Noodgedwongen verhuizen

Een ingrijpende gebeurtenis kan levens op z’n kop zetten. Op een vroege herfstochtend voelt mijn moeder zich niet lekker. Ze heeft de hele nacht al last van vage pijnklachten, griepverschijnselen. Pijn in de borststreek. Ze denkt dat ze het aan haar hart heeft. Mijn vader- noodgedwongen kenner van hartklachten- stelt haar gerust. ‘Heb je last van benauwdheid, kortademigheid en uitstraling van de pijn naar de armen? Nee, nou meissie kom dan maar weer lekker naast me liggen. Je zult wel een koudje gevat hebben.’

Gelukkig heeft mijn moeder de tegenwoordigheid van geest enkele paracetamols te nemen en bij het krieken van de dag toch maar de huisarts te bellen. Die constateert een ernstig hartinfarct en met gillende sirenes wordt ze naar het ziekenhuis in Groningen gebracht om haar direct te dotteren. Met een tweede ambulance gaat mijn vader er achteraan, zijn hart is van slag. Overmand door emoties, hoe kan dat nou, zijn vrouw is nooit ziek en nu ineens dit?

Een memorabel weekend volgt waarin de verwachting is dat mijn moeder het niet zal halen, we nemen afscheid van haar, maar ze geeft zelf aan: ‘Als jullie denken dat ik doodga, dat gevoel heb ik zelf niet.’ En ze heeft gelijk gekregen. Tegen alle medische verwachtingen in herstelt ze van haar ernstige en bijna fatale hartinfarct.

Maar de situatie in Bovensmilde verandert, ze kunnen er niet meer samen blijven wonen, want mijn moeder zorgde altijd voor mijn vader en het is wel duidelijk dat ze daartoe niet meer in staat is. De resocialisatiedame in het ziekenhuis wil mijn vader op laten nemen in een verzorgingshuis terwijl mijn moeder revalideert. Daar stemmen we niet mee in, want ik weet uit ervaring als we toestemmen om die twee gescheiden ergens op te laten nemen, het in een later stadium erg moeilijk is om ze weer samen onder een dak te krijgen. Ik besluit tijdelijk bij ze te gaan wonen totdat er een goed onderkomen is gevonden voor hen samen. Dat is nog niet eenvoudig, er moet maar net plek zijn in een zorgcentrum en je wilt ze ook niet te veel uit hun sociale omgeving losweken.

De Vijverhof in Assen heeft een tweepersoonskamer, die eigenlijk dient als een tijdelijke crisisopvang, maar op de medische indicatie van mijn vader mogen ze daar samen komen wonen. Het is even wennen, van een vrijstaand huis en redelijke zelfstandigheid naar een stad, acht hoog. Wel een prachtig uitzicht over de landerijen en de stad. Bij de bezichtiging zakt mijn vader in de gang van uitputting op een stoel. Hij schudt met zijn hoofd. ‘Het ruikt hier merkwaardig,’ is het enige wat hij uit kan brengen.

Begin november kunnen ze er terecht, dus is er werk aan de winkel. Wat willen ze meehebben aan huisraad en wat kan er mee? Dan kom je erachter wat mensen in hun leven aan spullen verzamelen en dat je het terug moet brengen naar het strikt noodzakelijke. Mijn moeder probeert ondertussen op krachten te komen, de heisa gaat een beetje langs haar heen, lijkt het wel. Ze bemoeit zich (wonderbaarlijk) niet met de verhuizing en het inpakken. Mijn vader toont af en toe verzet. Als ik hem ’s avonds na een dag samen spullen uitzoeken naar bed breng berust hij in de verhuizing en de verkoop van het huis, om de volgende morgen als ik hem uit bed help te zeggen dat hij er nog eens over nagedacht heeft en niet gaat verhuizen. Hij bekrachtigt het met zijn helblauwe ogen. ‘Geen denken aan dat je me hier weg krijgt, niet anders dan tussen zes plankjes.’ Een nieuwe dag van argumenteren dat het noodzakelijk is en er geen andere oplossing bestaat, is aangebroken. Op een gegeven moment moet je maar doen alsof de klacht en -de eigenlijk wel te begrijpen wens- niet gezegd is. Het zal helaas moeten, dat beseft hijzelf ook wel.

Begin november gaan ze over naar het appartement in de Vijverhof. Ik blijf ’s avonds in het halflege huis slapen. De volgende ochtend tref ik ze samen aan het ontbijt. Voorzichtig peil ik de sfeer. ‘Het is dat de zusters ons hier zo goed opvangen en allemaal zo vriendelijk zijn,’ zucht mijn vader, ‘maar ik was vannacht in staat om terug te lopen naar Bovensmilde.’ Gelukkig is de overredingskracht van het personeel dusdanig dat hij zich aan de nieuwe situatie heeft overgegeven. Samen hebben mijn ouders er nog ruim anderhalf jaar gewoond, en het langzaamaan tot een eigen, vertrouwd stekkie gemaakt.

Geef een reactie