Boekenpicker

De studie theologie schiet niet zo erg op, omdat ik mijn studie afwissel met het werken als regisseur/programmamaker bij de lokale omroep in de polder (VLOD). Een programma maken, een tentamen doen is het ritme, maar vaak is het meer programmamaken en dan toch maar uiteindelijk dat tentamen dogmatiek dat ik nog moet inhalen. In de zomer is er tijd voor een vakantiebaantje om het gat in het budget enigszins aan te vullen. Ik besluit het dit jaar dicht bij huis te zoeken en heb een brief gestuurd naar Van Dijks Boekhuis in Kampen. Zeven weken mag ik komen werken als ‘boekenpicker’. Nou dat heb ik geweten, ik ben de ongedwongen sfeer op het provinciehuis in Assen gewend bij de afdeling rijbewijzen en paspoorten, dit is nog erger dan het meest ouderwetse schoolsysteem. Het ontbreekt er nog net aan dat je met een rietje over je vingers wordt getikt. Maar wat verwacht je ook van de grootste leverancier van schoolboeken. In de zomer is het daar natuurlijk spitsuur, alle middelbare scholen en leerlingen moeten op tijd hun boeken krijgen. Er werken honderden vakantiekrachten.

Als ik me op de eerste maandagochtend meld krijg ik meteen een goed inkijkje in de werkmethode. Van nature houd ik er niet van om ergens te laat te komen, dus ik ben ruimschoots voor achten bij de grote bedrijfshal. Om vijf voor acht klinkt er een luide schoolbel (hoe toepasselijk). Iedereen heeft vijf minuten tijd om naar zijn of haar werkplek te lopen. Om stipt acht uur klinkt de tweede bel als je dan niet op je plek bent word je gekort op je salaris, dat je elke vrijdagmiddag om zes uur krijgt uitgereikt in een oldschool bruin loonzakje. In mijn geval moet ik de pas er goed inzetten, want het is een enorm complex. Daar word je opgewacht door de chef van dienst, je krijgt je persoonlijke nummer waaraan alle orders die je afhandelt gekoppeld zijn. Bij klachten achteraf weten ze bij wie ze verhaal kunnen halen. Hoe dat in zijn werk gaat merk ik meteen die eerste ochtend. Als je nummer wordt afgeroepen moet je blijven staan en dan word je even flink de oren gewassen, welke fouten je hebt gemaakt. Of een boek van de lijst ontbreekt, of het is niet de juiste druk, of er is een boek te veel gepakt.

Op mijn eerste dag wordt aan mij als ‘rookie’ uitgelegd hoe ik te werk moet gaan. Ik krijg een winkelwagentje en een lijst met bestellingen. Je moet een bepaalde route lopen door de hal en dan kom je vanzelf bij het schap met daarop het boek dat op je lijst staat. Daarbij is het zaak dat je het juiste deel pakt en naargelang op het papier staat een hergebruikt of nieuw exemplaar. Zo loop je vele meters door de hal totdat de bestelling compleet is. Die lever je af bij een collega die controleert of de verzameling compleet is. Dit doet diegene door het aantal boeken te tellen. Inmiddels ben jij aan de nieuwe order begonnen. Want je moet natuurlijk wel produceren. Ik heb in die vakantieperiode heel veel kilometers gemaakt in die enorme boekenhal. Omdat er dus geen fouten mogen worden gemaakt is het ten strenge verboden om met elkaar te praten tijdens het ‘winkelen’. Dat levert komische situaties op, want iets wat niet mag is natuurlijk erg spannend, en ja het is een groot gebouw met veel rijen boekenkasten en niet overal een bewaker. Er is altijd wel ergens een schap of een rij waar je met je collega-slaaf even ervaringen kunt uitwisselen. Je wordt ook heel erg bedreven in non-verbale communicatie. Vaak heb ik associaties met werken in een communistisch systeem.

Op mijn tweede maandagochtend wordt ook mijn nummer afgeroepen en mag ik niet aan het werk beginnen. Ik krijg een flinke uitbrander omdat een bezorgde bestelling niet in orde was. Je moet weten dat het soms enorme lijsten zijn en er wordt van je verwacht dat je er flink de pas in zet om alles te verzamelen. Logisch dat je soms een boek over het hoofd ziet. Maar de les die ze je leren -verbaal en in je portemonnee- zorgt er wel voor dat je nog alerter bent tijdens je rondgang. Op een gegeven moment mag ik ‘s middags de schappen aanvullen. Of dat een promotie of degradatie is, wie zal het zeggen? Het scheelt in ieder geval een hoop loopwerk. Als je er een potje van maakt word je verantwoordelijk voor de inpak van de boeken aan de lopende band. Dan is duidelijk dat je volgend jaar niet meer wordt uitgenodigd voor deze job. Wat ik na deze zomer wel zeker weet: dit is één keer en nooit weer bij Van Dijks Boekhuis.

Eigen schilderbedrijf

De portable Philipsradio van mijn ouders, een van de eerste in z’n soort, is mijn vaste maatje. Radio Veronica of Hilversum 3 schalt over het erf. Het is hoogzomer. Theo Koomen verzorgt af en toe een opgewonden Tourflits uit Frankrijk. Op de boerderij is altijd veel schilderwerk, grote schuur- en koestaldeuren die van een nieuwe verflaag voorzien moeten worden. Daarom heb ik als tiener het verfvak snel onder de knie en ik heb er ook lol in. Eerst het te verven oppervlak schoonmaken, schuren en eventuele ongerechtigheden plamuren, opschuren en al of niet na een grondlaag opnieuw groenverven. Menige vakantie wordt ermee gevuld.

