Dossier Alarm

 

Een aantal seizoenen heb ik samen met een enthousiast team het SBS6 programma ‘Dossier Alarm’ gemaakt. Daarin volgen we een dag lang een bepaalde hulpdienst om te laten zien wat hun werk is. Zo is er een goede band met Defensie opgebouwd en krijgen we de mogelijkheid om de inzet van de Koninklijke Luchtmacht te filmen in Albanië tijdens de Kosovo-oorlog. Ik ben de gelukkige die de verslaggeving en regie mag doen. We moeten snel handelen want morgen vertrekt vanaf Eindhoven een Hercules met een hulptransport en daarmee kunnen we meevliegen naar Tirana. Je moet dan een ENG-team samenstellen, dat zijn de camera- en geluidsman. Nu is het altijd prettig om met een vertrouwd team te werken waarmee je persoonlijk ook een klik hebt. Dat team wordt door productie geregeld, ze weten je voorkeuren en houden daar zoveel mogelijk rekening mee. ‘Jan, je cameraman is oké.’ Ik ben in m’n nopjes en vergeet te vragen wie het geluid doet. ’s Avonds pak ik m’n koffer in als de telefoon gaat. ‘Heb jij deze geluidsman aangevraagd?’ vraagt de bevriende cameraman. ‘Nee, hoe zo, wie is het?’ ‘Geluidsman X.’ ‘Ken ik niet, nog nooit meegewerkt.’ ‘Nou we moeten er maar het beste van hopen,’ is de conclusie van de cameraman. Vroeg in de ochtend verzamelen we bij het facilitaire bedrijf en pakken onze apparatuur in. Ik merk al snel wat de cameraman bedoeld. Jammer, want we zullen toch een weekje met z’n drieën in Albanië moeten werken. De vaste verslaggever van het RTL-nieuws in Albanië neemt een paar dagen vrij nu zijn redactie heeft begrepen dat er een ploeg uit Nederland komt. Het is de bedoeling dat ik zijn taak voor de komende week overneem. Als de pleuris uitbreekt en er zijn Nederlandse militairen bij betrokken, moet ik daarvan live verslag doen. Daarom zit er een net overhemd en stropdas in mijn koffer. En ik krijg een satelliettelefoon mee, zodat ze me altijd kunnen bellen. In alle vroegte komen we in Eindhoven aan, waar de bemanning druk bezig is de hulpgoederen in de Hercules te laden. De trip begint goed, want de cameraman is zijn paspoort vergeten en dan komen we nergens. Dus zijn vriendin komt met spoed het kleinood brengen. Als we compleet zijn, nemen we plaats tussen de goederen en krijgen gehoorbeschermers op, want het geluid van het vrachtvliegtuig is oorverdovend. Rond het middaguur landen we op het vliegveldje van Tirana.  Meteen word ik bij mijn arm gepakt. ‘Ben jij Jan?’ ‘Ja.’ ‘Nou wij staan een klein eindje verderop klaar om jullie met de Chinook naar Kamp Holland te vliegen’. ‘Hartstikke mooi, maar ik moet eerst nog even het uitladen van de hulpgoederen filmen en iemand van de UNHCR interviewen. Hebben we daar nog tijd voor?’ ‘Jazeker, de zon schijnt, kom maar als je klaar bent!’ Als ik mijn materiaal voor het item over de hulpgoederen verzameld heb, melden we ons bij de Chinookmannen. Ze trappen een balletje met hun Amerikaanse collega’s. De bal is een geïmproviseerde dikke prop papier. Vliegen met een Chinook is een belevenis. Het is niet mijn eerste vlucht, maar wel de eerste keer in een crisisgebied. De cameraman en ik kennen de dril wat we moeten doen in een noodsituatie. De loadmaster legt hem kort aan de geluidsman uit, omdat hij nieuw is. Een klein half uurtje later landen we op de basis, onze verblijfplaats voor de komende dagen. We slapen in een oude fabriek die deel uit maakt van het kamp. Het voelt als thuiskomen. Ik herken de dekbedden van de Koninklijke Luchtmacht, blauw met een groenig streepje. De contactpersoon waarschuwt ons voor schorpioenen die ‘s nachts in je schoenen kruipen. Ik denk dat het een grap is, het zal niet de eerste keer zijn dat ze een camerateam