Blog

In de voetsporen van Tom

Aan de ontbijttafel in het hostel in Cork valt hij me voor het eerst op. Een lange blonde jongen die een stapel boterhammen naar binnen werkt waar je u tegen zegt. Eten als een slootgraver, zoals mijn vader altijd zegt. Zijn aanwezigheid slaat in als een bom en bij al mijn toeristische bezigheden tijdens die dag moet ik continu aan hem denken. Steeds komt dat beeld weer boven: zinnelijke lippen die een lenig gespierd lichaam voeden.

Twee dagen later sta ik met de Vagebond – mijn trouwe groene rugzak – op het station op de bus te wachten naar Dingle en wie komt daar fier aangelopen: de blonde broodverslinder. Meteen ben ik een en al onrust. En wat blijkt van alle bussen die je kunt kiezen stapt hij ook in die naar het schiereiland. Mijn hart slaat over, ik laat me verleiden om op de achterbank van de bus plaats te nemen, waar hij is gaan zitten. Drie lege zitplaatsen scheiden ons. Zo onopvallend mogelijk bekijk ik hem. Hij heeft een koptelefoon opgezet. Het zweet breekt me uit. Daar zal hij mede debet aan zijn, maar ik ontdek ook dat onder de achterbank de motor van de bus verstopt zit die de nodige hitte afgeeft. Zal ik ergens anders gaan zitten? Nee, ik wil bij hem in de buurt blijven en contact proberen te leggen. Tuurlijk merkt hij dat ik vaak naar hem kijk. Hij schuift de koptelefoon in zijn nek en zegt: ‘Hey man, how you’re doing?’

‘Fine. And you?’

De eerste stap is gezet. Hij heet Tom en praat met een zangerige stem. Nog mooier is het om hem later Duits te horen spreken, want hij komt uit Oostenrijk. Deze taal past nog beter bij zijn stem. Inmiddels zit er nog maar één stoel tussen ons en zijn we geanimeerd met elkaar in gesprek. Als we in Dingle uitstappen is duidelijk dat we gezamenlijk in hetzelfde hostel zullen overnachten. Ik heb gereserveerd, hij is op de bonnefooi, maar in het kleine hostel aan de haven is gelukkig nog wel plek voor hem. We overnachten in dezelfde kamer, omdat de vrouw denkt dat we samen reizen. Ik vind het meer dan prima.

Ik spreek met Tom af dat we ’s avonds op kroegentocht zullen gaan en de uren kunnen me niet snel genoeg voorbijgaan. Ik zweef door het pittoreske Ierse haventje. De boottocht naar de plaatselijke attractie Fungie, de dolfijn, maakt weinig indruk, want ik ben steeds met mijn gedachten bij mijn blonde kamergenoot.

Beiden opgedoft in een fris T-shirt verlaten we rond negen uur het hostel en hoppen van kroeg naar kroeg. De zon strijkt gouden licht over de kleurige gevels van de pubs. Op Green Lane belanden we zonder het te weten in de beroemdste kroeg van Dingle. Buiten zijn me wel een aantal bijzondere tegels opgevallen, maar ik had er niet veel aandacht aan geschonken, afgeleid door mijn aangename gezelschap.

Achter de lichtblauwe gevel en de twee ramen van Dick Macks zit een bijzondere kroeg verscholen. Alle pubs in Ierland hebben hun eigen charme, maar hier drink je het hemels vocht, Guinness of whiskey, tussen schoenen en laarzen die overal in de schappen verspreid liggen. We leggen contact met de Dinglenaars en horen dat dit een pub annex schoenwinkel is. Al snel volgt het verhaal waarom de kroeg ook naam heeft gemaakt. Het schiereiland Dingle is meerdere malen het decor voor een filmopname geweest. The Playboy of the Western World, Ryan’s Daughter met Robert Mitchum, maar ook Far & Away met Tom Cruise en Nicole Kidman. En deze Tom waar ik sinds zijn dansscene in Risky Business https://youtu.be/G2UVsyVLLcE een zwak voor heb, blijkt hier aan deze zelfde toog te hebben gestaan om een drankje te drinken. Mijn avond kan niet meer stuk. Zijn naam staat op een van de walk of fame-tegels voor de deur.

We worden prettig dronken en na sluitingstijd waggelen we elkaar ondersteunend richting hostel. Mijn waarnemingsvermogen is op meerdere niveaus beneveld en ik ben blij ons hostel te hebben bereikt. Door het tuinhekje lopen we naar de voordeur. Het duurt wel lang voordat we de deur geopend hebben, maar dan klinkt de gewenste click en de toegang schiet open. We stappen naar binnen. Als ik de trap op ga om naar de kamer te gaan, denk ik nog wel hier klopt iets niet. Alles lijkt ruimer en groter geworden. Een man in nachtkleding verspert de weg en zegt streng: ‘What are you boys doing in my house?’ Ik kijk de man verschrikt aan. Dan besef ik dat dit helemaal niet onze hostel is. Hoe zijn we hier binnengekomen? Met de nodige dronken gestamelde excuses verlaten we het pand. Buiten vallen we elkaar in de armen en kunnen alleen maar giechelen alsof we naast dronken ook high zijn. Foolish boys. We strompelen vijftig meter verder naar de juiste deur.

De volgende ochtend word ik met een houten kop wakker. Op het bed naast me schijnt de zon door een kier in het gordijn op de adonis die zijn roes ligt uit te slapen. Zijn blonde beharing licht aanlokkelijke op, evenals zijn uit het lood geslagen sixpack. Hoofdpijn en ander ongemak houdt me tegen, anders… Over twee uur vertrekt mijn bus naar Galway. Voor het eerst heb ik geen zin om verder te reizen. Ik tuur nog eenmaal door mijn zware oogleden om van het goddelijke uitzicht te genieten.

