Wonen boven café de Tap (2)

Het samenwonen is geen succes, karakterologisch liggen we mijlenver uit elkaar en het idee om de gehele ruimte gezamenlijk te bewonen zorgt voor irritatie. Na de kerst besluiten we dat ik de ruimte op de eerste verdieping neem en hij de bovenverdieping. Dat werkt al beter want dan zitten we niet op elkaars lip. Een storend dingetje: ik moet door zijn slaapkamer om bij de douche te komen. Maar daar valt voor mij mee te leven.

Verder bevalt het wonen boven de Tap me uitstekend. Het kan zeker in het weekend nogal luidruchtig zijn. Als je op de wc zit kun je letterlijk de kroeggesprekken volgen, en ook het geluid van de muziekinstallatie dreunt lekker door. Bij mooi weer kun je meegenieten van het dronkenmansgelul op het terras, maar ik stoor me er niet aan en heb er geen last van. Je moet je er gewoon voor afsluiten. Je kan er weinig aan veranderen en als je je eraan gaat ergeren dan loopt de emmer gauw vol. Het biedt de mogelijkheid om je eigen geluidsinstallatie soms op vol volume te zetten als je daar even zin in hebt.

Wonen boven een kroeg heeft nog een bijzonder voordeel: met het echtpaar heb ik de afspraak dat ik als ik nachts nog wat wil drinken, ik gebruik kan maken van de drankvoorraad in de bar, als ik de fles of het krat maar weer aanvul. Ik kan via mijn eigen hal in de kroeg komen. Omgekeerd kan dat ook, dus er staat weleens een wildvreemde in de keuken op zoek naar het toilet of iemand die gewoon een beetje de weg kwijt is. Maar echt alles went, zelfs een dronken vent.

Voor de zomervakantie geeft mijn huisgenoot er echt de brui aan; hij heeft een andere woonruimte gevonden waar ik niet rouwig om ben, maar dat betekent dat ik wederom op zoek moet naar een nieuwe medebewoner. Op een ochtend krijg ik een telefoontje van een mevrouw uit Harderwijk. Ze heeft via studentenhuisvesting te horen gekregen dat ik een medebewoner zoek voor de zolder. Ik leg uit hoe de situatie is en ze zegt dat ze belt voor haar zoon die de sociale academie gaat doen, maar op vakantie is gegaan zonder zich zorgen te maken over z’n huisvesting en zij neemt de vrijheid om het voor hem te regelen. Ik frons mijn wenkbrauwen. Hmm… een moederskindje, iemand zonder eigen initiatief. Is dat wel een goed idee? Maar de moeder is enthousiast en vraagt of ze deze week even mag komen kijken. Ik stem toe en maak een paar dagen later kennis met haar. Ze vindt de bovenverdieping perfect en zegt dat haar zoon een zolderdier is, hem zal deze ruimte zeker bevallen. We tekenen het huurcontract, ik houd wel m’n hart vast, wat ga ik nu weer beleven? Ze krijgt de sleutel mee, zodat als hij terug van vakantie is, zelf kan komen kijken. Zijn ouders hebben inmiddels zijn spullen al gebracht en de kamers ingericht.

Eind augustus ga ik een weekendje naar Bovensmilde, en als ik op zondagavond laat terugkom met een lading aardappelen, groenten en fruit uit de tuin van mijn ouders, brandt op de bovenverdieping licht. Terwijl ik de trap oploopt hoor ik iemand gitaar spelen. Ik berg eerst de meegebrachte groenten op en loop dan door naar boven. Het gitaarspel stopt, ik klop op de deur en iemand roept: ‘Binnen.’ Mijn nieuwe huisgenoot. We komen er al snel achter dat we ons beiden zorgen hebben gemaakt om de moedersdeal. Hij dacht hoe kan ze nu een ruimte bij een theologiestudent huren? Dat zijn toch stoffige types, die de gehele dag op hun neus in de boeken zitten, niet uitgaan en zeker niet drinken! Het ijs is meteen gebroken als ik hem een biertje aanbied. Het is het begin van een erg plezierige periode van twee jaar huisgenoten zijn. En zo zie je maar weer dat je soms onbedoeld een vooroordeel kunt hebben.

Zoals bij het betrekken van de woning is afgesproken wordt elke maand de vereiste vijfhonderd gulden aan de bar afgerekend. Ook als de kroeg inmiddels een nieuw echtpaar als eigenaar heeft gekregen. De jongens van boven zitten gewoon bij het huurcontract in. Het is een maandelijks ritueel op de eerste dinsdagavond van de maand. Een relatief slappe avond in de kroeg met meestal de vaste kroegtijgers. Mijn huurbaas wil graag dat ik die avond een tijdje lang aan de bar blijf hangen om de standaardverhalen aan te horen en zelfs aan te wakkeren. Een soort sociale functie en een luisterend oor, zodat hijzelf even een paar uurtjes zijn handen vrij heeft om de drankboekhouding te doen en niet naar het ouwe bekende geleuter hoeft te luisteren. Ondertussen ken ik na een paar maanden ook wel mijn pappenheimers, maar het blijft een enerverend ervaring om op deze manier de huur te betalen. Met m’n nieuwe huisgenoot maken we er maar een gezellig avondje van.

Soms heb ik het wel te doen met de kroegbaas. Het is hard werken, want naast de lange openingsuren – Kampen heeft geen officiële sluitingstijd, kroegen mogen zelf bepalen hoe laat ze ’s nachts sluiten – is er ook een hoop schoonmaakwerk en het bijhouden en aanvullen van de voorraad. Soms meldt zich om tien uur maandagochtend alweer de vrachtwagen van de bierleverancier en dan moet je er toch maar weer staan om de goederen in ontvangst te nemen na een zware, lange weekenddienst. Het is een keuze. Evenals uiteindelijk het pand opgeven voor een huisje met een tuin en veel katten. De huisgenoot gaat een jaar op stage en ik zou opnieuw een volgende bewoner moeten zoeken. Tijdens het lobbyen onder vrienden komt de tabaksplukker met het voorstel om het huisje in de Groenestraat te huren en een goede vriendin wil wel graag mijn stekkie overnemen, omdat het zo lekker dicht bij de kunstacademie is. Zo komt er een einde aan het wonen boven de kroeg.

Geef een reactie