even uit willen testen. Maar gelukkig schud ik toch plichtsgetrouw iedere ochtend mijn schoenen uit, voordat ik mijn voeten erin steek. En ja hoor daar valt een schorpioen voor me op de grond. Ik kan een gilletje nog net onderdrukken. We moeten een aantal items maken. Een over het dagelijkse leven van de jongens en meiden in het kamp en het werk dat ze hier doen. Ik kies een aantal hoofdfiguren uit die we de komende dagen zullen volgen. Als we buiten het kamp gaan, krijgen we een aantal zwaarbewapende brede jongemannen mee. Zeker in de hoofdstad Tirana is dat geen overbodige luxe. De wet van de sterkste geld hier. Met de satelliettelefoon hou in de producente op de hoogte van mijn verrichtingen. Ik hoop dat het rustig blijft aan het front, zodat ik niet m’n overhemd hoef aan te trekken. Ze vraagt me wel om naast de militaire items ook een onderwerp over de vluchtelingen en de hulpverlening te draaien. Natuurlijk het liefst met een Nederlandse inbreng. Ik hoor dat een Wageningse landbouwstudent zijn dagelijkse werk op een agrarisch bedrijf heeft gestaakt en de loods en de boerderij beschikbaar heeft gesteld voor de opvang van Kosovaren. Ik neem via een hulporganisatie contact met hem op en hij vindt het goed dat ik een dag naar hem toe kom met de camera. ‘Maar hoe ga je hier komen?’ vraagt hij, ‘we zitten 300 kilometer van Tirana en met een auto of taxi reizen is niet veilig. Vorige week is een team van de BBC gegijzeld en beroofd van hun spullen.’ Ik vraag de commandant om hulp. Misschien dat hij een veilige manier weet om het bergdorp te bereiken. Nu wil het toeval dat hij overmorgen naar een legertop moet in Macedonië en dat een van de Chinooks hem daar naartoe zal vliegen. Als ik een grasveld regel in het dorp kunnen we mee. De jonge student zegt dat er een voetbalstadion is waar we kunnen landen. Ik heb een deal. Laat in de middag cirkelen we een paar maal boven het dorpje om te bepalen of het stadion veilig is om te landen. Door het kabaal is het dorp gealarmeerd. Met name de lokale jeugd komt massaal naar het voetbalveld, want ze hebben in de gaten dat dit groene monster met twee rotoren daar gaat landen. Je voelt je de Rolling Stones op tournee. Ik heb nog nooit zo’n onthaal gehad. Maar het is levensgevaarlijk. De kinderen naderen de helikopter te dicht en de bemanning moet ze met de wapens op afstand houden. Vlug verlaten we de Chinook met de afspraak dat we morgen om vier uur lokale tijd weer op deze plek staan om opgepikt te worden. Verschijnt er geen helikopter dan is de top uitgelopen en moeten we noodgedwongen nog een dag in het dorp blijven. De jonge hulpverlener staat ons op te wachten en neemt ons mee naar het geïmproviseerde vluchtelingenkamp. Wat ik daar zie is schrikbarend! In de loods zijn met plastic en stokken kamertjes gemaakt waarin de gezinnen verblijven. Het zijn vooral oude mannen en vrouwen en moeders en kinderen. Hutjemutje op elkaar gepakt. Met de hulpverlener als tolk probeer ik de trieste verhalen vast te leggen. Wat een ellende! Af en toe heb ik oogcontact met de cameraman en met een simpel knikje begrijpen we van elkaar dat we genoeg materiaal hebben verzameld voor een item van acht minuten. De volgende dag stipt om één minuut voor vier horen we het kenmerkende Chinookgeluid in de verte over de bergen aanzwellen. Opnieuw loopt het dorp uit, als een lopend vuurtje gaat het door de straten: Dutch Television wordt weer opgehaald. Kleine jongens rennen krijsend voor ons uit. De dingen die ik in de afgelopen vierentwintig uur heb gezien, zullen me altijd bijblijven en ik hoop echt dat ik nooit voor oorlogsgeweld op de vlucht hoef, zoals deze Kosovaren.