Soms is ook het woonhuis toe aan een nieuw verflaagje en dat vergt kunst en vliegwerk. Lange ladders zijn nodig. Met een dakladder in de goot – speciaal voor dit doel door mijn vader gemaakt – kan ik de windveren verven. Niks is te gek, soms denk ik weleens, het is best wel hoog als ik boven op het dak vrij zicht heb over de landerijen.

Jaren later kan ik in Kampen een benedenwoning huren als ik beloof het huis te schilderen. Het is een prima deal; ik vind dat geen straf. En van het een komt het ander. De vader van mijn huisgenoot komt op een middag langs en ziet me aan het werk. Voor de grap zegt hij: ‘Als je hier klaar bent mag je bij mij thuis verder gaan, want dat moet ook nodig gebeuren.’ Ik zeg dat ik dat best wel wil doen, en we spreken een uurloon af. Ik ken het huis in Zwolle, ik ben er vaak geweest. Zo ga ik aan het begin van de zomer in ’88 vol enthousiasme aan de slag het herenhuis te schuren, gronden en af te lakken. Ik pak het professioneel aan, koop diverse verfspullen en huur een schuurmachine en een stelling om de hoge voor- en achterkant te kunnen bereiken. M’n werkzaamheden trekken veel bekijks en menigeen zegt dat het mooi wordt. De zoon van de buurman van even verderop maakt nieuwsgierig een praatje en vraagt tenslotte wat het kost om me in te huren, want zijn vader zoekt ook een klusjesman om hun huis te schilderen. Hij woont in het hoekhuis en heeft een grote houten serre, dus extra veel schilderwerk. Ik heb er wel oren naar, en we spreken een prijs af en ik zal als ik hier klaar ben met zijn huis verder gaan. Het is een mooie zomer en zo verdien ik een aardig zakcentje.

’s Avonds in de trein naar Kampen denk ik, maar gaat me dat allemaal wel lukken? Het is wel veel werk. In de kroeg overleg ik met een goede vriendin die zegt me wel te willen helpen, maar haar tijd is beperkt. Over twee weken gaat ze op vakantie. Samen brainstormen we wie we nog meer kunnen vragen. Een gezamenlijk vriend schuift aan en heeft er wel oren naar om te helpen. Zo heb ik ineens een schilderbedrijf met twee werknemers in dienst. De volgende dag vertrekken we met z’n gedrieën naar Zwolle. Al snel kom ik erachter dat de vriend goed zijn best doet maar niet echt veel ervaring heeft en ook niet pietje precies is in zijn werkzaamheden. Tot mijn verdriet zie ik grote verfklodders op het trottoir, glaswerk of op de stenen muur belanden. Ik durf er eerst niets van te zeggen en loop om de zoveel tijd met een lap de ergste klodders te verwijderen. Maar ik voel me ook verantwoordelijk, dus ik spreek hem erop aan. Hij is er niet blij mee, maar zegt dat hij voortaan op zal letten.

Op een gegeven moment zijn we met de zijkant van het tweede huis bezig. We hebben een hoge stelling opgebouwd om goed bij de nok te kunnen komen. Als we een stuk gedaan hebben moet de steiger worden verplaatst. Het kost veel tijd op hem af te breken en op te bouwen en we besluiten dat we de stelling met z’n drieën wel een stukje kunnen verschuiven. We halen de wielen van de rem en schuiven de stellage voorzichtig naar rechts. Zij is echter te zwaar en door de ongelijke ondergrond begint de stelling gevaarlijk te schommelen en raakt zo uit balans dat het vierverdiepingen hoge bouwwerk niet meer te houden is. Met veel kabaal kiepert het ding om. Nu loopt evenwijdig aan het huis een doodlopend straatje waar mensen hun auto parkeren om het nabijgelegen park in te gaan. In  mijn ooghoek zie ik drie auto’s staan. De steiger is zo hoog dat hij een of meerdere auto’s zal raken. Hoe het gebeurt weet ik niet, maar hij valt rakelings tussen twee auto’s op de straatstenen te pletter. Het frame is verbogen en niet meer te herstellen. Maar op de auto’s zit geen schrammetje. Echt geluk bij een ongeluk. De schade wordt gemeld bij het verhuurbedrijf en de kosten van de borg verdienen we wel weer terug met het schilderwerk. De rest van de dagen dat we met de steiger werken, hebben we hem steeds keurig gedemonteerd voordat we hem verplaatsen. De klus is naar aller tevredenheid geklaard, en samen met de vriendin is bij de laatste woning ook nog het binnenwerk van de serre gedaan. De colleges zijn inmiddels allang en breed begonnen. De bewoners van het tussengelegen huis moeten noodgedwongen een zomer wachten.

Werken op het provinciehuis

Via de bemiddeling van de vader van een goede vriendin krijg ik een vakantiebaantje op het provinciehuis in Assen, bij de afdeling rijbewijzen en paspoorten. Voor de zomermaanden zoeken ze extra personeel omdat iedereen op het laatste moment een paspoort wil verlengen of aanvragen. Je moet een handgeschreven brief sturen, je handschrift is het selectiecriterium want de identiteitsbewijzen worden allemaal met de pen geschreven. Het bureau is gevestigd in de binnenstad van Assen, aan het Mercuriusplein, achter de HEMA en tegenover de nieuwe Minervaflat. Na de gijzeling op het provinciehuis is daartoe besloten want deze afdeling heeft op jaarbasis de meeste bezoekers en voor de ingestelde bewaking is de grote toeloop niet te beveiligen. Het nieuwe gebouw is een vissenkom, zoals wij het gekscherend noemen, met veel grote ramen. Je zit echt op zicht, iedereen die met de bus naar de stad komt loopt voor het raam langs naar het Mercuriuscentrum, het nieuwe winkelgedeelte. Niet echt gijzelingproof in mijn ogen. Wij hebben een schuilkelder, maar voordat je daar bent.

