Musica exotica

Afrikaanse muziek is totaal anders dan de westerse muziekgenres die we gewend zijn. De nadruk ligt vooral op ritme (meestal trommel) en de muziek is niet gebonden aan regels. Terwijl bij de westerse muziek melodie en harmonie een belangrijke rol spelen. Wij gebruiken bijvoorbeeld vierkwartsmaten waar de Afrikaanse musicus geen gebruik van maakt. Afrikaanse liedjes worden gezongen tijdens het werk, tijdens religieuze ceremonies, of om gebeurtenissen als geboorte en trouwerij te vieren. Iedere song heeft zijn specifieke doel, en daarbij hoort ook een karakteristieke dans. De algemene stijl van een Afrikaans lied is in de vorm van een vraag en antwoord: de leider zingt een regel, die wordt beantwoord door de groep.

Een goede vriend maakt me opmerkelijk op deze sprankelende muziek. Hij luistert altijd naar het VPRO-radio-programma ‘Viva Musica Exotica’ op donderdag tussen 1 en 2 uur ’s nachts met de legendarische Dave van Dijk. Hij laat me optredens horen die hij heeft opgenomen. Op een gegeven moment laat ik zelfs de laatste ronde op donderdag – de studentenavond bij uitstek –  in de kroeg aan me voorbijgaan om op tijd voor de radio te zitten, cassettebandje in de recorder om de prachtige concertregistraties op te nemen.

Zo maak ik kennis met de Congolese soukous, Ghanese highlife en leer ik de muziek kennen van Cheb Khaled (Algerije), Aster Aweke (Egypte), Mory Kanté (Guinee), Alpha Blondy, Manu Dibango (Kameroen), Salif Keita, Ali Farka Touré, Super Rail Band de Bamako (alle drie uit Mali), Fela Kuti, King Sunny Ade (Nigeria), Baba Maal, Youssou N’dour, Orchestre Baobab, Ismael Lo (allen uit de bakermat Senegal) en ga ik op zoek naar lp’s en cd’s die niet in elke platenzaak te vinden zijn, maar bijvoorbeeld wel bij Plato in Zwolle.

We bezoeken hun concerten als ze in de Melkweg, Paradiso of Tivoli optreden. Zo heb ik Youssou N’dour gezien die als jochie een vier uur durend concert geeft, terwijl zijn moeder vanaf het podium in een prachtige, kleurrijke jurk met een geweldige hoofdtooi toekijkt hoe haar zoon met zijn stem, zijn muzikanten en dansers, het publiek in vervoering brengt. Het mooie van die concerten is dat ze niet een afgemeten anderhalf uur duren, met de grote hits als toegift, nee een Afrikaans concert in de Melkweg begint om elf uur en gaat door tot vier uur ’s morgens, zolang het publiek er maar lol in heeft. ‘Are you enjoying yourself, do you want more?’ En daar gaan we weer, een nummer duurt sowieso langer dan de drie, vier minuten die we gewend zijn.

Van het rijtje genoemde Afrikaanse artiesten zal waarschijnlijk Youssou N’dour de bekendste zijn. Hij heeft samen met Neneh Cherry een top-40 hit met ‘7 Seconds’. Maar wellicht doet de Guinees Mory Kanté met ‘Yeke yeke’ ook nog een lichtje branden?

Het is 1988 en de Nederlandse voetballers worden Europees kampioen. In dat beruchte weekend is in Den Haag in het Zuiderpark het gratis muziekfestival Parkpop met een optreden van Mory Kanté die net een nummer één hit heeft gescoord met dat nummer. Het is een onvergetelijk concert. op het festivalterrein heerst een uitgelaten stemming. Iedereen leeft dat weekend in een soort roes. Zanger en griot (dichter) Mory Kanté gooit vurige kolen op de euforie door na elk nummer te roepen: ‘Vous êtes champion d’Europe’ en daar deint de uitzinnige menigte weer op het aanstekelijke Afrikaanse ritme verder. Wat een fibes: Yeke yeke!! En toen moest die gedenkwaardige grachtentocht door Amsterdam, de volgende dag, nog komen. Het cassettebandje dat ik later op Viva Musica Exocita van dat concert heb opgenomen, is volledig stuk gedraaid.

Bovengenoemde artiesten zorgen ervoor dat Afrikaanse muziek steeds populairder wordt en dat hebben de organisatoren van de Melkweg en Paradiso jammer genoeg ook in de gaten. Ze bedenken dat er meer geld te verdienen is en plotseling verschijnt er iemand van de organisatie op het podium, terwijl bijvoorbeeld Baba Maal net lekker op stoom komt. De organisator maakt een snijbeweging onder zijn kin, ten teken dat de muzikanten tot hun grote verbazing moeten stoppen. Waarom? We zijn nog maar net begonnen, kijk eens naar dit waanzinnige publiek, die hebben het nog prima naar hun zin. Nee, beduidt de man, nog een laatste nummer en dan is het afgelopen!! Om 1 uur begint de Afrikaanse disco en iedereen moet de zaal verlaten. Ongelooflijk! Morrend gaan de concertbezoekers naar buiten. Je mag best dansen op de Afrikaanse muziek, maar dan moet je opnieuw een kaartje kopen. Zo wordt een mooi concert ruwweg verstoord! De commercie verziekt deze bijzondere optredens en ik neem me voor ze niet meer te bezoeken. Met het luisteren erna ben ik niet gestopt. Soms zie ik de verbaasde gezichten als ik in mijn auto op een zonnige dag met open ramen keihard ‘Aicha’ van Cheb Khaled draai. De Marokkaanse jongens kunnen hun oren niet geloven, wat moet die witte met ónze raïmuziek? Ik heb daar altijd inwendig veel plezier om.

Als Paul Simon de Afrikaanse muziek ontdekt met zijn Gracelandproject is dat ook een ware zegen. Bij zijn afscheidsconcert vorig jaar heb ik met volle teugen genoten van de vele Afrikaanse invloeden tijdens zijn optreden. En hij heeft nog een ander punt overgenomen, het niet-aflatende enthousiasme van de Afrikanen, hij bleef maar door zingen, zonder pauze. ‘Willen jullie meer? Vooruit, nog eentje.’

 

Volle maan

Misschien niet bij stilgestaan, maar vanavond is het volle maan. In mijn jeugd ben ik erg onrustig bij dat verschijnsel. Wellicht omdat ik opgroei op een plaats waar ’s nachts weinig kunstlicht is, geen helverlichte flats, geen industrie of zelfs maar lantaarnpalen. Het valt dus erg op als het volle maan is. Vanaf de aarde is de maan dan maximaal verlicht te zien, en zo goed als volmaakt rond. Het licht van de maan (het weerkaatste zonlicht) is fel en overtreft het licht van de sterren.

