Gift

Samen met een collega bereiden we een tv-programma voor en voeren veel gesprekken met betrokkenen en doen de nodige research. Op een dag bezoeken we een grote instelling en daar zullen we de gehele dag in de archieven verblijven. Rond het middaguur begint de inwendige mens op te spelen en we gaan op zoek naar de bedrijfskantine. In alle rust hebben we ons onderzoek kunnen doen, maar nu blijkt dat we niet de enige mensen zijn die in dit gebouw actief zijn. Noodgedwongen sluiten we achter aan in een lange rij. We pakken een tray en maken een keuze voor de lunch. De broodjes zien er verleidelijk uit. De geur van soep en frituur dringt onze neus binnen. Het is moeilijk om te kiezen. Langzaam schuiven we met de buit richting kassa.

‘Mag ik uw pasje even?’ vraagt de dame als ze de dingen op mijn tray heeft aangeslagen.

Ik wil mijn pinpas pakken, maar ze schudt met haar hoofd. ‘Nee, uw bedrijfspas, graag.’

‘Die heb ik niet, ik werk hier niet, dat wil zeggen ik ben vandaag te gast in het archief.’

‘Dan moet u contant betalen,’ is de kille conclusie vanachter de balie.

Ik heb geen munten of papiergeld bij me en kijk naar mijn collega. Die moet me echter teleurstellen. Hij heeft ook geen cash bij zich. Vervelend, nou. ‘Er is waarschijnlijk geen geldautomaat waar ik kan pinnen?’ probeer ik nog.

‘Drie straten verder op.’

We overleggen hoe we dit gaan aanpakken. Wie gaat geld pinnen? Maar dan wordt de soep en het broodje kroket koud. ‘Mogen we straks betalen?’

De dame raakt geïrriteerd door het oponthoud. Terwijl we nog staan te bakkeleien hoe we dit onverwachte incident gaan oplossen, groeit de rij achter ons met eveneens hongerige mensen die niet begrijpen waarom de rij stokt. Een eindje verder in de rij bemoeit een man zich met het voorval.

‘Zet maar op mijn rekening, Annie.’ We draaien ons verbaasd om. Dat is alleraardigst, want dan is het oponthoud voor nu opgelost. Als de man merkt dat mijn collega met hetzelfde probleem zit, mag ook hij gebruikmaken van het aanbod. ‘Harstikke bedankt, u krijgt het bedrag zo van ons terug.’

Gegeneerd zoeken we een plekje in de overvolle kantine. Ik houd de man die zo vriendelijk was voor ons te betalen in de gaten waar hij gaat zitten om straks de schuld bij hem in te lossen. Met een beetje vertraging nuttigen we onze lunch, die opeens iets minder lijkt te smaken.

Dan loop ik naar de man die ons eten heeft voorgeschoten. Ik bedank hem nogmaals allerhartelijkst voor zijn hulp, en vraag waar ik hem straks in het gebouw kan vinden.

‘Waarom?’ vraagt hij.

‘Nou, dan kan ik u zo meteen het geld teruggeven.’

Maar de man weigert pertinent het aanbod. ‘Geen sprake van, dat krijgen jullie van mij.’

‘Dat kan ik niet aannemen en het is helemaal niet nodig, we hebben wel geld alleen niet contact bij ons, dus ik ga zo even pinnen en dan krijgt u het van mij terug.’

‘Dat hoeft niet.’

‘Jawel, ik sta bij u in het krijt.’

Hij wil er niks van weten en praat op een gegeven moment met zijn collega’s verder, alsof het hiermee afgedaan is.

Ik ben een beetje van mijn stuk gebracht. Met de staart tussen mijn benen druip ik af. Ik leg aan mijn collega uit wat de uitkomst van het gesprek is, en ook hij schudt met zo’n hoofd. ‘Aardig, maar dat had echt niet gehoeven.’

Als we uitgegeten zijn rest ons niks anders dan de lege tray naar de daarvoor bestemde trolley te brengen. Bij het verlaten van de kantine steek ik nogmaals als dank mijn duim op in de richting van de gulle gever. Hij ziet het niet eens.

De gehele middag houdt de gift me bezig. Wat een ruimhartig gebaar. De man was zo behulpzaam, maar met alle liefde hadden we het geld terugbetaald. Je voelt je bijna schuldig, een soort van profiteur. Het is moeilijk om zo’n vriendelijke geste te accepteren. Een gift van een onbekende aan onbekenden. Het is erg verwarrend en het kost me veel moeite om me weer op de research te concentreren. Bij wijze van spreken voel ik het geld in mijn zak branden. Ik blijf maar denken hoe ik hem kan bedanken.

Geef een reactie