Re:Tour

RE:TOUR

Om de afkickverschijnselen tegen te gaan een kleine terugblik. Het was leuk om een dagelijkse beschouwing vanuit de Tour te verzinnen. De wedstrijd die is bedacht om het publiek te vermaken en jongensdromen in vervulling te laten gaan. De wielersport is rijk aan verhalen en als ze er niet zijn dan spreken we onze verbeelding aan. Dank Fabian Cancellarra, dat je me op dit idee bracht. Ik feliciteer Chris Froome met zijn vierde overwinning. Ik hoop dat de champagne je goed heeft gesmaakt. Doe je wattagemeter de hartelijke groeten. Jammer dat Peter Sagan zo vroeg uit de wedstrijd werd gezet. Zo’n kleurrijk figuur is erg dankbaar om over te schrijven. Genoten heb ik van de groene glans van Marcel Kittel, zeker omdat hij ook zo supergeil Nederlands spreekt, vooral als hij verkouden is. Maar de grote jongensdroom, die uit kwam, is natuurlijk Dylan Groenewegen. Hij sloot de Tour op een indrukwekkende manier af. Hij ging vroeg aan, maar jongens, hij deed het. Zijn blauwe schoenen met witte sokken kwamen als eerste over de meet op de Champs- Elyssées. Wat een legendarische overwinning! Op het moment dat Dylan het podium beklom stond er een grote felle regenboog hier aan de hemel. Ik dank de fanclub van Greg van Avermaet, een dag in de Tour was nog nooit zo gezellig. Het is nog lang onrustig geweest in café De Sloef. Robert Gesink succes met je herstel. Blij dat ik de ingeving had dat nummer 8 bingo moest zijn. Je zult door je val nog even strak in je vel zitten, maar je hebt bewezen dat je altijd terug knokt in je eigen tempo. Nairo Quintana, luister naar je vader, probeer je krachten niet te overspelen, want zo wordt het tweemaal net niet! Misschien is een ploegwissel een goed idee. De jongens van Hilaire van der Schueren verdienen een pluim. Iedere dag was er wel een coureur die zijn kunnen en de sponsornaam aan de wereld toonde. En Hilaire was zo verstandig om soms te zeggen: ‘Jongens vandaag effen niet!’ Jammer dat het nu net rit 12 moest zijn. Christian Prudhomme die wildcard voor 2018 moet opnieuw naar Wanty-Groupe Gobert. Zij zorgden voor de aanval in de lange saaie aanloop naar de finale. Thierry Gouvenou, denk daar nog maar es over na aan de tekentafel. Aru, arrivederci! Froome steekt zijn…hand naar je op. Ik hoop dat de berg in de Alpen, de Col du Galibier over zijn minderwaardigheidscomplex heen komt, dat het graf van generaal De Gaulle met rust wordt gelaten. Tony Martin, jij was de hoop in bange tijdritdagen. Ik geniet elke keer als jij de ‘pantzerwagen’ met je turbo dijen in beweging zet. Helaas het mocht niet zo zijn. Scheisse. Thomas Voeckler, chouchou, geniet van je kinderen nu je er tijd voor hebt, voordat je het weet zijn het pubers en rijden ze ook bekken trekkend voor het peloton uit. Tenslotte Mark Cavendish die op het Isle of Man zit -of heb jij inmiddels ook een huis in Monaco?- jammer van dat sleutelbeen. Waarom moet je ook altijd in de kleinste gaten duiken? In deze serie had ik graag over je capriolen geschreven. Et merci a vous, met liefde heb ik mijn nachtrust ingeleverd. Ja, de Tour is afzien. Hopelijk heeft het een glimlach op je gezicht gebracht. En denk je er nog eens aan als je op de Champs-Elyssées loopt, of één van die andere toeristische hoogtepunten bezoekt die de afgelopen weken op het scherm voorbijkwamen. @taalmens #TDF

Champagne

Zondag 23 juli 2017 rit 21

De Champs-Elyssées is ontruimd, aangeveegd en van dranghekken voorzien. De kasseien glimmen en de Arc de Triomphe kleurt geel. De 167 overgebleven coureurs zijn onderweg naar de hoofdstad. Vanochtend zijn ze met het vliegtuig uit Marseille vertrokken. Ze starten in Montgeron, de startplaats van de allereerste Tour in 1903. De champagne ligt koud in de koelbox en kan straks ontkurkt worden. De robocops van Sky begeleiden schouder aan schouder Chris Froome in de maillot jaune naar Parijs. Hopelijk zijn de Fransen vandaag iets vriendelijker. Het past niet om hem zo uit te fluiten. De 104de editie was een sprintersval, sorry bal, met een handvol overwinningen van Marcel Kittel. Zijn deelname zorgde voor een lach en een traan. Helaas moest hij door een lullige val naar huis. Daar kan hij nu nadenken over de interne concurrentie binnen zijn ploeg. Fernando Gaviria won vier sprints in de Giro. Rond wie wordt de sprinttrein van QuickStep Floors volgend jaar gebouwd? Of kunnen er twee hengsten op stal staan? De Columbiaan kan ook klimmen en dat is nu juist het minpuntje bij Kittel.
De Tour is beslist, de truien zijn verdeeld. Er resten nog enkele vragen: kan LottoNL-Jumbo nog voor ‘n stuntje zorgen in de onvermijdelijke massasprint op de Champs-Elyssées? Houden ze het droog in de lichtstad of wordt het glibberen over de kasseien met de kans dat er op de laatste dag nog het vermaledijde DNF* achter iemands naam komt te staan.
De Fransen doen er weer toe in hun eigen grote ronde. Ze kunnen terugkijken op vijf mooie dagen met Franse ritwinnaars. Klimt het cyclisme uit het diepe dal sinds Bernard Hinault? Romain Bardet blijft gelukkig nog net met één nagel aan het podium hangen. Zijn gebarsten lippen aan de start van de tijdrit waren een voorbode, wat zag ‘het kind van het vaderland’ er gebroken uit. Warren Barguil heeft de bolletjestrui. Goh, die glimlach zat vast op zijn gezicht geplakt toen hij het Stade Vélodrome binnen reed. Of wist hij al dat hij 20 duizend euro op zak had als winnaar van de prijs voor de superstrijdlust. Ploegmaat Michael Matthews draagt de groene trui. Daarmee heeft Sunweb een schitterende tour verreden. Simon Yates mag trots zijn op de witte trui. Hij volgt zijn tweelingbroer op. Hopelijk knoopt de Australische jongeling er een mooie wielercarrière aan vast.
Er is ook altijd een sneu randje aan z’n laatste dag. Wie eindigt onderaan in het algemene klassement en krijgt de dubieuze eer ‘De Rode Lantaarn’ te mogen dragen? Diegene is spreekwoordelijk het achterlicht van het peloton. Het is een van die mooie ongerijmdheden uit de prachtsport die wielrennen is. Geen enkele sporter zal aan een wedstrijd beginnen om laatste te worden. Maar in een rittenkoers van deze allure kan die positie juist publiciteit opleveren en dus geld. We weten nog wel dat Kenny Hummel (2009, red) alle aandacht naar zich toe trok, door elke bergrit blazend en puffend boven te komen. Ver achter alle renners aan als de eenzame fietser die net sterk genoeg was om de bezemwagen te verslaan. ‘Kamikaze Kenny’ werd hij genoemd. Dit jaar is de beurt aan Luke Rowe, what’s in a name. Opmerkelijk, een teamlid van Froome die met een achterstand van dik vierenhalf uur, ongeveer een etappe later, binnen komt. Of hoort dit ook bij de Sky tactiek?
De zon gaat onder achter de Arc de Triomphe, iedereen heeft zijn rechtmatige truitje met bijpassend bloemstuk. Ploegmaats geven elkaar nog een laatste groepsknuffel. Morgen beginnen de rondjes om de plaatselijke kerk en kan het afzien, het zweet en de pijn van de afgelopen drie weken te gelde worden gemaakt. #TDF2017   *Did Not Finish