Ik kom op de afdeling rijbewijzen, waar allemaal mannen werken, bij de paspoorten werken de jonge meisjes. Het is een moderne kantoortuin, dus geen aparte kamertjes, de afscheidingen zijn lage archiefkasten waar je overheen kunt kijken. Dus je krijgt alles mee wat er op de afdeling gebeurt. De sfeer is erg gemoedelijk en het is fijn om er te werken. Je moet snel formulieren op alfabetische volgorde kunnen leggen, mooi en foutloos kunnen schrijven, en geen kwartier over het invullen van een rijbewijs doen. Als je per ongeluk een schrijffout maakt dan is Leiden in last, want de bewijzen zijn vooraf genummerd en moeten stuk voor stuk worden verantwoord. Anders zou je natuurlijk als medewerker met een stapeltje roze papiertjes onder je truitje het pand kunnen verlaten en een eigen handeltje kunnen beginnen. Een fout kost geld, volgens mij zo rond de dertig gulden. Eerst wordt het grapje gemaakt dat het wel van je vakantieloon wordt afgetrokken. Toch doet men er alles aan om de schrijffout zo goed mogelijk te verhullen. De mannen die er werken zijn meestervervalsers, ze weten van een e toch nog een a te maken, een d ongezien in een t te veranderen. Gaandeweg krijg ik de techniek ook onder de knie. Met kleine mesjes en speciale gummetjes kun je een heleboel maskeren. Het geeft voldoening als de baas die aan het einde van de dag elk bewijs controleert, de schrijffout niet opmerkt.

Op woensdag 29 juli 1981 trouwt prins Charles met lady Diana Spencer. In de pauze tijdens het klaverjassen met de mannen kijken we naar het koninklijke huwelijk. De hele wereld zit aan de buis gekluisterd, het is het sprookjeshuwelijk van de eeuw. Hevig gesluierd betreedt Diana onder grote publieke belangstelling de St. Paul’s Cathedral in Londen. De meisjes van de afdeling becommentariëren haar trouwjurk en de lange sleep. Ze schatten die op een metertje of tien. Het duurt lang voordat de bruid bij het altaar is, waar Charles in zijn marine-uniform op haar staat te wachten. De jonge Diana is nerveus, bij het uitspreken van de geloften verwisseld ze het rijtje voornamen Philip Charles Arthur George van haar aanstaande man. Ons halfuurtje pauze is voorbij, we hebben voor alles een prikklok, maar de televisie blijft aan en zo zien we de rijtoer met de open koets door de stad. En de vluchtige zoen op het balkon van Buckingham Palace. Ik denk dat er die middag iets meer schrijffouten zijn gemaakt of pasfoto’s per ongeluk verkeerd op het document zijn vastgemaakt en dat het een ‘dure’ dag voor de provincie Drenthe is geweest. Heeft u een document van die datum waar twee ringetjes over elkaar zitten dan bent u de dupe van zo’n ongevalletje. Uw foto is losgeknipt en vervangen door de tweede foto die bij de aanvraag in het archief wordt bewaard. Er gaan dagelijks veel pasfoto’s door je handen, ze moeten beoordeeld worden op de juistheid (in de jaren ’80 mag je nog lachen) en ze moeten identiek zijn, met die automaten krijg je vier verschillende en die mogen niet. De opmerkelijke foto’s, hetzij qua schoon- of lelijkheid, passeren de gehele afdeling, sommigen komen met een kopietje op de verborgen eretribune te hangen als het snoepje van de maand.

In een volgende vakantieperiode mag ik de baliemedewerker vervangen. Dat houdt in dat je achter de zwaar gepantserde balie staat. Het contact met de mensen die hun aanvraag indienen of hun rijbewijs of paspoort direct komen halen, is erg leuk om te doen. Zeker de uitbundige vreugde van leeftijdsgenoten die zojuist hun rijbewijs hebben gehaald, is grappig om mee te maken. Toch krijg je ook te maken met lastige klanten. Als iemand met ongeldige redenen snel zijn identiteitsbewijs wil hebben of ontevreden is met de ontzegging van het rijbewijs door drankmisbruik. Dan ben je blij dat er zo’n stevig glaswerk tussen jou en de cliënt zit. Zo leer je je poot stijf te houden en niet toe te geven aan de vaak agressieve benadering. Het is jammer dat de wet op de identiteitsbewijzen wordt aangepast en de gemeente zelf verantwoordelijk is voor de afgifte van de identiteitsbewijzen. Daarmee komt een einde aan een erg leuk vakantiebaantje.

 

De perfecte tourfoto

Zondag 29 juli, rit 21

De strijd is gestreden. De afgelopen drie weken zijn we overladen met mooie beelden van het Franse landschap die allemaal zo op een ansichtkaart kunnen. Daar tussendoor rijden honderden wielrenners zich in het zweet om een gele trui, of eentje van een andere kleur, naar gelang de capaciteit en wensen, te bemachtigen. En de winnaar is Geraint Thomas. Een welverdiende overwinning van de Welshman. Hij mag zo de fles champagne voor zijn Skyploeg ontkurken. Een prachtig fotomoment.