Nu wil ik niet zeggen dat ik maanziek ben, gelukkig niet, maar het noopt wel om die nacht naar buiten te gaan. Vaak neem ik de transistorradio mee en later mijn eigen radio-cassettedeck. Ja, het is ver voor de tijd van de walk- of discman, laat staan mobiele telefoon met een Spotify-account of iTunes-playlist. Ik vind het fijn en belangrijk om muziek bij me te hebben. Je voelt je dan minder alleen en het bevordert de emotionele stemming. In het uitgestrekte landelijke gebied met akkers en weilanden kun je zonder koptelefoon naar muziek luisteren. Buren wonen op afstand of je kunt ze ontlopen zodat je geen broodnodige nachtrust verstoort en geluidsoverlast veroorzaakt. Soms verkies ik het lopen over de verharde weg, maar vaak trek ik over de velden. Je kunt immers prima zien waar een sloot begint of prikkeldraad is gespannen. Heerlijk met soulmuziek opgenomen van Ferry Maat’s Soulshow. Zoals Tavares met ‘Heaven must be missing an angel’, George McCrae ‘Rock your baby’ of The Jacksons met ‘Can you feel it’. Of de meer tot disco verheven soulmusic van Donna Summer, Three Degrees, Pointer Sisters, Chic of Sister Sledge (Lost in music). Genieten van de schitterende sterrenhemel en de volle ronde maan boven je. Voorzichtig meezingen met de zware, bronstige stem van Barry White (Youre the first, the last, my everything) en mijmeren over de grote wereld die nu glashelder aan je voeten ligt. Het is een manier om dichter bij jezelf te komen en je zonden te overdenken. Noem het weemoed als je wilt, maar het geeft genoegdoening aan een jong hart. Je krijgt er een bepaalde energie van, alsof je weer een maand vooruit kunt.

Een beetje spannend is het ook wel wandelen in de verlichte nacht. Je wilt eigenlijk niet betrapt worden. Maar wie moet dat doen, een andere nachtbraker? Iemand die na een lange vergadering van de Boerenleenbank laat thuiskomt? Om over andere opties maar te zwijgen.

Er zijn natuurlijk allerlei gedachten en aannames over de kraakheldere hemel vol sterren, terwijl de maan het zonlicht tot ver weerkaatst. Het verschijnsel spreekt tot de verbeelding: neem de mythe van de weerwolf waarbij een mens bij volle maan de gedaante van een wolf kan aannemen. Of waarbij je de ‘witte wieven’ tegen kunt komen. Gelukkig heb ik beide op mijn tochten niet ontmoet! Noch heb ik wolven horen huilen.

In de folklore worden diverse invloeden van de volle maan op het leven op aarde aangenomen. Kinderen kunnen een dag voor en tijdens volle maan erg druk en onrustig zijn, net zoals vlak voor een storm. Er zouden meer geboortes plaatsvinden, maar een reeks statistische onderzoeken geeft echter aan dat dit verband niet waarneembaar is. Hetzelfde geldt voor het aantal misdaden dat in die nacht groter zou zijn. Je kunt op internet lezen dat mensen meer prikkelbaar zijn, sneller geïrriteerd raken, meer emotioneel zijn, slechter slapen en veel dromen.

Al met al denk ik wel dat de maan op een bepaalde manier invloed op het leven van de mens heeft en het doet er niet toe wat anderen ervan zeggen. Het is belangrijk dat je voor jezelf bepaald wat het voor jou betekent gebaseerd op hoe het voor jou voelt. Ik zie het meer als een grote schoonmaak, elke maand weer om dat wat niet nodig is op te ruimen en plaats te maken voor iets nieuws. Even als een ‘huilende wolf’ je hart te luchten… Denk aan Gloria Gaynor met ‘I will survive’. Ach, er poppen zoveel nummers op die me aan die doorwaakte nachten met urenlange slentertochten herinneren.

Goliath verslagen

Eind mei 1989 word ik voor de tweede keer aan mijn oogafwijking geopereerd. Na de slachtpartij in het ziekenhuis in Kampen heb ik me nu toevertrouwd aan de specialisten van het Ooglijdersziekenhuis in Utrecht. Na een doorwaakte nacht, mag ik weer naar huis. Het was onrustig omdat de man die naast me lag en een paar uur eerder geopereerd was, continu luidruchtig moest kotsen. Ik ben gelukkig niet misselijk, al moet ik mijn inbeeldingsvermogen wel uitschakelen met die kokhalsgeluiden, anders ga ik zo met hem mee spugen.

Een vriendenstel komt me met de auto halen en brengt me naar mijn flat in Kampen. Heerlijk zo’n netwerk dat goed voor je zorgt, ik voel me een gezegend mens. Een vriendin komt logeren en zal me verzorgen zolang dat nodig is. Ze zit in het laatste schooljaar en heeft nu haar centraal schriftelijke eindexamens. ‘Kan ik mooi lopend naar school. En als ik de French Open bij je kan zien, dan hebben wij een deal.’

‘Helemaal goed,’ is mijn antwoord.

Mijn beide ogen zijn hopelijk rechtgezet maar nu ter bescherming nog afgeplakt. Het voelt alsof al mijn oogspieren strak zijn aangetrokken en wanneer ik opzij wil kijken als de ooglapjes even af mogen, heb ik de neiging om eerder met mijn hoofd te draaien dan mijn ogen naar links of rechts te bewegen. Mede omdat het nog erg pijnlijk is. Met name ’s ochtendvroeg ben ik behoorlijk hulpbehoevend doordat beide ogen door het wondvocht stevig vastgeplakt zitten. Mijn vriendin komt dan met een handlauw washandje en veegt ze voorzichtig open, zodat ik weer enigszins zicht heb.

De hersenen moeten opnieuw leren kijken. Toch heb ik snel in de gaten dat ik nog steeds scheelzie. ‘Maar je pupillen staan ten opzichte van elkaar een stuk minder uit elkaar,’ zegt mijn vriendin bemoedigend.

Het tennistoernooi van Roland Garros is volop aan de gang. Mijn vriendin -zelf een fervent tennisster- wil geen wedstrijd missen en ik kijk op de bank mee -voor zover mogelijk. Het volgen van de tennisbal is natuurlijk een goede oogoefening. Ze legt me de spelregels uit, want het is mij eerst niet duidelijk hoe de puntentelling precies werkt. Het wordt een spelletje om voordat de scheidsrechter de stand doorgeeft te roepen wat het is. ‘Deuce,’ vind ik nog het mooiste woord. We genieten van het spel van jonge sterren als Andre Agassi, Jim Courier, Boris Becker en Pete Sampras.

Op maandagmiddag 5 juni zitten we klaar voor een match tussen Ivan Lendl, de nummer één van de wereld en drie keer winnaar in Parijs, tegen de piepjonge Michael Chang, een Amerikaans talent van Chinese afkomst. De vriendin geeft hem door zijn geringe lengte geen schijn van kans en voorspelt dat de twaalf jaar oudere Tsjechoslowaak hem alle hoeken van het veld zal laten zien.

Haar voorspelling is accuraat, want de eerste twee sets worden gewonnen door Lendl. Maar tegen de verwachting in houdt de zeventienjarige snotneus stand tegen Lendl. Het is een interessante wedstrijd met lange rally’s. ‘Tok, tok, tok,’ hoor ik als ik af en toe mijn ogen even dicht doe om ze rust te gunnen, maar als ik de enthousiaste bewegingen naast me op de bank voel en de luide aanmoedigingen voor Ivan Lendl hoor, doe ik toch maar weer mijn ogen open. Ik wil niks missen, zeker niet van de spannende pose die Lendl aanneemt als hij gaat serveren.