Pantzerwagen

Zaterdag 22 juli 2017 rit 20

Tony Martin zit met een handdoek om zijn nek op zijn speciale tijdritfiets voor de bus. Zijn shirt is halfopen. Voor de Duitser is het vandaag een erg belangrijke dag. Hij hoopt vurig revanche te kunnen nemen voor de vierde plek tijdens de eerste tijdrit. Graag had hij de gele trui in eigen land om zijn schouders gehangen. Martin had zijn vier wereldtitels in het tijdrijden zo willen inleveren voor dat ene moment. Als hij eraan denkt wordt hij nog kwaad op zichzelf. ‘Als ik die bocht iets scherper had aangesneden, als ik niet zo benauwd was geweest om te vallen…als…’ Misschien was de druk te groot. De op de muziek van Kraftwerk geïnspireerde fiets heeft hem geen extra vleugels gegeven. Met een achterstand van 8 seconden kwam hij in Düsseldorf onder de tijdmeting door. Nu krijgt hij in de havenstad Marseille een herkansing. Tony wentelt de trappers nog eens feller rond. Het zweet gutst tussen de pedalen. Z’n halskettinkje wiebelt met zijn cadans mee. Harder, harder, harder… De afgelopen weken is hij niet vlekkeloos door Frankrijk gekomen. Gehavend en bepleisterd trok, beulde en sleepte hij voor de sprinter van Katusha-Alpecin, Alexander Kristoff, zoals alleen hij kan knechten. Even gloorde er in de verte een etappezege, maar de finish was te ver. Tijdrijden is een van de mooiste disciplines in het wielrennen, maar ook een van de zwaarste. In een tijdrit ben je helemaal op jezelf aangewezen en kun je je niet verschuilen achter de rug van een andere renner. Het is een race tegen de klok en de verzuring in je benen. Daarom gaan renners op zoek naar de meest aerodynamische positie. Niks laten ze aan het toeval over. Ze rijden met futuristische helmen die in Space Odyssee van Stanley Kubrick niet zouden misstaan. Hijsen zich in strakke tijdritpakken en verschijnen zelfs met kleine bobbeltjes op de bovenarm, alles om in de windstroom maar milliseconden te winnen. Ze plakken hun achterwiel dicht. De benen zijn extra gladgeschoren en ze dragen hoesjes over de schoenen. Het is tijd om naar het platform te gaan. De drijfnatte handdoek geeft hij aan zijn Russische verzorger. De rits gaat toe. Nog eenmaal checkt hij onderweg de versnellingen. Een bevallige jongedame houdt zijn zadel vast terwijl hij super geconcentreerd wacht onder de Tissotluifel. Een hand met vette vingers verschijnt voor zijn zonnebril. Cinq, quatre, trois, deux, … Los gehts, alles muss rausch Pantzerwagen, alles….#TDF2017