Toch kijkt Volkskrantfotograaf Klaas Jan van der Weij met een andere blik. ‘Je moet oog hebben voor het moment. Je maakt lange dagen. Ik volg de ritten in mijn eigen auto en dan moet je kiezen wat je elke dag wilt schieten. Ehm… dus waar ga je staan, je kunt niet overal tegelijk zijn,’ zegt de fotograaf terwijl hij op de Champs-Elysées naar een geschikte plek zoekt. Hij wil niet de geijkte foto’s waar iedere sportkrant meekomt. Hij is trots op de foto van het handje van Sagan die hij in de eerste week maakte. ‘Het is een intiem beeld van een grootse Peter Sagan, die winnaar Fernando Gaviria vlak na de finish van de vierde etappe feliciteert. Sagan is gewoon zo leuk, die zit zo goed in zijn vel. Of hij nou wint of verliest, hij neemt het allebei even lief. Het is voor hem ook geen enkel probleem om Gaviria even te feliciteren. Van tevoren had ik bedacht waar iets zo kunnen gebeuren. Aan de finish komen ze langs de trap vanwaar we onze foto’s kunnen schieten. Er zijn drie plekken bovenaan, ik zorg dat ik er vroeg ben zodat ik boven sta. Dan kun je nog draaien. Jongens die een tree lager staan kunnen dat niet, want die kijken in onze buik. En ik stond met twee collega’s, we hadden van tevoren afgesproken dat we allemaal dezelfde kant op zouden draaien. En dan is het pam. Je moet het direct zien, erop richten en scherp hebben, dat handje van Sagan. Ja, dan is mijn dag wel geslaagd.’

In de buurt van de Arc de Triomph heeft Klaas Jan een uitstekende plek gevonden. Hier komen de renners achtmaal voorbij. Na al die jaren wordt het inmiddels wel iets minder spannend als ze eraan komen, want je weet hoe het allemaal gaat. Maar een licht verhoogde hartslag is er toch wel omdat je op dat moment niet denkt aan de 24 keer dat je hier al geweest bent, maar dat je een goede foto wilt maken.’

In de Alpen en de Pyreneeën heeft Van der Weij zich helemaal uit kunnen leven. ‘Het leuke aan bergetappes is dat je heel erg mooi in de natuur kunt fotograferen. Het landschap is sowieso heel erg belangrijk in mijn foto’s. Ik vind wielrennen echt een sport in de natuur, strijden tegen de elementen. Je bent erg afhankelijk van toeval omdat je nooit weet wat er precies gaat gebeuren. Het is altijd zo, zeker in de Tour, dat mensen op het allerlaatste moment gaan oversteken. Cameramensen voor je neus gaan staan, motoren stoppen. Dan slaat ineens in een fractie van een seconde alles om. Maar geen paniek en blijven kijken hè. Je moet geconcentreerd op de renners blijven en je moment kiezen… Ik vermoord ze wel achteraf, maar soms zijn dat soort sujetten een ongewilde mooie toevoeging aan mijn compositie. De onverwachte momenten kunnen naderhand goed uitpakken, terwijl je op voorhand denkt dat het verschrikkelijk wordt. Zoals Geraint Thomas die achter Tom Dumoulin aanrijdt in de bergen, de toeschouwer in het midden zorgt voor een mooi evenwicht.’

Van der Weij checkt zijn apparatuur. ‘Het gaat er niet om origineel te zijn. Je moet je ding doen, zoals je dat altijd wilt doen. Je manier van kijken, hoe je iets in beeld wilt brengen dat is het belangrijkste. Je ziet het, de betere plek geeft de meeste chaos, maar dat kan zich achteraf wel uitbetalen. Je moet snel bepalen wat je wilt maken, je krijgt geen tweede kans, ze zijn in een flits voorbij. Het mooie van de wielersport is dat je zo dichtbij kunt komen. Dat kan unieke beelden opleveren, die een mooi verhaal vertellen.’ Van der Weij staat op z’n plekkie, van hem mag de magische eindsprint beginnen, het heeft lang genoeg geduurd… #TDF2018

 

 

 

 

 

D-day

Zaterdag 28 juli, rit 20

Het regent licht in Saint-Pée-sur-Nivelle, het is iets voor zes uur in de ochtend. D-day. Tom Dumoulin kijkt uit het raam. Ook dat nog. De frustratie druipt van zijn gezicht. Hij is nog boos op de motorrijder die Roglic zijn voorsprong gaf. Tom staart voor zich uit. Wat als die spaak niet was gebroken, als ik die 20 strafseconden niet had gekregen, als ik de Giro links had laten liggen, als ik toch de aanval had ingezet en niet in het wiel van Geraint Thomas was blijven hangen? Hij zucht nog eens diep en doet met een ruk het gordijn weer dicht. Hij is er nog steeds ziek van.

Primoz Roglic ligt in zijn verduisterde hotelkamer. Het zachte tikken van de regen deert hem niet, het duurt nog 10 uur voordat hij de tijdrit van zijn leven moet rijden om zijn podiumplek veilig te stellen. Misschien kan hij nog wel een plaatsje klimmen. Hij verkeert in een overwinningsroes. Naast zijn koffer ligt de trofee die hij gisteren kreeg. Hij knippert nog eens met zijn ogen. Ja, het is echt waar.

Om twaalf uur start de tijdrit. Het is weer droog, 23 graden, ideaal fietsweer. De 31 kilometer tegen de klok tussen Saint-Pée-sur-Nivelle en het Frans-Baskische Espelette heeft een akelig profiel. Van golvend, stijgend tot muurachtig steil. Tijd voor lompe, brute kracht. Voor het wielerpubliek dat massaal langs het parcours staat is het een lange dag. Pas na de klok van vier wordt het interessant, de top tien van het klassement vecht voor de seconden die een plaatsje winst of verlies op kunnen leveren.