Het is een slopend gevecht. Een vijfde set moet uiteindelijk de beslissing brengen. Het gezamenlijk koken van het avondeten kan wel even wachten, zo ongekend spannend is het. Chang heeft duidelijk last van kramp omdat hij niet gewend is zo’n lange afmattende wedstrijd te spelen. Hij beweegt nauwelijks meer en speelt louter hoge ballen. We denken dat hij op zal geven, maar met rek- en strekoefeningen probeert hij tijd te rekken en zijn tegenstander uit zijn spel en concentratie te halen. Wat aardig lukt want de twijfel slaat toe bij Ivan Lendl. Hij stoort zich aan het roepen en fluiten van het publiek. De scheidsrechter moet steeds om stilte vragen. ‘Silence, s’íl vous plaît!’ We leren Changs moeder Betty kennen die haar zenuwen zit te verbijten op de tribune.

Bij 4-3 en 15-30 in de vijfde set slaat Chang een onverwachte onderhandse service. Een snelle, katachtige beweging, met wat spin. Lendl retourneert, komt naar het net, Chang slaat een forehandpassing waarop Lendl kansloos is. ‘Wow, magnifiek!’ roept de vriendin.

De altijd stoïcijnse Lendl is mentaal gebroken. Op matchpoint slaat hij een dubbele fout, als Chang bij zijn tweede service dreigend ver in de baan staat. Na vijf uur en veertig minuten zijgt Michael Chang uitgeput op het gravel neer. Het is achteraf een iconisch moment in de tennisgeschiedenis. David die Goliath verslaat. Voor een beginnend fan val ik meteen met mijn neus in de boter.

Op het journaal volgt diezelfde avond nog zo’n iconisch beeld. De jonge Chinese man die met twee boodschappentassen een rij Chinese tanks op het Tiananmenplein probeert tegen te houden. Het is het jaar waarin in veel communistische landen verzet opbloeit tegen de zittende regeringen, maar in China wordt de studentenopstand helaas op een gewelddadig en bloedige wijze neergeslagen. Hier verslaat David helaas de grotere tegenstander niet.

Op de zondag erna wint Chang de finale van Stefan Edberg en is daarmee de jongste grandslamwinnaar bij de mannen. Met die oogafwijking is het jammer genoeg nooit goed gekomen.

Alles kan een mens gelukkig maken…

Mijn doctoraalscriptie is eindelijk af en ik moet wachten op het afrondende eindgesprek. Financieel is het nu zaak om een baantje te zoeken om wat meer liquide te zijn. Ik meld me aan bij Randstad uitzendbureau. Na wat los-vast dingetjes, zoals chauffeur op het busje om door Kampen kleding in te zamelen, word ik gebeld dat men op de verzinkerij iemand zoekt die van aanpakken weet.

‘Ik zal heel eerlijk tegen je zijn,’ zegt de intercedent, ‘het is niet het meest gewilde werk. Het is zwaar en vies.’

Ik heb geld nodig en ga de uitdaging aan. De eerst volgende maandagochtend steek ik op mijn fiets de IJsselbrug over en volg de rivier naar het kleine fabrieksterrein in IJsselmuiden en meld me bij mijn toekomstige chef. Het gebouw is een saaie, hoge, grijze box met een kleine schoorsteen waar rook uit komt. Als ik door de hal loop begrijp ik meteen waarom de dame van het uitzendbureau zei dat ik vooral oude kleren aan moest trekken en schoenen met een stalen neus, want het is er vrij stoffig en door de hal loopt aan het plafond een kabelbaan met een soort hijskraan, die voortdurend dampende, zilverglimmende voorwerpen door de hal vervoert, die er zwaar uitzien. Er hangt een niet nader te definiëren luchtje. Een odeur die me de komende weken zal gaan vergezellen, hoe je ook wast en boent het gaat niet uit je huid.

Ik krijg een beknopte rondleiding en schud her en der wat handen en probeer namen te onthouden. Van de chef krijg ik het nadrukkelijke gebod om niet dichtbij het ‘het heilige der heilige’ te komen, het gedeelte waar daadwerkelijk het ijzer verzinkt wordt. Dat werkt een beetje als de appel op Eva en het maakt me nieuwsgierig wat er dan precies gebeurt, wat er zo gevaarlijk is. Natuurlijk kijk ik later stiekem toe hoe het verzinken precies in zijn werk gaat. Het een mooi gezicht als een fietsenrek in een heet zilverbad verdwijnt en er weer glimmend uitkomt en van een beschermend laagje is voorzien.

Voor nu krijg ik een grote schaar in mijn handen geduwd en mag allerlei stalen ringen losknippen die voor het verzinken aan elkaar zijn verbonden. Het lijkt een makkie maar na een half uur ga ik mijn studentenrugje toch wel voelen en de koffiepauze is me meer dan welkom. Allerlei stoere mannenblikken checken de rookie van achter hun meegebrachte boterhammen. Misschien denken ze, hoe lang zal hij het volhouden? Want ik begreep dat het verloop onder uitzendkrachten groot is – enigszins te begrijpen. Voor mij is het een uitdaging. Ik probeer mee te doen met de mannengrapjes en de analyses van de gespeelde voetbalwedstrijden van dit weekend, maar ik heb geen enkele wedstrijd gezien en kan er moeilijk over meepraten. Daarom is het daarna wel weer ontspannend als ik in mijn eentje verder mag met het losknippen van de ringen. Onophoudelijk schalt een radio door de hal die het fabriekslawaai probeert te overstemmen. René Froger heeft zijn grote hit ‘Alles kan een mens gelukkig maken’ en dat mag ik een paar keer per dag horen, met soms een valse meezingpoging van een collega.

‘…als ik morgen geen zin heb om te werken, stel ik al het werk tot overmorgen uit…’

Tot verbazing van de chef sta ik de volgende ochtend weer aan de poort. Een bemoedigend knikje is mijn deel. Langzaam dwing ik respect af, ik verbijt de spierpijn bij het opstaan ‘s morgensvroeg en raak gewend aan de geur die constant om me heen hangt. Als ik ’s avonds thuiskom trek ik meteen bij de voordeur alle werkkleding uit, gelukkig is mijn douche in het begin van de hal en ga ik een kwartier lang douchen om mijn vermoeide spieren een weldadige watermassage te geven en doe ik een verwoede poging om de grauwsluier die over mijn gezicht en armen hangt eraf te boenen. Neusgaten en oren zijn het ergst. En toegegeven je krijgt het echt niet schoon.

Als ik na een week nog steeds niet heb opgegeven krijg ik andere, ‘moeilijker’ taken. Ik mag met de takel door de fabriekshal manoeuvreren, eerst gaat het erg stuntelig, maar al doende krijg ik er lol en behendigheid in. Bouwsteigers op pallets stapelen en vastbinden voor vervoer naar de klant. Allerlei materialen, van bouten, buizen, balken, tuinhekken, stellingen en vangrails tot onhandig lange lantarenpalen gaan door mijn handen.

Het is een aparte en harde wereld waar ik zes weken lang in mag bivakkeren. Het is totaal andere koek dan achter je bureau zitten en met je hoofd bezig te zijn, boeken te lezen, te studeren en mooie zinnen proberen te schrijven. Mijn respect mannen! Ik zou dat toch niet jaar in jaar uit kunnen volhouden. Voor mij lonkt iedere dag ‘het geluk’ van Froger, dat dit tijdelijk is, dat ik hier geld mee verdien, dat ik straks weer lekker thuis ben met een vers kopje thee, ja alles kan een mens gelukkig maken… Zeker als ik me volgende maand doctorandus in de theologie mag noemen en totaal iets anders kan gaan doen!