Touristiek

Vrijdag 21 juli 2017 rit 19

De tour zit er bijna op, er zijn nog 169 mannen in koers. Met 222,5 kilometer is het vandaag de langste etappe. Vanuit de uitlopers van de Alpen naar de Provence, bekend om zijn lavendelvelden en wijngaarden. De start is in Embrun. Een aantal jongens groepeert zich meteen na het verlaten van de metropool in de ‘bus’. Ze hoeven geen klassement meer te verdedigen, hun knechtrol is uitgespeeld. Sommigen willen morgen een goede tijdrit neerzetten en sparen nu de benen. Enkele grapjassen spelen voor lokale gids, want de tour is immers naast een sportwedstrijd ook een grote pr-campagne voor Frankrijk. Daarom willen steden als Utrecht, Düsseldorf en in de toekomst Brussel ook zo’n Grand Depart organiseren. Om hun stad of regio te ‘verkopen’ aan de miljoenen televisiekijkers. ‘Wist je dat dit gebied het kleine Nice van de Alpen wordt genoemd?’ vraagt Guillaume van Keirsbulck aan zijn Wanty ploegmaat. ‘Nee, waarom?’ antwoordt Backie (Frederik Backaert, red) ‘Om het zachte en zonnige klimaat. Op die hoge rots daar is een militaire vesting. Zo kon het Franse leger de vallei van de Durance makkelijk bewaken.’ ‘He lekker dat meer daar.’ Mike Teunissen, de blonde rijder van Sunweb wringt zijn fiets tussen de beide renners. ‘Ja als je nog puf hebt kun je in augustus mee doen aan de L’Embrunman, een lange afstand triatlon. Dat is een van de zwaarste in de wereld met 3800 meter zwemmen in het koude water van het meer van Serre-Ponçon, 188 kilometer fietsen over de Col d’Izoard, waar we gisteren tegenop ploeterden en het eindigt met een marathon waar ik het aantal kilometers maar niet van zal noemen,’ antwoordt Guillaume. ‘Nee, dank je niks voor mij. Ik zal blij zijn als ik thuis ben, dan kan ik na drie weken de koeien weer melken,’ zegt Backie. De mannen zitten zo te kletsen dat ze niet goed op hun voorganger letten. Met een forse klets liggen de drie tegen het asfalt. Gelukkig weinig bijkomende schade, alleen wat krasjes. De bus neemt meteen een plaspauze. Altijd lastig om het zaakje fietsend uit de broek te krijgen, maar nu hebben ze de tijd. Zo kabbelt het gezelschap verder door het glooiende landschap. De gemiddelde snelheid zal rond de 38 kilometer per uur liggen. De buschauffeur houdt wel de tijdslimiet in de gaten, want ze willen Parijs halen en niet door de wedstrijdleiding twee dagen daarvoor uit de tour worden gezet. Ze rijden tussen de olijfbomen. In de verte zien ze op de heuvel het Château de l’Emperi liggen. Het centrum van Salon-de-Provence. ‘Zeg wat is er eigenlijk zo bijzonder aan dat kasteel?’, vraagt Backie aan z’n alleswetende maat. ‘Het dateert uit de 12e en 13e eeuw en was de residentie van de aartsbisschoppen van Arles. Je raadt nooit wie de bekendste inwoner van Salon is?’ Backaert: ‘Geen flauw idee. Brigitte Bardot?’ Van Keirsbulck: ‘Nee, Nostradamus heeft hier de laatste jaren van zijn leven doorgebracht. Zijn woonhuis is als museum ingericht. De arts en ziener uit de 16e eeuw ligt begraven in de Saint-Laurentkerk in Salon.’ Als de bus over de streep komt, zetten de commentatoren hun koptelefoons af en kunnen eindelijk een luchtje scheppen. In de cabine hangt een muffe zweetlucht. Het was weer een lange warme dag #TDF2017

Tourarchitect

Donderdag 20 juli 2017 rit 18

Thierry Gouvenou buigt zich over de tafel. Overal liggen topografische kaarten. Terwijl de Tour nog in volle gang is bereid hij het parcours voor volgende jaar voor. Vier jaar is hij nu technisch directeur van de ASO. Hij is achter Christian Prudhomme de tweede man in de Ronde van Frankrijk. ‘Als u een route uitstippelt waar houdt u dan rekening mee?’ De wielerjournalist Filemon Wesselink pakt zijn blocnote. ‘We zoeken een start- en finishplaats, steden die daarvoor willen betalen. Dan kijken we naar de beste route tussen die twee plaatsen. We letten daarbij op de veiligheid van de renners. Want als het op een sprint aankomt, proberen we alle gevaren weg te nemen, zodat de renners de ruimte hebben. Daarnaast kijken we of het logistiek mogelijk is om er met de grote karavaan te bivakkeren. De Tour is een wereldevenement, met veel publiciteit, media, sponsoren en toeschouwers. Daar moet wel plek voor zijn. We hebben bijvoorbeeld te maken met 2300 journalisten verdeeld over 100 tv-stations en 70 radiozenders. Die moeten allemaal in het technische dorp passen.’ Gouvenou neemt een slok latte macchiato. ‘Dit jaar is de Col d’Izoard een aankomstplek. De bergtop is al 34 keer bedwongen. Veel overwinningen zijn hier veilig gesteld (Henri Pélissier, Fausto Coppi, Eddy Merckx, red.) maar misschien nog wel meer dromen weggevaagd. De Col d’Izoard is een lastige berg. Wij duiden zo’n col steevast aan als een beklimming buiten categorie. Altijd passeerde de karavaan het beroemde ‘maanlandschap’. Voor het eerst is er nu op de top een finishlijn getrokken. We hebben lang gediscussieerd of het mogelijk is om het hele circus daar plaats te laten nemen. We hebben moeten schikken, maar vandaag gaan we zien of het een juiste keuze is geweest.’ Opnieuw een slok latte. ‘U bent voormalig profwielrenner (7 tourdeelnames, een groot coureur was hij niet, red.). Kiest u voor een route die u zelf graag zou rijden?’ ‘Nee, dat kan niet. Mijn favoriete wedstrijd is de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix, maar dat soort offroad trajecten kan ik niet steeds opnemen. Ik houd persoonlijk ook van lange routes, 250 kilometer of meer, maar dat is niet meer zo gebruikelijk.’ ‘Nee’, valt Filemon in, ‘dat is ook de kritiek op u. De etappes zijn te lang, te saai en de afdalingen te gevaarlijk.’ Gouvenou heeft er wel een verklaring voor. ‘Soms moeten we om veiligheidsredenen een lus maken in de route en dan komt er zo 40 kilometer bij’. ‘In de afdaling van de Mont du Chat gingen Richie Porte en Daniel Martin hard onderuit.’ ‘Het klopt dat er steile beklimmingen en lastige afdalingen in zitten. Maar de mentaliteit van de renners is veranderd de laatste tijd. Ze gebruiken de afdalingen nu om een gat te slaan. Ze nemen veel meer risico’s dan een paar jaar terug.’ Bovendien vindt Gouvenou dat de renners zich meer moeten aanpassen aan de omstandigheden. ‘Een Formule 1-coureur zal zijn auto afstemmen op het weer en het parcours. Dat doen wielrenners nooit. Ze hebben ook een eigen verantwoordelijkheid.’ Thierry Gouvenou raakt een beetje geïrriteerd door de vragen van de Nederlandse wijsneus. ‘Maar over het algemeen genomen moet ik zeggen dat de Tour goed verloopt en de uitdagingen die we in het parcours hebben bedacht komen uit!’ ‘Fietst u nog?’ vraagt Wesselink om de gemoederen een beetje te bedaren. ‘Ja, de organisatie van de Tour is fascinerend en geeft me veel voldoening, maar ik mag graag nog een rondje rijden rondom Parijs, waar ik woon. Per jaar toch nog wel 5000 kilometer.’ #TDF2017.