De rollerbank met daarop de speciale tijdritfiets is in de schaduw van de bus gezet. Om nog iets meer beschutting voor de warmrijdende renners te creëren zijn een aantal Sunweb parasols opgezet. Dumoulin heeft net de pers te woord gestaan en wil zich nu in alle rust voorbereiden op de tijdrit. De regenboogtrui zit strak om zijn lijf. Misschien gaat hem dat straks vleugels geven, want er moet een wonder gebeuren wil hij die 2 minuten en 5 seconden goedmaken op Thomas, die ook een goede tijdrijder is. Nee, hij voelt nog meer die Roglic in zijn nek hijgen. Is het ooit zo spannend geweest? Iedereen verwacht dat hij het maar even doet, immers de tijdrit is zijn geheime wapen en dit parcours is op zijn lijf geschreven.

Roglic heeft samen met zijn maatje Kruijswijk in de vroege ochtend het parcours verkend. Het loopt poef omhoog, een plateau in het midden en is veel keren en draaien, Primoz prent het allemaal in zijn hoofd. Samen met Frans Maassen hebben ze ook de video van de rit bestudeert. Je kan niet zeggen dat hij zich niet goed heeft voorbereid, mocht hij vandaag onverwachts door het ijs zakken. Tijdens zijn persmomentje heeft hij verklaart dat het een nieuwe dag is met nieuwe kansen, iedereen start weer vanaf nul. Hij is in ieder geval van plan zijn podiumplek te verdedigen. Primoz heeft er wel vertrouwen in. Alles is mogelijk vandaag. Op de rollerbank voelen zijn benen goed. Hij kan een potje hardrijden en hij heeft wel vaker een tijdrit gewonnen. Hij glimt, zijn sixpack priemt door het strakke tijdritpak, z’n gouden ketting met bedeltjes schommelt mee op de cadans. Hij pept zichzelf op met zijn lievelingsmuziek, de electropop van de Sloveense Lea Sirk. De koptelefoon zorgt ervoor dat hij zich nog even kan afsluiten.

Tussen de witte huizen in Espelette waar Dumoulin langs flitst, hangen de rode pepers te drogen. Nergens ter wereld wilden deze pepers wortelschieten. Behalve hier. Als dat geen omen is! Tom put er nog net dat kleine beetje extra energie uit. Staand op de pedalen zet hij aan tot de finish. Enkele minuten eerder is Roglic over de meet gekomen. Het intense schreeuwen van Maassen over de radio galmt nog na in zij oren, maar hij had geen peper in zijn reet nodig. #TDF2018

Heilig water

Vrijdag 27 juli, rit 19

De eerste zonnestralen staan op punt van doorbreken. Bij het heiligdom van Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes is het al een drukte van belang. Julien Vermote is vroeg opgestaan, hij is een diepgelovige West-Vlaamse jongen. Nu hij toch in Lourdes is wil hij een bezoek brengen aan de plek waar Bernadette Soubirous een aantal malen verschijningen van de heilige maagd Maria heeft gezien. Hij had verwacht dat hij zo door kon lopen, maar hij moet zich nu toch asociaal door de mensenmassa wringen, want hij moet op tijd terug zijn voor de koers. Hij omzeilt de vele nonnen, rolstoelen, krukken en bedevaartgangers die met hun eigen vragen en wensen naar het bedevaartsoord toe zijn gekomen. Maar de rij stuikt, hij moet noodgedwongen wachten. Vanonder zijn mooie wielertruitje van Dimension Data haalt hij een ivoren rozenkrans tevoorschijn. ‘Deze heb ik van mijn grootmoeder gekregen toen ze op sterven lag. Het was een zondag en ik moest koersen bij de beloften. Ze gaf het mee aan mijn vader, die het speciaal voor de start van de wedstrijd kwam brengen. Ik heb de koers gewonnen. ’s Avonds ben ik nog een uurtje bij haar geweest en toen is zij gestorven…’ Zijn hand glijdt bedachtzaam langs de roomwitte kralen. ‘Ja, voor mij is dat wel echt een speciaal moment en op deze manier is zij nog altijd bij me.’ Met het puntje van zijn tong wrijft hij over zijn onderlip. Aan zijn ogen zie je dat hij terug is bij dat emotionele moment. ‘Het is raar en dubbel… emotioneel zwaar, maar ook heel mooi dus… ehm… Dat zal ik nooit vergeten.’ Liefdevol hangt hij de rozenkrans weer onder zijn shirt. ‘Het heeft me ook kracht gegeven.’

Langzaam schuift de menigte op. Ter hoogte van het beeld van Bernadette slaat Julien Vermote een kruisje. Eindelijk staat hij voor een van de talrijke kramen waar geneeskrachtig bronwater tegen woekerprijzen verkrijgbaar is, maar hij heeft er die dertig euro wel voor over. Hij ziet het als een verjaardagscadeautje aan zichzelf, gisteren is hij 29 geworden. Vlug terug, zijn missie is geslaagd, nu de zware koninginnenrit naar Laruns nog.