Schoolfeest

Het schooljaar loopt bijna ten einde en 5VWO heeft zin in een feestje, maar dan het liefst een keer iets anders dan de gebruikelijke schuifelpartijen in de schoolkantine. Alle ogen gaan mijn richting uit, wat als we nu eens een fuif bij jullie op de boerderij geven? Ik vind het een gaaf idee, maar zie het nog niet zo een-twee-drie gebeuren, want daarvoor moeten mijn ouders natuurlijk wel toestemming geven.

Heel voorzichtig opper ik het voorstel tijdens het avondeten. Ik zie mijn vader schudden en ook mijn moeder is niet enthousiast. Hoe ik ook probeer ze te overtuigen dat het een net feestje zal zijn en dat we geen rommel zullen maken, ze gaan niet overstag.

De volgende dag op school is de teleurstelling groot. Iemand is op het idee gekomen om een speurtocht uit te zetten die dan bij onze boerderij eindigt, maar ik moet alle plannen de grond in boren. Tenzij ik een beproefde tactiek uit de kast trek: namelijk ‘vreemde ogen dwingen’ en gebruikmaak van het verrassingseffect. Ik vraag mijn vriendin en mede-initiator van het feest of ze vanmiddag mee wil komen naar mijn huis en het zelf aan mijn ouders wil vragen. Hun beoogde schoondochter durven ze vast niet te weigeren. Mijn moeder reageert verheugd op het onverwachte bezoek en als ook mijn vader aanschuift voor een kopje thee, brengt mijn vriendin het voorstel nog eens ter tafel. En zowaar binnen een minuut is het beklonken en stemmen mijn ouders in met een schoolfeest bij ons in de schuur! Op twee voorwaarden: er mag niet gerookt worden in de schuur (brand is een familietrauma) en het moet netjes blijven dat betekent – als ik het voor mijn vriendin vertaal – dat er niet zwaar gezopen mag worden. Een biertje mag, maar het moet geen zwijnenstal worden. Alles met mate zoals mijn moeder zegt.

We smeden het ijzer nu het heet is en prikken meteen een datum, dan kunnen ze niet morgen op hun besluit terugkomen. Verheugd fiets ik een eindje met de vriendin mee naar haar huis en onderweg maken we verdere plannen. Het volgende weekend zetten we met de feestcommissie de speurtocht uit en verzinnen allerlei ludieke opdrachten voor onderweg.

Op de bewuste vrijdag in mei vertrekken de klasgenoten in groepjes op de fiets vanuit Assen en beginnen uitgelaten aan een lange speurtocht. Wij nemen de kortste route (toch nog dertien kilometer) om in de schuur de laatste voorbereidingen te treffen. We hopen maar dat de medeleerlingen niet zullen verdwalen omdat ze de opdrachten verkeerd interpreteren. Zo rond zes uur komt de eerste groep aan. Ze zijn via Zeijen, Veenhuizen en het Fochtelooerveen uiteindelijk op hun eindbestemming aangekomen. De barbecue kan aangemaakt worden en een uur later is iedereen aanwezig. Het is best een grote groep want verkering en andere aanhangsels zijn ook welkom. Een aantal vrienden die niet bij mij in de klas zitten maar wel zin hebben in een feestje komen ook. De sfeer zit er goed in, een dj verzorgt de muziek en mijn vader komt af en toe even langs om te kijken of de huisregels worden nageleefd. Hij wordt al snel aangesproken en bedankt voor het verlenen van de prachtige locatie. Voor belangstellenden geeft hij maar wat graag een rondleiding over de boerderij, zijn trots. Ook mijn moeder ontkomt niet aan de aandacht van de tieners en zij heeft in de voorkamer ‘spreekuur’. Met name de meisjes uit de klas komen bij haar buurten. Een klasgenootje komt zelfs met een opmerkelijk verzoek. ‘Mevrouw Meints, ik vind uw zoon Jan toch zo’n aardige jongen, ik zou graag wel iets meer met hem willen! Maar dat lukt me niet, zou u mij daar niet bij kunnen helpen?’

Mijn moeder kijkt het meisje aan en vraagt: ‘Toen jij hier binnenkwam heb je toen buiten een bord zien staan met ‘Makelaar’ erop?’

Het meisje kijkt mijn moeder vreemd aan. ‘Nee, hoezo?’ 

‘Nou, dat zegt al genoeg, ik ben geen huwelijksmakelaar, dus daar bemoei ik me niet mee, dat moet je zelf met hem regelen.’

De info die ik een dag later van mijn moeder hoor, is niet nieuw voor mij, ik had het al een tijdje in de gaten dat ze een oogje op me had.

Het feest verloopt zonder incidenten en iedereen geniet. Voordat we het in de gaten hebben is het al zaterdagochtend. Een aantal intimi blijven slapen, er is ruimte genoeg. Ik merk dat een goede vriend toch een beetje onder invloed is geraakt van de groene rakkers en neem hem even apart. Hij wil met de brommer naar huis rijden en zegt met dubbele tong dat hij nog zo nuchter is als een pier. Hij is niet over te halen en stapt onder mijn protest op z’n brommer, die hij met moeite aan de praat krijgt. Vervolgens rijdt hij de totaal verkeerde kant op, we wonen aan een doodlopende weg. Ik pak mijn fiets en ga hem achterna. Gelukkig heeft hij zijn voertuig niet goed onder controle en vind ik hem met zijn brommer liggend in de grasberm. Hij moet er zelf nog het meest om lachen. Na nog een overredingspoging is hij er inmiddels wel van overtuigd dat hij zo niet naar huis kan. Nu moet ik hem nog ongezien langs de ‘controlepost’ zien te loodsen. Mijn ouders staan natuurlijk vroeg op om de koeien te melken dus die liggen al op een oor. Ik stop hem in een beschikbaar bed en zet een emmer naast het ledikant voor het geval dat. Ik hoop dat hij hem gebruikt als het nodig mocht zijn! En nu maar een klein schietgebedje opzeggen dat het een ‘rustige’ dronkaard is en hij niet voor overlast zorgt de rest van de nacht.

Als de lichten in de schuur zijn gedoofd en iedereen huiswaarts is gegaan, of naar de slaapkamers, kijk ik nog snel even bij hem. Hij is bezig een heel bos om te zagen, maar de emmer is nog leeg. De volgende ochtend valt het niet op dat er iemand extra met lodderige oogjes aan het ontbijt zit.

 

Telefoonterreur

Hoe vervelend is het als je je net lekker op de bank hebt geïnstalleerd met een bord eten op schoot en je huistelefoon gaat. In eerste instantie denk je nog wie zal dat zijn? Maar aan het geroezemoes op de achtergrond weet je meteen dat het iemand van zo’n callcenter is. Vaak gaat het over de krant of over een energiebedrijf. Of tegenwoordig is het een slecht Engelssprekend persoon uit India die over Microsoft begint. Zelfs mijn moeder die geen internet noch computer heeft wordt door deze lieden gebeld.