Col du Calibier

Woensdag 19 juli 2017 rit 17        

De Alpen in de zomer. Het is bijna niet voor te stellen dat ik, de Col du Galibier, in de winter met een metersdikke laag sneeuw bedekt ben en dat er duizenden mensen op ski’s en snowboards langs me razen. Op zich is het een mooie tijd, maar die fleurige figuren met hun idiote brillen verstoren zo wel mijn winterslaap. Ik ben natuurlijk mooier als de sneeuw is gesmolten, de weides beginnen te bloeien, de geiten en de koeien met hun bellen mij gaan beklimmen. Tot mijn vreugde zie ik dan weer wandelaars, wielrenners en mountainbikers die een van mijn talrijke zijden proberen te bedwingen. En nu vandaag de Tour. Ik wist het, al een paar dagen zijn die witte campers niet van mijn flanken te slaan. Gelukkig sta ik dit jaar op het programma en niet die eigenwijze kale Mont Ventoux. Mooi dat Froome daar vorig jaar zijn fiets verloor en hysterisch als Forrest Gump verder liep. Dat filmpje domineerde dagen het toernieuws. Zo kwam die rood-witte toren op de Ventoux er zelf bekaaid van af. Net goed die Mont Ventoux krijgt te veel eer, er worden te veel boeken over geschreven en bedevaarten naar haar georganiseerd. O ja, die Nederlandse berg, Alpe d’Hoeveel, doet dit jaar ook lekker niet mee! Nee, vandaag is het mijn dag. Ik ben een klassieker. Ik wacht op die gazelle Warren Barguil in zijn bolletjestrui. Wat een mannetje is dat zeg. En dan die pretogen in dat smalle koppie. Zou het hem vandaag lukken om deze bergetappe te winnen? Hij was er in Chambery een bandbreedte van verwijderd. Och, die arme jongen. Ik heb ook een traantje gelaten. Gelukkig maakte hij dat in Foix goed. En ik heb van zijn stalknecht Ten Dam gehoord, die ook bij dat Sunweb zit. Volgens mij is hij weleens eerder gepasseerd. Respect man, die vent kan niet stoppen. Met snot uit alle openingen, beide knieën open, hij stompt gewoon door. ‘Podium of jodium’ zegt ie toch? Weet je wie ik een beetje mis? Andy Schleck, ook zo’n prachtige klimmer. Wij hadden wel een klik met elkaar. Het was een trieste dag toen de voormalig Tourwinnaar in een persconferentie bevestigde dat hij door fysieke problemen een punt moest zetten achter zijn loopbaan. Liefdevol sprak hij bij zijn afscheid over zijn solo-aankomst op mijn col. Met ruim vier minuten voorsprong kwam hij binnen. Jammer dat Andy Schleck de Tour net niet van Cadel Evans kon winnen. En ik weet hoe het voelt om een eeuwige tweede te zijn! #TDF2017