Als kind had Vermote al een passie voor de koers en nu hij daar zelf aan mee mag doen, is dat het mooiste wat er is. ‘Ik heb wel het gevoel dat ik een engelbewaarder heb in de koers. Je hebt natuurlijk niet alles zelf in de hand. En als je zolang op de fiets zit – vijf, zes uur – dat je soms even verstrooid kan zijn, dan heb je weleens momenten waarvan je achteraf zegt ‘hier heb ik echt wel geluk gehad of ben ik goed beschermd geweest.’ Je moet er ook weer niet te lang bij stilstaan. Want voordat er iets gedaan kan worden moet je ook iets ondernemen, dus ik denk dat je vooral het leven moet leven en uiteindelijk valt alles wel ergens in z’n plooi. En nu heb ik straks heilig water voor onderweg, om die zware Tourmalet en Aubisque over te komen. Ik geloof er wel in.’ #TDF2018

Bikkel

Donderdag 26 juli, rit 18

Eén val en het klassement is om zeep. Bauke Mollema weet erover mee te praten. Met de onderkant van zijn handschoen veegt hij de druppels zweet van zijn spitse neus. Hij verbijt de pijn op de beklimming van de Col de Portet. ‘Het was afzien. Ik probeerde te overleven.’ Bauke vraagt meteen bij binnenkomst aan Steven de Jongh om een colaatje. Hij heeft moeten lossen toen het tempo te hoog lag omdat diverse renners waaronder Roglič en Kruijswijk om de beurt de aanval inzetten op Team Sky.

Zijn rug is nog steeds niet optimaal. Inmiddels zijn de blauwe plekken via paars diepgeel verkleurd, de erfenis van een val op een kasseienstrook in Noord-Frankrijk, anderhalve week geleden. Daarmee zag hij zijn kans op een goed klassement in stof opgaan. Met zijn hand steunend op de heupen loopt hij naar de ploegbus van Trek-Segafredo. Verplicht even uitrijden en de pers te woord staan. Er ligt een grimas op zijn gezicht. Het liefst gaat hij meteen naar het hotel voor een recupererende massage. ‘Ik had gehoopt dat het vandaag mee zou vallen, maar het doet nog behoorlijk pijn als ik op de pedalen ga staan. Het schrijnt als ik een sprintje moet trekken om de aansluiting te houden.’

Tweeëneenhalf uur later neemt Bauke plaats op de massagetafel. Het was filerijden om de Col de Portet af te komen. De soigneur Kenneth Van Impe helpt hem een handje bij het uittrekken van de wielerbroek en drapeert discreet een handdoek over Baukes witte billen. Hij wrijft zijn handen in met massageolie en begint aan het karwei. Een diepe zucht ontsnapt Mollema. ‘De klap is hard aangekomen en het herstel duurde langer dan ik had verwacht. Maar Kenneth en mijn osteopaat hebben wonderen verricht. Je weet dat je na zo’n val een aantal dagen erg stijf bent, maar ze hebben er alles aangedaan om me op de fiets te houden.’

‘Heb je wel eens gedacht aan stoppen?’ ‘Nee,’ zegt Bauke resoluut, ‘dat kun je maar één keer doen, ik wil Parijs halen en het liefs nog voor een verrassing zorgen. De laatste week zat ik een paar maal na een ontsnapping in de kopgroep en ben ik dichtbij een ritzege geweest. Maar dan is er nog altijd eentje beter. Ja, dat is wielrennen hè,’ zegt hij stoïcijns. Zijn frêle lichaam schudt heen en weer. Als de kuiten los gemasseerd zijn, is de gehavende arm aan de beurt. De masseur is extra voorzichtig met de dikke korsten op de schaafwonden.

‘Kun je wel echt herstellen als je elke dag zulke grote inspanningen levert?’ ‘Ja, ’s nachts! Ik kan gelukkig wel weer beter slapen, al ben ik geen zijligger.’ Stijf strekt Mollema zich uit en draait zich om op de smalle tafel, hij steekt zijn kop in de uitsparing voor het hoofd. Het is niet fijn maar nu volgt het lastige gedeelte. De masseur zet met zijn elleboog kracht op zijn onderrug. Mollema kreunt en verbijt de pijn. ‘In de afdaling van de Peyregudes ging Alaphilippe zo hard, dat alles in mij schreeuwde PyreNEEen. De masseur lacht. ‘Vanaf die merkwaardige pitstart wist ik al dat het niet mijn dag was. Ze gingen snoeihard die berg op. Er zat voor mij niks anders op dan in mijn eigen tempo net iets voor de bus naar boven te rijden.’

De masseur brengt verlichtende wondzalf aan op rug en arm. ‘Hopelijk gaat het morgen naar Pau iets beter,’ montert Kenneth de renner op. Met twee pijnstillers voor de nacht verlaat hij de massageruimte. Het lijkt alsof Bauke na z’n massage nog meer gebroken is. #TDF2018

 

 

Explosieve etappe

Woensdag 25 juli, rit 17

Team Lotto-Jumbo verkeert in een winning mood. Twee ritzeges met Dylan Groenewegen, die inmiddels alweer met zijn vader aan het trainen is op de snelweg naar Amsterdam en twee renners die op een voortreffelijke plek staan in het klassement (4 en 7). Het zwart in hun tenue wordt steeds geler. Antwan Tolhoek, het broekie in de ploeg, dat op het allerlaatste moment Stef Clement moest vervangen, komt samen met Primož Roglič terug van een intensief rondje warm rijden. Even de eerste kilometers van het parcours heen en weer. Ze begroeten Gesink en Kruijswijk uitbundig die als warming-up de rollers bijna uit de bank trappen.