‘Ik had vandaag toch zo’n raar telefoontje, ik kon die mevrouw helemaal niet verstaan, ze was zo ver weg. Ik heb maar gezegd dat ze verkeerd verbonden was.’

‘Goed zo ma, de volgende keer gewoon sorry zeggen en meteen de hoorn erop gooien.’

Vroeger kon ik voor dit soort telefoontjes nog wel geduld opbrengen, maar nu ga ik het steeds irritanter vinden. Te meer omdat ik in het Bel-me-niet Register sta en ze mij eigenlijk niet mogen bellen. Ja, tenzij ze een eerdere relatie met je hebben. Zo word ik op een avond gebeld door iemand van het Parool – iemand van een callcenter die namens het Parool belt natuurlijk. Ik had de afgelopen weken een spotgoedkoop proefabonnement gehad op hun krant. Vier weken voor vier euro, nou dat kun je toch niet laten lopen! En dan heb je ’s avonds ook nog es een krant in de bus en vanwege sommige televisieklusjes bij AT5 blijf je een beetje op de hoogte van het Amsterdamse nieuws. Dat leg ik allemaal vriendelijk aan de jongedame uit, als ze me vraagt hoe het proefabonnement bevallen is.

‘Nou dan heb ik goed nieuws voor u, meneer. Ik mag u namelijk een mooi aanbod doen. U kunt het Parool drie jaar lang blijven lezen voor maar 16 euro per maand. Is dat niet geweldig?’

In mijn hoofd reken ik met haar mee, het is inderdaad goedkoper dan mijn huidige Volkskrantabonnement. ‘Mevrouw, uw aanbod is erg verleidelijk, maar ik ben al jarenlang geabonneerd op de Volkskrant en ik blijf trouw aan mijn dagblad, want eerlijk gezegd is het een prettiger krant om te lezen.’

Ze geeft zich niet snel gewonnen en begint over een digitale versie van het Parool door de week naast mijn huidige krant en dan bijvoorbeeld alleen de papierenkrant op zaterdag met het mooie kleurrijke magazine PS erbij. Ik zeg dat ik daar geen interesse in heb. Ze blijft volhouden: ‘Het is toch geen geld, meneer. Als u de zaterdagkrant een paar keer los koopt bent u meer kwijt.’

Ik laat me ontvallen dat ik het merkwaardig vind dat ik als trouwe lezer het dubbele voor mijn abonnement betaal.

‘Meneer, ik zie dat u inderdaad al heel lang de Volkskrant leest, dat is ook een krant van de Perscombinatie, ik kan dat abonnement voor u omzetten in een driejarig contract waarin u ook voor 16 euro per maand uw vertrouwde krant kunt blijven lezen.’

Now we are talking, dit klinkt als muziek in mijn oren, ik zou een dief van mijn eigen portemonnee zijn als ik die 19 euro winst per maand drie jaar lang niet zou aannemen. Dus ik stem toe.

‘Ik maak het voor u in orde, meneer. Het enige dat u moet doen is morgenvroeg zelf even met de Volkskrant bellen om uw huidige abonnement op te zeggen en dan krijgt u over een maand de Volkskrant voor een prikkie in de bus.’

Nou, dat is snel verdiend, helemaal in mijn sas warm ik mijn maaltijd op in de magnetron, want die is inmiddels koud geworden.

De volgende ochtend bel ik met de klantenservice van de Volkskrant.

‘Maar meneer wie heeft u dit aanbod gedaan, dan kan helemaal niet, u heeft al een abonnement op de Volkskrant, u komt helemaal niet in aanmerking voor dit soort acties.’

Ik ben verontwaardigd en vraag hoe ik daarvoor dan wel in aanmerking kom?

‘Nou, als u een half jaar de Volkrant niet hebt gelezen.’

‘Dat is raar, ik ben al vanaf de jaren tachtig abonnee kom ik dan niet in aanmerking voor een trouwe lezers korting?

‘Nou nee, meneer, zo werkt dat niet.’

Ik vind het merkwaardig: alles om nieuwe klanten te werven, maar een beetje service naar vaste lezers zit er niet in. Na wat aandringen zegt hij: ‘Wacht even ik ga hier overleggen wat ik voor u kan doen.’ Na een irritant wachtdeuntje is de meneer weer terug aan de lijn. ‘Ik mag u een driejarig abonnement aanbieden voor 27,50 euro per maand en dan doe ik er ook nog een wijncoupon van 50 euro bij als welkomstgeschenk.’

Ik accepteer de deal.

‘Meneer, ik maak het voor u in orde. U ontvangt per mail een bevestiging van onze afspraak. Vanaf volgende maand gaat uw nieuwe abonnement in.’

‘Hoe zit het dan met het contract van gisteravond?’

‘Die cancel ik voor u.’

Een maand later: twee Volkskranten in de bus. Bellen met de klantenservice.

‘Ja, ik zie inderdaad dat vandaag uw driejarig contract is ingegaan, lekker goedkoop, hè, 16 euro?’

‘Ja dat zeker, maar daar kom ik als trouwe lezer niet voor in aanmerking, dat is een vals contract.’

‘… O ja, ik zie dat op uw adres nog een ander abonnement is ingegaan. Goh, wat raar hoe komt dat?’

Ik leg het geduldig uit. Ik probeer nog of ik toch niet voor die 16 euro versie in aanmerking kom, maar nee zo werkt het niet.

Je raadt het natuurlijk al. De volgende dag weer twee Volkskranten en dat gaat nog een paar dagen zo door. Er is menig telefoontje met de klantenservice gepleegd om het euvel van de twee abonnementen op te lossen. Inmiddels is er al 16 euro en 27,50 euro via een incasso van mijn bankrekening gehaald. Als ik denk dat het nu eindelijk is opgelost heb ik de volgende dag geen krant in de bus. Weer bellen, weer uitleggen… en zo blijft dat veertien dagen dooretteren totdat ik een ‘dure’ Volkskrant in de bus krijg en mijn goedkope – onechte – abonnement met bijbehorende betaling uit het systeem is verdwenen, en 16 euro teruggestort is op mijn rekening.

Nadien heb ik mijn buik een beetje vol van die telefonische verkoopacties en kap ik de gesprekken meteen af. Maar dat is vaak niet gemakkelijk, de jongens en meiden zijn getraind om daar geen genoegen mee te nemen en vragen naar de reden waarom ik geen goedkopere energierekening wil afsluiten et cetera. Ze blijven maar doorgaan. Je vraagt nog vriendelijk of ze wel goed hebben geluisterd naar wat je zojuist hebt gezegd en dat je echt niet geïnteresseerd bent!

‘Maar waarom, meneer…’

Mijn irritatie loopt op en ik merk dat de adrenaline door mijn bloed giert. Ik word steeds kwader en begin met stemverheffing te spreken. Niet goed voor mijn bloeddruk en het resulteert in een bot de hoorn op de haak gooien, om van dat irritante gedram af te zijn.

