Surprise op de zilveren bruiloft

Mijn ouders zijn vijfentwintig jaar getrouwd. In het diepste geheim worden de voorbereidingen voor het feest getroffen. In de garage zijn we onder melkenstijd druk bezig met een ereboog voor het zilveren bruidspaar. De boog komt bij de voordeur en is opgebouwd uit oude melkbussen, dennengroen en papieren roosjes. De heuglijke dag is op een zondag, maar het grote feest staat gepland op vrijdagavond in het bijgebouw van de kerk.

Het is een spannende week voor mij. Ik heb eindexamen VWO gedaan en wacht op de uitslag. Woensdag moet er geen telefoontje van school komen, want dat betekent dat ik niet geslaagd ben. Nu ben ik niet bang dat ik het niet gehaald heb, maar je weet het maar nooit. Economie 1 is mijn zwakke schakel en daar heb ik de laatste maand hard aan gewerkt door alle oude examenopgaven van de afgelopen jaren te oefenen. De vlag kan uit, want ik ben geslaagd. De diploma-uitreiking is op dezelfde avond als het bruiloftsfeest, dus mijn diploma kan ik helaas niet persoonlijk ophalen omdat ik samen met mijn zus ceremoniemeester ben voor het feest.

Er is een feestgids gemaakt met liederen, anekdotes en mopjes. Familie en vrienden mogen een bijdrage leveren aan de feestvreugde. Eén van mijn talrijke tantes heeft een grote verrassing in petto. Als het feestgedruis in volle gang is vraagt zij het woord en er verschijnt een enorme doos op het podium. Mijn vader heeft de eer het cadeau te mogen uitpakken, nadat hij het volgende gedicht heeft voorgelezen:

‘Gazon maaien doe je menig uur. Een motormaaier vind je wel wat duur. Daarom dit milieuvriendelijke apparaat. Altijd staat dit ding paraat. Geen benzinewalm die het milieu verpest. Alleen maar goede en verse mest. De stank valt echt wel mee. ’t Is gelijk een varkensplee. Toch is het niet te hopen, dat je hem gaat consumeren of verkopen. Mocht dit toch gebeuren. We zouden het zeer betreuren. Hij zal je werk heel veel verlichten. Dat wensen je schoonzus en je nichten.’

Als het papier van de doos is verwijderd komt er tot zijn grote verwondering een uiennet uit waarin een jong geitenbokje rondspringt. De grap is dat we om de boerderij veel gras hebben dat bijgehouden moet worden. Niet alleen om het woonhuis, maar ook in de boomgaard met appel-, peren-, pruimen- en kersenbomen. Op een verjaardagsfeest was mijn vader aangeraden om geiten te gaat houden, die het grasveld voor hem bij zouden kunnen houden. Mijn vader zag dat helemaal niet zitten… en hij heeft een zoon die met de handmaaier het gazon kan maaien. Geiten daar beginnen we niet aan, die stinken.

Hoewel het zwaard van Damocles boven het hoofd van het arme diertje hangt, gaat de bok aan het einde van het feest mee naar de boerderij. Hij is nog klein, maar groeit als kool. En we noemen hem: Jodokus. Hij helpt mij met het kort houden van het gras rond de boerderij, al moet hij wel aan de stik komen te staan, want hij is een veelvraat, die ook de bloemen van mijn moeder verorbert of de kersenbomen kaalplukt. En wat de stank betreft daar heeft de veearts wel een methode voor. Bij een toevallig bezoek wordt Jodokus vastgehouden door mijn vader en maakt de arts een kleine incisie, zodat hij geen penetrante geur meer kan verspreiden. Ik zie het arme beest nog staan terwijl hij net van zijn mannelijkheid is beroofd. Hoelang Jodokus als grasmaaier heeft gediend weet ik niet meer, mijn vader ging uiteindelijk over op een elektrische maaier. Ik denk dat de geitenbok ons gezelschap heeft gehouden tot de boerderij zeven jaar later verkocht werd.

 

Geef een reactie