Dat is nodig want vandaag wordt een explosieve dag! Na de start in Bagnères-de-Luchon moeten de renners meteen aan de bak. ‘Even erin komen is er straks niet bij, het is meteen gas erop. Het lijkt wel een race in de Formule1 vandaag,’ zegt Tolhoek handenwrijvend met een onvervalste Zeeuwse tongval. Daarmee slaat hij de spijker op z’n kop. Want de eerste twintig coureurs uit het klassement, mogen vandaag in een grid starten met Geraint Thomas in poleposition. ‘Roglič en Kruijswijk staan vooraan. Het is mijn taak om de jongens zo goed mogelijk over de drie forse bergen te helpen. Ik moet als een dolle naar voren rijden dus.’

Na nog geen honderd meter vals plat begint de beklimming van de Peyresourde. Het peloton sprint in een rotvaart de berg op. Iedereen wil vooraan zitten. ‘Ze rijden allemaal met hun hol open, het lijkt wel oorlog,’ schreeuwt Tolhoek, terwijl hij zijn makkers uit de wind probeert te houden die door de vallei waait. Gesink is naast hem komen rijden. Ze passeren de kapel van Saint-Aventin en ronden de bocht waar Froome vorig jaar het gras op reed en ternauwernood een aantal geparkeerde campers wist te ontwijken. Chris Froome doet wel vaker rare dingen op deze berg. In 2016 won hij de etappe over deze col door een aanval te plaatsen in de afdaling naar Luchon. Hachelijk zat hij voorover op zijn buis en trapte zelfs nog bij. Velen durfden niet naar zijn stunt te kijken.

Tussen de wolken verschijnen de skiliften van Superbagnès. Op de weg staan witgeschilderde aanmoedigingen voor Romain Bardet en Warren Barguil. Maar het is nauwelijks te lezen zo hard stuiven de renners erover heen. Een snelle afdaling brengt ze naar de oevers van het turquoise meer van Génos met zijn dertiende eeuwse kasteel. Dan begint een nog vinniger horde: de Col de Val Lour-on-Azet. De Sky-trein meent opnieuw het initiatief. Tolhoek kan goed volgen, al begint hij zijn benen wel te voelen. Hij monstert even zijn maten. De koppies staan nog goed. Vierhonderd meter voor de top rijdt Antwan zo in het rood dat zijn benen op ontploffen staan, maar hij wil door. Gelukkig is daar de afdaling naar Saint-Lary-Soulan. Het eindigt met een serie smalle haarspeldbochten door het plaatsje Azet. Gelukkig voor de doldrieste Julian Alaphilippe liggen er strobalen in de bochten.

Als toetje nog zo’n kuitenbijter. Het asfalt richting de skipistes van Espiaube is glimmend zwart, het is pas aangelegd. Ondanks de enorme verzuring weten de klassementsmannen van Lotto-Jumbo nog een versnelling in te zetten. Voor de jonge Antwan is het genoeg geweest. Hij laat zich afzakken naar de staart van het peloton. ‘Ik heb alles gegeven en ik ben heel blij dat ik de beide mannen zover heb kunnen brengen. Ik denk dat ik vandaag iedereen verrast heb en vooral mijzelf.’

Na krap twee uur komt de winnaar over de meet. Handen in de lucht, kwijl rond de mond, het shirt kletsnat. Het is een uitputtingsslag geweest. Twintig minuten later voegt Tolhoek zich bij zijn uitputte ploegmaten, maar een hartelijke knuffel kan er nog wel van af. ‘Sorry, ik was echt naar de kloten, ik kon niet meer.’ Roglič grijpt hem nog eens stevig vast. De Sloveen is sprakeloos, maar door zijn hoofd flits, wat die gast gedaan heeft is erg knap. Hij ging er vol voor. Blij dat we zo’n talent bij ons hebben. Ze kijken elkaar begrijpend diep in de ogen en trekken hun fiets op gang naar de tourbus voor een verfrissende douche. #TDF2018

Drie Movistars

Dinsdag 24 juli, rit 16

Rustdag bij team Movistar, de sfeer is uiterst ontspannen. Partners en kinderen mogen bij hun dierbaren op bezoek. In de binnentuin van het driesterrenhotel staat in de schaduw van een grote amandelboom een tafelvoetbalspel. De drie kopmannen spelen een partijtje tegen elkaar. Zij moeten met hun onderlinge kwaliteit in staat zijn Froome van de troon te stoten. Ploegleider Eusebio Unzué heeft de krachten gebundeld en hoopt met Landa, Valverde en Quintana het berekenende treintje van Sky in de soep te kunnen rijden. Tot nu toe is dit rijk gestoffeerde gezelschap echter nog zonder noemenswaardig resultaat.

Nairo Quintana geeft een flinke ruk aan de voetbalpook, de bal schiet tussen de gespieste houten voetballers door en rolt in het plastic doel. Alejandro Valverde was even niet bij de les. Goal! Nairo is de beste Colombiaanse wielrenner ooit, winnaar van de Giro en Vuelta, maar er zit toch een groot hiaat in zijn erelijst. Dit jaar is zijn voorbereiding anders geweest, hij heeft alles op de Tour gezet. Nu moet hij laten zien dat hij de status van kopman waard is. Hij voelt de druk.

Valverde brengt de bal weer in het spel. Zijn palmares in het wielrennen past nauwelijks in het Oude Testament, maar ook hij heeft nog nooit Parijs in het geel gehaald. Vorig jaar moest hij na één dag al zwaargehavend naar huis met een verbrijzelde knieschijf. Hij is goed, misschien wel sterker uit zijn blessure gekomen. Alejandro gelooft wel in een geel sprookje op gevorderde leeftijd (38 jaar, red.). De beide renners staan ingespannen voorover gebukt in hun loszittende korte broeken. Even een dag niet in dat strakke lycra. Het gaat er ruw aan toe. De bal vliegt tussen de poppetjes door. De winnaar van deze pot moet tegen Mikel Landa, die van beide ploeggenoten al een match gewonnen heeft. De stille Nairo gaat helemaal op in het spel, hij wil winnen. Valverde gooit er soms een Spaanse krachtterm tussendoor als hij de bal maar niet langs de verdedigende lijn van Quintana krijgt. Vliegen die op de geur van amandels afkomen, zoemen irritant om hun oren. Als Valverde het insect wegslaat, schiet Nairo de volgende bal erin. ‘Hijo de puta.’