Sinds kort is de terreur ook via mijn mobiel begonnen, dus ook die maar aangemeld voor het Bel-me-niet Register. Toch gebeurt het dat er weer zo’n vlotte babbelaar belt. Ik vraag meteen hoe hij aan mijn mobiele nummer komt en dat ik vermeld sta, maar dat is tegen dovemansoren gesproken. Er moet verkocht worden, want denk aan de bonus, aan de kans om de medewerker van de maand te worden, of aan de baas die meeluistert of de verkoper wel doortastend genoeg is… Het eindigt weer met een stemverheffing. Ik breek het gesprek op een brute en onvriendelijke manier af. ‘Goedendag jongeman, ik heb hier geen zin in, nog een fijne dag!’ Maar uren later zeurt het gesprek nog na in mijn hoofd. Hoe komt het dat ik gebeld word? En dan herinner ik me die kans op de GAMMA cadeaubon van 500 euro en die paar vragen die je mobiel moest beantwoorden, en toen ze vroegen wie mijn energieleverancier was, ging er een lampje branden. Dit moet ik niet willen, dit is een truc om aan mijn gegevens te komen, hiermee gaan ze me lastig vallen! Ik heb het invullen gecanceld, maar toch is mijn nummer bij de marketeer terecht gekomen. Oh, die telefoonterreur zuigt het bloed onder mijn nagels vandaan… ik moet stoppen, want ik merk dat ik weer kwaad word.

Edsilia, you’re my hero

Het is een spannend weekend. Zondag zijn de studio-opnamen van het SBS6 programma You’re My Hero en het is de zaterdag van het Eurovisiesongfestival met de deelname van Edsilia Rombley. Haar lied ‘Hemel en aarde’ is een catchy song en zou best eens hoge ogen kunnen gaan gooien. Zeker omdat de componisten Fluitsma en Van Tijn Europees goed in de markt lagen met Vrede van Ruth Jacott. Vijf jaar geleden zesde.

Maar ik moet eerst nog als gastheer fungeren. Op zaterdagmiddag landen vier mensen uit Quebec, Canada. Ze zijn de grote verrassing voor een van mijn hoofdpersonen in het televisieprogramma dat mensen die iets speciaals gedaan hebben in het zonnetje zet. Ik moet ze opvangen op Schiphol en ‘vermaken’ en voorbereiden op de kennismaking met hun halfbroer. Probleem is dat ze Franstalig zijn en mijn Frans houdt niet over, en hetzelfde geldt voor hun Engels. Maar de intensie is goed en ze zijn benieuwd naar hun halfbroer, al sloeg het nieuws van een ‘achterblijvertje’ wel in als een bom. Ze wisten dat hun vader zich had ingezet om Nederland van het juk van de Duitsers te bevrijden, maar niet dat er nog een oudere halfbroer in Nederland bestond.

Tom had altijd het idee dat er ‘iets’ was dat zijn leven bepaalde maar hij kon er zijn vinger niet volledig achter krijgen. De verwijten dat hij een ‘bastaardkind’ was deed hem vermoeden dat zijn vader niet zijn vader was. Maar dat werd door zijn moeder van de hand gewezen. Door een bekeuring met zijn brommer kwam hij bij toeval achter het werkelijke verhaal. Hij bleek de zoon van een jong meisje dat tijdens de bevrijdingsdagen zwanger raakte van een Canadees. Zijn pleegmoeder biechtte uiteindelijk het hele verhaal van zijn adoptie op. Daarna zocht Tom contact met zijn biologische moeder. Zij noemde de naam van zijn vader: Yvon Pelletier. Na haar dood ging Tom, die inmiddels letterlijk en figuurlijk in de goot was beland, op zoek naar zijn echte vader. Maar het spoor loopt dood totdat Olga Rains, een Nederlandse vrouw die met een Canadese bevrijder getrouwd is en zich samen met haar man Lloyd inspant om ‘bevrijdingskinderen’ met hun Canadese vader en familie te herenigen, achter het adres zijn echte vader komt.

Tom heeft zich aangemeld om Olga via het programma You’re my hero te bedanken voor alles wat ze voor hem heeft gedaan. Zijn vader blijkt al jaren overleden te zijn, maar Tom heeft twee halfbroers en drie halfzussen. Hij zou graag naar Canada willen om ze te ontmoeten, maar heeft niet de middelen om naar ze toe te gaan. Als grote surprise hebben we dus een deel van zijn familie uitgenodigd en die zal hij tijdens de opnamen voor het eerst zien. Tom denkt zelf dat hij Olga gaat bedanken in het programma.

Gelukkig zijn de Canadezen door de sensatie van de ontmoeting en de jetlag moe en willen ze na een korte site-seeing en een etentje in Amsterdam naar hun hotelkamer om morgen fris te zijn voor de opnamen.

Ik ga snel naar huis om naar het songfestival te kijken. Terry Wogan (voor Engeland Mr. Eurovision) heeft net de aftrap gedaan in The National Indoor Arena in Birmingham en stelt de presentatrice van de avond voor: Ulrika Jonsson. Er doen vijfentwintig landen mee aan deze editie en de meest in het oog springende inzending is Israël met Dana International, die tot voor kort nog als man door het leven ging. Er wordt over niks anders gesproken. Dana International treedt als achtste op en ze draagt niet de verenjurk die Jean Paul Gaultier voor haar heeft ontworpen. Het is uiteindelijk een grijs niemendalletje, en ze is ook niet helemaal zuiver bij stem. Dat verhoogt onze kans! Maar de Israëli in de zaal zijn dolenthousiast.

De zenuwen gieren me door de keel. Er is even ontspanning als Gildo Horn voor Duitsland letterlijk het podium afklimt (dat is nog nooit eerder gebeurd) en al zingend tussen het publiek doorkruipt. Een gekke bijdrage, wat misschien wel het begin is van iets wat we nu vaker zien, hoe kan ik opvallen tussen alle andere bijdragen? Hij heeft er succes mee, want ondanks het matige liedje eindigt hij uiteindelijk op de achtste plaats. Mijn persoonlijke favoriet- naast Edsilia- is Imaani met Where are you? die voor Groot-Brittannië uitkomt. Zij kan natuurlijk rekenen op een enthousiast onthaal van het thuispubliek.

Edsilia Rombley krijgt bij de eerste klanken van het orkest ook meteen een aanmoedigend applaus en luid gefluit uit de zaal. Dat is een goed teken. ‘Nederland is koel…’ Ze heeft charme en haar optreden gaat erg goed. Ze flirt met de camera als ze ‘…wat ik in jouw ogen las, ontstak bij mij het vuur’ zingt en daarbij een subtiele knipoog geeft. Halverwege roept ze het publiek toe: ‘Come on everybody.’ Duizenden handen gaan in de lucht. Het is klasse en commentatoren spreken van de jonge Aretha Franklin uit Amsterdam.

Nu is het afwachten. Haar lot ligt in de handen van de televoting (dus geen vakjury meer, alleen de Hongaren kunnen nog niet inbellen). Als de lange bekendmaking van de uitslag per land begint en de gebruikelijke complimenten worden gemaakt over de fantastische show, wordt snel duidelijk dat het erg spannend is. Edsilia haalt meteen 10 punten binnen en na drie landen staan we zelfs bovenaan. Wat voor avond gaat dit worden? Ik kruip bijna in de televisie. Wogan spreekt van de ‘most exiting edition in years’. En daar is geen woord aan gelogen. Nog nooit lagen vier landen zo dicht bij elkaar en is er een outsider die af en toe de rangorde in de top vijf verstoord. Het elfde land dat de stemmen uitbrengt is Hongarije en we krijgen onze eerste ‘doize points’. Sterker nog, we zijn met tien punten los van de rest en zijn ‘in the lead’. Arme onderburen, ik kan niet meer stilzetten en juich alles bij elkaar. Maar o wee, Slovenië gooit meteen roet in het eten. Geen enkel punt voor Nederland. Het scorebord toont: Israël 80 punten, Nederland 79, Malta en Kroatië beide 78 en Groot-Brittannië zakt iets weg naar 73. Too close to call.