Ravitaillering AG2R

Dinsdag 18 juli 2017 rit 16

Op het marktplein aan de Rue des Capucins van Le Puy-en-Velay lopen enkele zwaarbepakte pelgrims die op weg zijn naar Santiago de Compostela. Verstoord in hun rust kijken ze naar de coureurs die zich verzamelen voor de start. Een soigneur van AG2R La Mondiale opent de klep van een reusachtige koelbox. In de kofferbak van zijn auto worden tachtig strak gerangschikte bidons zichtbaar. Die met een rode stip op de dop bevatten water, in die zonder zijn mineralen, glucose en fructose opgelost. Er zijn smaakjes: appel, bosbessen, rood fruit. De verzorgers annex fysiotherapeuten – de taken lopen bij AG2R in elkaar over – zijn er klaar voor. De zestiende etappe is met 165 kilometer over plattelandswegen naar Romans-sur-Isere een redelijk korte rit. Het wordt opnieuw een hete dag, met temperaturen royaal boven de 30 graden. Een half uur voordat het peloton zich in gang trekt, rijden fysiotherapeute Sylvie Troka en teamarts Eric Bouvat over het parcours Le Puy-en-Velay uit, de kofferbak vol drinkbussen. Op de achterbank liggen negen eetzakjes, staan een ton gevuld met ijs en twee reservewielen – je kunt nooit weten wanneer die nog van pas komen. Ze hebben een goed humeur, het gaat uitstekend met de ploeg van de bruine broeken. Zeven renners binnen de top 50 van het klassement. Enkele kilometers voor Saint-Victor, halverwege de route, zoeken ze een goede plek voor de ravitaillering. De zon brandt onbarmhartig op een onbestemd stuk asfalt vlak voordat de afdaling begint. Het is nog een uur wachten op de renners. ‘Hier lijkt het niet echt op te lopen.’ ‘Misschien is het vals plat. Het is wel wat makkelijker als ze niet te hard rijden.’ ‘Er is lekker veel ruimte.’ ‘Hoe zit het met de wind?’ Ze hangen alvast de zakjes, de zogeheten musettes, aan het rek op de auto. Later zullen ze er rijstcake en twee bidons bij stoppen. De motor blijft draaien, de airco houdt de dranken koel. Het is voor de buitenstaander altijd een hachelijk moment: de renner die de zak grijpt. Volgens de soigneurs gaat het eigenlijk altijd goed; dit zijn profs, die weten wat ze doen. In het hengsel zit een knoop. Vlak daaronder zullen ze hem straks vasthouden, tussen duim en gestrekte wijsvinger. De renner heeft dan de ruimte om de zak te grijpen. Bouvat: ‘Het is belangrijk dat de zak stil hangt.’ Troka: ‘Je moet heel even meegaan met de arm. Loslaten doe je vanzelf.’ Er zijn ook gewoonten. Bouvat zet zijn zonnebril af. Dan heeft hij oogcontact met de naderende renner. Troka houdt de zonnebril juist op. Anders moet zij de ogen toeknijpen tegen licht. Dan ziet ze niet scherp. Het klapperende geluid van de helikopter kondigt het peloton aan. Ze trekken teamshirts aan. De arts stelt zich als eerste op, met vier zakjes aan de arm. De fysiotherapeute staat vijftig meter verderop, zij heeft er vijf. Het is in enkele oogwenken voorbij. Uit de voor het oog amorfe gedaante van het langsrazende peloton maken zich ineens renners los en schieten op de soigneurs af. Er wordt niks gezegd. In korte tijd staan ze met lege handen. ‘Was Alexis de eerste?’ ‘Nee, Romain.’ ‘Dat kan niet. Ik had Romain.’ ‘En Jan? Die had ik!’ ‘Ik heb Cyril helemaal niet gezien.’ Bouvat: ‘Het is ook lastig. Er komen ineens 175 man op je af.’ Troka: ‘Pas laat zie je wie het is.’ ‘Gelukkig kan je Oliver niet missen in zijn mooie Belgische kampioenstrui.’ Voldaan stappen ze in de auto en rijden naar de eindstreep. Het is belangrijk dat de renners direct na binnenkomst eten en drinken. (De laatste 20 kilometer mogen ze geen bidon meer krijgen, noch van de ploegwagen, noch van het publiek, red.) Een coureur komt geheid met flinke tekorten over de finish. Bouvat draagt een rugzak met schone kleren, water en frisdrank. Cola is populair bij de jongens. Rogier Latour, goed in het jongerenklassement glipt nog even bij zijn ouders langs, die wonen om de hoek. Alexis Vuillermoz moet naar de dopingcontrole. Het wordt toch nog een lange dag voor hem. Na drie uur wachten en twee pilsjes kan hij uiteindelijk zijn plas in leveren bij de controleurs. # TDF2017