De Colombiaan gaat fanatiek de eindstrijd aan met Landa. Die heeft nog nooit een podiumplaats in de Tour bemachtigd. Al was hij er vorig jaar een luttele seconde van verwijderd toen Romain Bardet net iets eerder over de meet ging bij een steile aankomst op Peyragudes. Mikel Landa is nieuw in de Movistarploeg. Hij was meesterknecht bij Sky en daarvoor bij Astana en wilde niet eeuwig in de schaduw van Froome of Aru blijven rondrijden. Nu kan hij zijn energie volledig kwijt bij zijn Spaanse ploeg. Hij wrijft zijn handen droog. ‘Kom maar op, kleintje,’ zegt de Bask plagerig tegen Nairo. Hij ruikt een overwinning. Voor het goede overzicht heeft hij zijn Oakley zonnebril opgezet. Binnen drie minuten rekent hij met het pittige klimmertje af. Winnaar overall. Hij krijgt de felicitaties van beide mannen. Zo moeten ze de komende week ook hun overmacht zien uit te spelen in de zware, lastige Pyreneeënritten. Het wordt tijd dat ze gebroederlijk laten zien wat er in hun machtige lijven zit. #TDF2018

 

Slaaphygiëne

Maandag 23 juli, rustdag 2

‘De Tour win je in bed’ is de gevleugelde uitspraak van Tourwinnaar Joop Zoetemelk. ‘Hij kan het weten,’ beaamt Robert Gesink. We treffen hem op deze rustdag in zijn hotelkamer waar hij in de koelte van de airco nog even een powernapje probeert te doen. Op het nachtkastje staat een wekker met langzaam sterker wordend licht. ‘Van de sponsor gekregen,’ grinnikt Gesink. ‘Ik slaap op een aangepast bed van Mline, dat overal mee naartoe gaat.’

In het huidige peloton wordt veel aandacht besteed aan de ‘slaaphygiëne’. Wat een vies woord eigenlijk, alsof de wielrenners met hun handen boven het laken moeten slapen, maar dat wordt er niet mee bedoeld. Ploegen besteden serieus aandacht aan een goed herstel van hun renners, daarbij is een goede nachtrust heel erg belangrijk. ‘We slapen met verduisterende gordijnen en mobiele airco, voor de juiste slaapkamertemperatuur. ‘s Avonds voor het diner krijgen we het verzoek om de thermostaat tussen de 16 en 18 graden te zetten; de ideale temperatuur om in te slapen.’

‘Het moeilijkste tijdens zo’n ronde is inslapen,’ legt Mathieu Heijboer (hoofd van de trainersstaf van Lotto-Jumbo) uit, die even bij Gesink komt buurten. ‘De finish is vaak laat, renners zitten nog vol adrenaline. Voordat ze de lichamelijke, maar vooral de geestelijke rust hebben gevonden om in te slapen, zijn ze zo een paar uur verder.’ Ploegen die meedoen aan de Tour de France slapen in door de organisatie aangewezen hotels. ‘Op matrassen die zijn ontworpen voor zakenmensen en toeristen,’ schampert Gesink. Vandaar dat ook Lotto-Jumbo over eigen, op maat gemaakte matrassen beschikt. ‘Je stuurt de renners toch ook niet met een tweedehandsfiets de bergen in?’ vult Heijboer aan. ‘Ruim voor de start van de Tour hebben we studie gemaakt van de hotels waarin de ploeg verblijft. Het liefst leggen we onze renners in kamers op de hoogste verdieping, op het westen, zodat ze ’s morgens geen brandende zon door hun ramen zien schijnen, en geen last hebben van wegrijdende auto’s op de parkeerplaats. En liefst zo ver mogelijk weg van de lift, zodat ze niet gehinderd worden door omgevingslawaai.’

‘Een goede slaap zorgt voor mentale rust’, stelt Heijboer. ‘Zodra onze renners gesloopt van hun fiets afstappen, hoeven ze zich niet af te vragen: waar kom ik terecht? Nee, ze weten: straks kan ik rusten in een perfect geprepareerde slaapkamer. Een slechte nachtrust is geen excuus meer om niet goed te presteren.’ Gesink trekt even zijn smalle wenkbrauwen op. ‘En die verduisteringsgordijnen zijn ook erg belangrijk. Bij slaap draait het om melatonine, een hormoon dat slaap reguleert op basis van licht. Als het lang genoeg donker is, wordt melatonine aangemaakt. Bij licht stopt de productie. Vandaar die gordijnen,’ besluit Heijboer. ‘Sommigen plakken zelfs het standby-signaal van hun tv nog af,’ zegt Gesink. ‘Je kan natuurlijk ook je boerenverstand gebruiken en de stekker eruit trekken. Ja, er is veel veranderd, vroeger nam ik alleen mijn eigen kussen mee.’

Samen met de hoofdtrainer verlaten we de hotelkamer en gunnen Gesink nog even zijn rust. Robert maakt van de gelegenheid gebruik en zet zijn koptelefoon op en zoekt op zijn mobiel de app Headspace met rustgevende oefeningen. # TDF2018