Edsilia blijft scoren, maar nog drie landen geven geen enkel punt (dank je wel Roemenië, Cyprus en Estland). Als het laatste land aan de beurt is om de uitslag bekend te maken is de stand onvoorstelbaar. Malta en Israël hebben beide 166 punten, Groot-Brittannië heeft er 157 en Nederland 148. Winnen kunnen we niet meer, maar we zouden met de volle pot nog derde kunnen worden. FYR Macedonië maakt snel korte metten met die droom: Nederland 3 punten, totaal 151 punten en een vierde plek, het beste resultaat na de overwinning van Teach-In in 1975(!).

Maar wie gaat er winnen? Israël krijgt van de drie potentiële kandidaten 8 punten. Een zucht gaat door het publiek, zal het dan geheel onverwacht de mierzoete liefdesballade van Malta worden, of toch Groot-Brittannië? Nog 10 en 12 punten te vergeven. De tijd lijkt even stil te staan. Groot-Brittannië krijgt er 10 en komt op 167 punten. De 12 punten gaan naar… outsider Kroatië, waardoor Malta geen enkel punt krijgt en derde wordt. Een knotsgekke avond. De winnares Dana International laat op zich wachten, want ze wil dan toch wel het winnende liedje ‘Diva’ zingen in haar verenjurk.

Met een kater gaat de volgende ochtend vroeg de wekker. Ik rijd naar de studio in Almere voor een intensieve dag, want we nemen twee volledige uitzendingen op, en ik heb naast ‘De Canadezen’ nog een ander item dat mijn aandacht verdient. Hoe zal Tom reageren? Ik gun hem zo graag deze ontmoeting met zijn nieuwe familie! Het komt voor hem totaal onverwacht. Zakdoeken graag… niemand houdt het droog. Het is goed om vijf mensen in een innige omarming te zien. Toch iets moois tussen hemel en aarde.

Vergeten inzet

Lunchen bij een viskraam in IJmuiden kan grote gevolgen hebben. Op een bankje zitten een paar oude vissersmannen. We raken in gesprek en een van hen begint over de oorlog toen hij als 18-jarige jongen met een paar boterhammen van zijn moeder in een rode knapzak een vissersboot naar Engeland moest varen om te voorkomen dat de boot in Duitse handen zou vallen. De Tweede Wereldoorlog is uitgebroken. De jongen komt echter niet terug, maar wordt in de Engelse haven Plymouth opgewacht door de Nederlandse Marine. De vissersboot wordt geconfisqueerd en omgebouwd tot mijnenveger. Hij krijgt een marinepakje aan en moet met gevaar voor eigen leven mijnenvegen in de zeeën rondom Groot-Brittannië. Pas vijf jaar later komt hij met zijn Engelse verloofde terug in IJmuiden. Het begin van de documentaire ‘Vergeten Inzet’.

Op een zaterdag vertelt Piet in een voorgesprek het hele verhaal over die vijf lange jaren in Engeland. Hij loopt helemaal leeg. Ik eet een boterhammetje mee, zijn vrouw heeft inmiddels ook plaatsgenomen aan de keukentafel. Tijdens de thee laat ze zich ontvallen dat ze nu dingen hoort die ze nooit heeft geweten. Piet is niet te stoppen, in detail vertelt hij zijn belevenissen. Ik spreek af dat ik volgende zaterdag terugkom, want de oorlog is nog lang niet afgelopen en er valt nog zoveel te vertellen. Aan het einde krijg ik een lijst met namen en adressen mee van jongens die er ook bij waren, en graag hun verhaal -dat bij mij onbekend was, en in het standaardwerk van Loe de Jong over WOII slechts een paar pagina’s vult, terwijl hij notabene zelf met een vissersboot naar Engeland is uitgeweken- willen vertellen.

Het wordt een intensief proces. De EO is geïnteresseerd in het verhaal, maar heeft er naar rato weinig geld voorover. ‘Als we dit bij de BBC aankopen zouden we er 15.000 euro voor betalen.’

‘Oké, prima ga maar naar de BBC, maar die hebben dat verhaal niet. Voor dit bedrag is de documentaire niet te maken, zeker niet als er ook reconstructies en archiefmateriaal moet worden gebruikt, omdat je niet alleen pratende hoofden in beeld wilt.’

We komen in een subsidietraject terecht om de opnames gefinancierd te krijgen. Al met al duurt het vijf jaar. Inmiddels heb ik de meeste verhalen op camera vastgelegd omdat de mannen op leeftijd raken en nu nog hun verhaal kunnen doen. Zo ook de 102-jarige Rosier die nog goed bij de pinken is. Hij is door koningin Wilhelmina in London tijdens de oorlog geridderd vanwege een heldhaftige reddingsactie.

Als de documentaire in de zomer van 2006 op de televisie komt zijn inmiddels vier van de zeven hoofdrolspelers overleden. In de weken voor de uitzending geef ik achtergebleven familieleden de kans om samen de documentaire te bekijken voordat hij op de tv te zien is. Meteen na de eerste woorden van man, vader of opa breekt steevast een van de aanwezigen in huilen uit. We zetten het programma op pauze, drinken even koffie, troosten en kijken verder. Veel kleinkinderen begrijpen nu pas echt, nadat ze daadwerkelijk hebben gezien wat hun geliefde opa in Engeland heeft gedaan, welke angsten hij heeft meegemaakt of hoe eenzaam hij moet zijn geweest. Alleen al daarom is het zinvol om deze vergeten groep een stem te geven en ervoor te zorgen dat ook hun makkers die de pech hadden om op een mijn te varen, worden herdacht tijdens de nationale herdenking op 4 mei.

Vrijmarkt

We besluiten de zestigste verjaardag van koningin Beatrix te vieren op de vrijmarkt in Utrecht, Omdat enkelen al de nachtelijke versie hebben bezocht komen we iets na het middaguur bij mij thuis samen om vervolgens de trein te pakken. Een van mijn vrienden heeft wiet meegenomen omdat hij Koninginnedag ziet als een uitstekende gelegenheid om dat voor een eerste keer te proberen. Hij kan niet wachten om de softdrugs te gebruiken en steekt de joint die iemand anders voor hem moet draaien, enthousiast in de brand. De ketser gaat al snel van mond tot mond. Het blijkt een zware te zijn. Nu moet ik zeggen dat wiet op mij geen uitwerking heeft. Als ik een trekje neem merk ik er weinig van. Maar bij hem komt het echt binnen. Het duurt niet lang of hij geeft aan dat hij even moet liggen voordat we de trein pakken. Hij verdwijnt naar de slaapkamer. En ach het is nog vroeg, dus waarom niet. Op bed is hij in het walhalla, hij ziet nog net geen sterren, maar hij is er niet ver van af. Hoe je van één stikkie al zo high kunt zijn.

