In de voetsporen van Tom

Aan de ontbijttafel in het hostel in Cork valt hij me voor het eerst op. Een lange blonde jongen die een stapel boterhammen naar binnen werkt waar je u tegen zegt. Eten als een slootgraver, zoals mijn vader altijd zegt. Zijn aanwezigheid slaat in als een bom en bij al mijn toeristische bezigheden tijdens die dag moet ik continu aan hem denken. Steeds komt dat beeld weer boven: zinnelijke lippen die een lenig gespierd lichaam voeden.

Twee dagen later sta ik met de Vagebond – mijn trouwe groene rugzak – op het station op de bus te wachten naar Dingle en wie komt daar fier aangelopen: de blonde broodverslinder. Meteen ben ik een en al onrust. En wat blijkt van alle bussen die je kunt kiezen stapt hij ook in die naar het schiereiland. Mijn hart slaat over, ik laat me verleiden om op de achterbank van de bus plaats te nemen, waar hij is gaan zitten. Drie lege zitplaatsen scheiden ons. Zo onopvallend mogelijk bekijk ik hem. Hij heeft een koptelefoon opgezet. Het zweet breekt me uit. Daar zal hij mede debet aan zijn, maar ik ontdek ook dat onder de achterbank de motor van de bus verstopt zit die de nodige hitte afgeeft. Zal ik ergens anders gaan zitten? Nee, ik wil bij hem in de buurt blijven en contact proberen te leggen. Tuurlijk merkt hij dat ik vaak naar hem kijk. Hij schuift de koptelefoon in zijn nek en zegt: ‘Hey man, how you’re doing?’

‘Fine. And you?’

De eerste stap is gezet. Hij heet Tom en praat met een zangerige stem. Nog mooier is het om hem later Duits te horen spreken, want hij komt uit Oostenrijk. Deze taal past nog beter bij zijn stem. Inmiddels zit er nog maar één stoel tussen ons en zijn we geanimeerd met elkaar in gesprek. Als we in Dingle uitstappen is duidelijk dat we gezamenlijk in hetzelfde hostel zullen overnachten. Ik heb gereserveerd, hij is op de bonnefooi, maar in het kleine hostel aan de haven is gelukkig nog wel plek voor hem. We overnachten in dezelfde kamer, omdat de vrouw denkt dat we samen reizen. Ik vind het meer dan prima.

Ik spreek met Tom af dat we ’s avonds op kroegentocht zullen gaan en de uren kunnen me niet snel genoeg voorbijgaan. Ik zweef door het pittoreske Ierse haventje. De boottocht naar de plaatselijke attractie Fungie, de dolfijn, maakt weinig indruk, want ik ben steeds met mijn gedachten bij mijn blonde kamergenoot.

Beiden opgedoft in een fris T-shirt verlaten we rond negen uur het hostel en hoppen van kroeg naar kroeg. De zon strijkt gouden licht over de kleurige gevels van de pubs. Op Green Lane belanden we zonder het te weten in de beroemdste kroeg van Dingle. Buiten zijn me wel een aantal bijzondere tegels opgevallen, maar ik had er niet veel aandacht aan geschonken, afgeleid door mijn aangename gezelschap.

Achter de lichtblauwe gevel en de twee ramen van Dick Macks zit een bijzondere kroeg verscholen. Alle pubs in Ierland hebben hun eigen charme, maar hier drink je het hemels vocht, Guinness of whiskey, tussen schoenen en laarzen die overal in de schappen verspreid liggen. We leggen contact met de Dinglenaars en horen dat dit een pub annex schoenwinkel is. Al snel volgt het verhaal waarom de kroeg ook naam heeft gemaakt. Het schiereiland Dingle is meerdere malen het decor voor een filmopname geweest. The Playboy of the Western World, Ryan’s Daughter met Robert Mitchum, maar ook Far & Away met Tom Cruise en Nicole Kidman. En deze Tom waar ik sinds zijn dansscene in Risky Business https://youtu.be/G2UVsyVLLcE een zwak voor heb, blijkt hier aan deze zelfde toog te hebben gestaan om een drankje te drinken. Mijn avond kan niet meer stuk. Zijn naam staat op een van de walk of fame-tegels voor de deur.

We worden prettig dronken en na sluitingstijd waggelen we elkaar ondersteunend richting hostel. Mijn waarnemingsvermogen is op meerdere niveaus beneveld en ik ben blij ons hostel te hebben bereikt. Door het tuinhekje lopen we naar de voordeur. Het duurt wel lang voordat we de deur geopend hebben, maar dan klinkt de gewenste click en de toegang schiet open. We stappen naar binnen. Als ik de trap op ga om naar de kamer te gaan, denk ik nog wel hier klopt iets niet. Alles lijkt ruimer en groter geworden. Een man in nachtkleding verspert de weg en zegt streng: ‘What are you boys doing in my house?’ Ik kijk de man verschrikt aan. Dan besef ik dat dit helemaal niet onze hostel is. Hoe zijn we hier binnengekomen? Met de nodige dronken gestamelde excuses verlaten we het pand. Buiten vallen we elkaar in de armen en kunnen alleen maar giechelen alsof we naast dronken ook high zijn. Foolish boys. We strompelen vijftig meter verder naar de juiste deur.

De volgende ochtend word ik met een houten kop wakker. Op het bed naast me schijnt de zon door een kier in het gordijn op de adonis die zijn roes ligt uit te slapen. Zijn blonde beharing licht aanlokkelijke op, evenals zijn uit het lood geslagen sixpack. Hoofdpijn en ander ongemak houdt me tegen, anders… Over twee uur vertrekt mijn bus naar Galway. Voor het eerst heb ik geen zin om verder te reizen. Ik tuur nog eenmaal door mijn zware oogleden om van het goddelijke uitzicht te genieten.

Geef een reactie