. Pal tegenover het oude haventje dat net weer in ere is hersteld, staat het oude lichtwachtershuisje dat we kunnen huren. Het is november en al volop winter. Waar we geen rekening mee hebben gehouden is dat op de slaapzolder geen verwarming is. Het is er behoorlijk koud. Buiten vriest het een aantal graden. Nou zijn het meestal geen lange nachten omdat het weekend met spel, zang, dans en goede gesprekken of speurtochten, toch wel korte nachten kent, maar ja er moet toch een oogje dicht gedaan worden. Dus maken we van de matjes en slaapzakken een groot bed op de grond om elkaar warm te houden. Lekker knus dicht tegen elkaar.

Er is een dispuutsgenoot die een meester is in het imiteren van mensen, zijn repertoire varieert van bekende Nederlanders tot professoren en docenten van de universiteit. Ook koningin Wilhelmina behoort tot de mogelijkheden. Die beide nachten is een klopje op de houten vloer genoeg om de imitatie in gang te zetten. Het is een toespraak die de koningin hield op radio Oranje: ‘Landgenoten… Nu Hitler en zijn trawanten ons land op brute wijze zijn binnengevallen… Wees vastberaden, maar voorzichtig… Weer heeft het schrikbewind martelaarsbloed doen vloeien. Het getij gaat echter keren, landgenoten. Houd vol.’

Je begrijpt het al, van slapen komt weinig want als het maar even stil is, klopt iemand weer op de vloer. ‘Landgenoten…’ De bonte avond waaraan iedereen een bijdrage levert, een voordracht, lied of sketch, wordt gewoon boven op de zolder voortgezet.

Ons weekend heeft achteraf nogal wat stof doen opwaaien, omdat iemand zich blijkbaar heeft laten ontvallen hoe we de koude nachten hebben doorgebracht, lekker knus tegen elkaar aan om warm te blijven. Al snel gaat het gerucht dat het disputatio C.A.B.A.L.L.E.R.O zich heeft overgegeven aan een grote orgie op Schokland. Tja, we zijn een vereniging die alles graag net even anders doet, maar ik kan je verzekeren van een bacchanaal is geen sprake geweest. Een memorabel weekend was het echter wel.