De rest van het gezelschap wil uiteindelijk wel weg en we besluiten hem uit zijn roes te halen en rechtop te zetten. Hij zweeft mee naar de trein en blijft de rest van de dag stoned.

In Utrecht is het gezellig druk. Vette walmen verwelkomen ons. Alle oude meuk is weer van zolder gehaald en ligt op straat uitgestald. Ook dit jaar zal er sprake zijn geweest van territoriumdrift. Mensen hebben met tape de stoep bezet gehouden, of hebben zelfs hun nachtrust opgeofferd en zijn met een slaapzak op straat gaan liggen, om zeker van een goed plekkie te zijn. Hoe graag wil je dan een paar centen verdienen? Of hoe groot is de behoefte om van je oude spullen af te komen?

We schuifelen door de oranje menigte. Iedereen is uitgelaten en omdat het al wat later op de dag is zie je om je heen ook de eerste tekenen van overmatig alcoholgebruik. Even halt houden bij een bandje, of een aandoenlijk meisje dat een strijkstok over een viool haalt. Haar kleedje is redelijk bedekt met muntjes. Creatief vind ik de ‘piepshow’ van een meisje dat een grote doos om haar middel meetorst waarin zich een nest jonge muizen blijkt te bevinden. We kunnen het niet laten om bij een studentenhuis voor een paar gulden een student in een schavot met eieren te bekogelen.

Het is druk en als de straat smaller wordt, komen we in een fuik terecht. Wat zijn we toch een kuddedieren. Je voelt alle klamme lijven tegen je aandrukken en moet blij zijn dat je er na een poosje ongeschonden uitkomt en niet onder de voet bent gelopen. Mensen vermanen tot rust of rechtshouden zou in deze hitsige sfeer geen goed idee zijn.

We houden stil bij een uitstalling van elektronica. Stonie is geactiveerd. Hij is op zoek naar een draagbare telefoon, die daar te kust en te keur te koop liggen. Zo’n Profoontoestel met druktoetsen in de hoorn. Vijfendertig euro. Maar is dit een goede deal? We betwijfelen het, en garantie tot de volgende stoeptegel. De kunst van het afdingen is hem niet gegeven en apetrots loopt hij de rest van de dag met zijn aanwinst rond op de vrijmarkt.

Als we weer in Hilversum terug zijn en de nieuwe telefoon uit de verpakking gaat, blijkt er geen enkel leven in te zitten. De verkoper is natuurlijk allang met de oranjezon vertrokken. De kater is groot, en je kunt je afvragen of het van de wiet komt of van de impulsaankoop!

Pa aan de knoppen

‘SMILDE- In het elektronische- en computertijdperk gaan de ontwikkelingen bijzonder snel. Alles is vrijwel elektronisch aangestuurd en overal zitten knoppen aan waar op gedrukt moet worden om het ‘ding’ in werking te stellen. Of het nu gaat om het halen van geld, een dagje weg met de trein, of gewoon even met de kinderen telefoneren. Overal zitten knoppen aan. De een nog gecompliceerder en ingewikkelder dan de ander. Veel mensen lopen hier heden ten dage tegen aan. Vooral ouderen die al deze ontwikkelingen aan zich voorbij hebben zien gaan, worden in deze tijd met veel vernieuwingen geconfronteerd. Niemand kan er omheen, je moet er verstand van hebben tegenwoordig. Om aan dit dilemma iets te doen ontwikkelde de Stichting Welzijn Ouderen Smilde (SWOS) in samenwerking met de ouderenbonden ANBO en PCOB een themamiddag over het onderwerp ‘Ouderen aan de knoppen’.

In de straten van het Beurtschip stonden diverse informatieve stands om de ouderen op weg te helpen. Zo was de NS aanwezig met een kaartjesverkoopbord. Tegenwoordig is er praktisch geen loket meer op de stations waar een kaartje voor de trein gekocht kan worden, maar moeten de tickets van zo’n verkoopmachine getrokken worden. De PTT had informatie over bijvoorbeeld speciale telefoons voor slechthorenden. Middels een lichtflits kan worden waargenomen dat de telefoon overgaat. Aardig was ook de telefoon met foto-druktoetsen van de kinderen. Eén druk op de juiste foto en daar zijn de kinderen aan de andere kant van de lijn. Ook zijn er telefoons met speciale grote druktoetsen in de handel. Bij de stand van de Rabobank kon geleerd worden hoe met de chipknip elektronisch boodschappen betaald kunnen worden. De bibliotheek demonstreert het internet en de SWOS organiseert computerlessen voor ouderen.’

Zo luidt het verslag in de Drents en Asser Courant van 19 februari 1998. Op de foto die erbij gepubliceerd is staat mijn vader nieuwsgierig toe te kijken hoe uitleg over de computer gegeven wordt. Hij wil zich zelfs aanmelden voor de cursus. Dat lijkt hem interessant en hij wil toch een beetje bijblijven. ‘Zou je dat nu wel doen? Dat is helemaal niks voor jouw,’ is het enige wat mijn moeder daarop te zeggen heeft. De cursus komt er niet.

Mijn vader is de laatste jaren van zijn leven voor zover mogelijk meegegaan met zijn tijd. Hij koopt de kaartjes als ze samen met de trein reizen, want hij heeft geleerd hoe het werkt. Hij bedient de nieuwe televisie, omdat hij heeft geleerd hoe het werkt. Ook de nieuwe videorecorder kent geen geheimen voor hem! Hij vraagt aan mij om het hem uit te leggen en hij oefent onder mijn toeziend oog. Hij vraagt of ik het ook stap voor stap op papier wil beschrijven wat hij moet doen als hij vergeten is hoe het ook al weer moest, voor het geval ik niet in de buurt ben. Zo kan hij zich altijd redden.

Mijn vader is onder de indruk van wat je allemaal op het internet kunt vinden en als ik hem eenmaal laat skypen met zijn jongste kleinzoon is hij helemaal om. ‘Wat moet ik hebben/leren om dat ook zelf te kunnen doen?’ Andermaal is mijn moeder repressief. ‘Dat is nergens voor nodig.’ Jammer, want mijn vader vindt het geweldig om op zo’n manier contact te kunnen hebben met zijn kinderen en kleinkinderen. Hij is al jaren mobiel en kan er prima mee bellen en tekstberichten sturen. Hij is leergierig genoeg om ook deze nieuwe techniek onder de knie te krijgen. Wat dat betreft zit hij thuis aan de knoppen.

Na zijn overlijden weigert mijn moeder pertinent om te leren hoe ze mobiel kan bellen of de videorecorder moet programmeren om haar favoriete programma’s op te nemen. Ze blijft hardleers  om wat vaardigheden aan te leren, waarmee ze zich zou kunnen redden. Daarmee ontzegt ze zichzelf een hoop gemak. Ik ben redelijk in paniek als de radio kapot gaat, hoe moet ik haar leren dat ze zelfstandig op de nieuwe radio de juiste zender kan vinden om naar de muzikale fruitmand te luisteren of haar andere favoriete-programma’s. De enige methode is de stekker in het stopcontact te steken, zodat alles meteen werkt. Leiden is in last als de verzorging de radio heeft afgestoft of anderszins de knoppen, en daarmee de juiste instelling, zijn verschoven. Als ze dan belt dat de radio het niet doet, moet ze wachten tot ik weer langskom om het opnieuw in te stellen.