Vive le velo

Maandag 17 juli 2017 rustdag

Ondanks de rustdag blijft het mediacircus op volle toeren draaien. Je zal maar geen wielerliefhebber zijn. Dan zijn dit zware weken. Voor hen die afkickverschijnselen vertonen omdat er vandaag geen etappe te zien is: kijk die van gisteren nog es, want goh… wat was dat spannend! Alle babbelprogramma’s op radio en tv gaan gewoon door. Zelf volg ik met smaak in dit ruime aanbod ‘Vive le Velo’ met Karl Vannieuwkerke. De Belgen brengen in hun meereizende talkshow boeiende tafelgasten en goed gekozen rubrieken. Gisteravond hadden ze last van een muggenplaag. Waarop Karl uitriep: ‘Er moet hier ergens een lijk liggen.’ Dramatisch beter dan de windvlaag die in de ‘De Avondetappe’ voorbijkwam. De makke van dit programma – Dione de Graaff alleen aan tafel is een verbetering- is dat door de aanwezigheid van de vaste analisten het een herkauwen is van de nabeschouwing direct na de etappe en het Tourjournaal. Dat is jammer ze blijven in de malaise van de dag hangen. In ‘Vive le Velo’ vinden ze net even een andere invalshoek naast die onvermijdelijke terugblik. Er is meer aandacht en ruimte voor emoties -misschien een direct gevolg van de ziekte van Karl enkele jaren terug- en ze doen met Maarten Vangramberen meer moeite om de winnaar van de dag aan hun tafel voor het hotel te krijgen. Terwijl Herman van der Zandt op het parkeerterrein van de bussen met een gast van lager allooi zit opgescheept. Hij doet het overigens op locatie goed en zorgt voor de komische noot. De Belgen mogen dan jaloers zijn op de Rebus, zij hebben het gesigneerde truitje van de daggast voor een goed doel. België is een wielernatie. Misschien dat daardoor het niveau hoger ligt. Wij kennen alleen de Amstel Gold Race en dat is eigenlijk een verkapte Waalse Klassieker. Alleen als Rob Harmelink bij Dione aanschuift kan er wat gaan gebeuren. Net zoals de revelatie Stef Clement in het commerciële ‘Tour du Jour’. Onbevangen, direct, duidelijk, goede teksten, inhoudelijk en niet met de handrem erop. Een beetje dezelfde rol die Maarten Tjallingii met enthousiasme op radio 1 vervuld. Blonk ‘Tour du Jour’ de voorgaande jaren uit in jolijt, daar zijn ze nu ten koste van de kijkcijfers meer op de journalistieke toer gegaan. Iets meer sport en minder kroeg. Dat is voor de gemiddelde RTL-7 kijker misschien nog even wennen. Al wordt dit programma uit kostenbesparing juist vanuit een kroeg in Breda uitzenden. Voor alle uitzendingen geldt dat ze zitten te smachten om Hollands Glorie. Zo’n Johnny Hoogerland die met zijn kont in het prikkeldraad terecht komt is voor Johnny zelf uiterst vervelend, maar voor de media een zegen. Daarom wrijven eindredacteuren zich in de handen als een nuchtere jongen uit Zuidhorn voor een onverwachte stunt zorgt. #TDF2017

Wattage

Zondag 16 juli 2017 rit 15

Samen met mijn baas ben ik momenteel hoog in de bergen. Het is constant klimmen en dalen. Gelukkig heeft hij zijn gele trui weer terug en ik mijn hoesje in dezelfde kleur. Da’s lekker behaaglijk, want er staat best een windje. We zijn bezig met de slotklim van deze etappe, de Col de Peyra Taillade, een smerige kuitenbijter. Ik ben het computertje aan zijn stuur. Tegenwoordig wil men het wielrennen herleiden tot grafieken, waarden en eenheden. Data zijn steeds belangrijker in het peloton. Iedere renner weet precies hoe lang hij met welke hartslag, welk wattage kan trappen. Ik meet het vermogen van mijn baas, vergelijkbaar met de pk’s van een auto. Iedere renner duwt met een bepaalde kracht op de pedalen, een vermogen dat wordt uitgedrukt in watt. Via het crankstel van de fiets wordt bij elke trap precies gemeten hoeveel kracht de renner levert, bij welke hartslag, snelheid en trapfrequentie. Mijn eigenaar kan direct over mijn data beschikken. Ter vergelijking: 250 watt is het vermogen van een ezel die een kar trekt. Dit wattage wordt als regulier beschouwd voor de gemiddelde mens; 800 watt is nodig om een wasmachine te laten draaien. Mijn eigenaar trapt nu 5.. oh oeps dat mag ik niet verklappen. Alleen hij en zijn trainers hebben er toegang toe. Zij beschouwen mij als beroepsgeheim. Ik zou te veel over hun trainingstechniek verraden. Tegenwoordig ben ik zijn gids. Niet zijn benen, maar de cijfers op mijn teller vertellen hem hoe hij zich voelt. Daarom is zijn blik zelden naar voren gericht en bijna altijd naar beneden, naar mij. Zo ziet hij niet hoe betoverend mooi het landschap van Aubrac is. Nou ja dat vertel ik hem vanavond op de hotelkamer wel. Wedden dat hij de ‘burons’, die herdershutten niet heeft opgemerkt. Of die wolf die stiekem naar ons keek. Ik noem hem gekscherend een ‘vermogensmaniak’ en ik geniet ervan dat ik hem van informatie mag voorzien. Hoe meer vermogen er wordt geleverd, hoe sneller mijn eigenaar de berg opklimt. Snapt u nu waarom ik ‘classified’ en ‘topsecret’ ben? De laatste maanden zijn er hackers actief die proberen de trainingsgegevens aan mij te ontfutselen. Ik heb daarom nog maar een antivirusmiddel geslikt. Niet lekker maar ja het dient een goede zaak. Ik betwijfel of die hackers iets met mijn informatie kunnen, maar ‘better safe than worry’. Het zal nog wel een tijdje duren voordat mijn data voor iedereen toegankelijk is, of op uw (televisie)scherm af te lezen. OK, genoeg geluld, ik moet weer aan het werk, mijn baas wil een update.  #TDF2017