Een nacht in Stockholm

De volle maan ontbreekt nog, verder is alles perfect. Ik ben op een gayfeest in Stockholm. Het is de jaarlijkse Prideweek die wordt gevierd met veel uitbundige party’s. Eerder die middag heb ik in het centrum een stoet van letters en leestekens op platte karren en open bussen voorbij zien gaan en enthousiast toegejuicht. Een prins op het witte paard kondigde de optocht aan. Het is als toerist en vreemdeling in de Scandinavische scene niet gemakkelijk welk feest ik zal kiezen. Ik besluit naar Stargate te gaan. Nog maar net binnen en amper mijn eerste biertje bij een goed uitziende barman bestelt, hoor ik naast me: ‘Ready to dance whenever you are.’

Ik kijk om. De dansvloer is nog maagdelijk leeg. Aan de toog staat een kleine donkere man. Hij stelt zich voor als Mario uit Tampa, Florida. Hij is duidelijk met me aan het flirten en laat er geen gras over groeien. Hij praat aan een stuk door, terwijl ik probeer de situatie in te schatten. Leuk die aandacht, maar op het eerste gezicht niet mijn type. Zijn aanhoudende conversatie is echter vermakelijk, dus ik blijf naast hem staan. Er is – voorlopig – maar een ding dat hij wil: dansen. De Stargate heeft verschillende dansvloeren en in de ruimte hier beneden worden songfestivalnummers gedraaid. Een favoriete muzieksoort in het wereldje. Op Diva van Dana International vraagt Mario me voor de tweede keer ten dans. Ik zeg tegen hem dat ik geen goede danser ben, maar ga toch op zijn aanbod in. Ik zet mijn bierglas weg en beweeg me naar de met verleidelijke passen dansende man. Hij komt ongeveer tot aan mijn borst en dat moet een koddig gezicht zijn. Het voedt mijn vaderlijke gevoelens, terwijl hij veel ouder is.

‘You’re a liar,’ zegt hij, ‘you dance very well.’

Ook bij het volgende vrolijke nummer zwieren we over de dansvloer, die langzaam voller en voller wordt. Hij ruikt naar zuidelijke noten. De zomeravond is bijzonder zwoel; voor wat afkoeling gaan we naar het terras. Het uitzicht is schitterend. Voor ons het water van de archipel en het oude gedeelte van Stockholm. Mario neemt opnieuw het initiatief en begint me vurig te zoenen. Ik voel een klein voorwerp op mijn tong. Een felle mintsmaak penetreert mijn gehemelte. Tussen het zoenen wisselen we algemeenheden uit over de mooie avond, het feest en de reden waarom we in Stockholm zijn. Hij voor z’n werk, ik op vakantie. Opnieuw wil Mario dansen. Dirty dit keer. We gaan naar boven waar een betere dansbeat klinkt. Ik voel zijn lijf tegen mijn onderlichaam schuren. Zijn handen glijden begerig over mijn rug en billen. Hij vraagt of ik champagne met hem wil drinken op zijn hotelkamer. Een verleidelijk aanbod.

Innig gearmd verlaten we het net begonnen feestgedruis en arriveren bij zijn comfortabele suite in het International. Van de opwinding moet hij nodig naar het toilet. Ik verken de riante ruimte en ben zo vrij het openen van de champagnefles voor mijn rekening te nemen. Bij het knallen van de kurk stapt hij de kamer binnen. Zijn shirt staat open. Wat ik zie tart elke verbeelding. Welig tiert het grijze borsthaar uit z’n overhemd. Ik probeer me te concentreren op het inschenken van de champagne. ‘Proost, op vannacht!’

Na de toast neem ik plaats op de bank. Hij komt letterlijk boven op me zitten en ik kan nog net voorkomen dat de champagne over ons heen gutst. Weer wisselt hij een mintje uit als hij me innig zoent. Waar haalt hij die toch vandaan? Hij ademt zwaar. Een soort hijgende luchtverfrisser. Zijn borstkast is tien centimeter van mijn gezicht verwijderd. Als hij zijn shirt nog verder opent, krijg ik het Spaans benauwd. Een grote grijze grasmat, nergens een tepel, navel of stukje huid te bekennen. Borsthaar oké, maar dit doodt elke erotische opwinding. Ik probeer er niet aan te denken en me er overheen te zetten. Ik doe mijn ogen dicht en sluit mijn handen om zijn getrainde lijf om tot de conclusie te komen dat er ook op zijn rug overal sprake is van zware haargroei. Ondanks de champagne en de veelbelovende nacht ben ik op slag nuchter. ‘This is too much,’ kan ik nog uitbrengen. Ik trek mijn rits dicht en sta op om een verbouwereerde man achter te laten op z’n hotelkamer.

Kort bergritje

san sebastian

Het regent in Baskenland. Het veroorzaakt een waas op mijn tv scherm. Een sliert wielrenners trekt zich de Erlaitz omhoog om naar San Sebastian af te dalen. Het wordt steeds donkerder op mijn scherm. De coureurs bevinden zich in het bos. Koplampen van de volgauto’s verblinden me. Een erg grijze Clásica San Sebastián dit jaar. Spaanse wegen schuiven als de pest als ze nat worden. Valpartij! Drie jongens van Bohra-hansgrohe. Natuurlijk ligt Wilco Kelderman er weer bij.

Het is mooi om via de helikopterbeelden de vier vluchters de boulevard van San Sebastian te zien naderen. Ze beginnen aan hun laatste rondje. De beklimming van de Murgil. De renners rijden door een woud van enthousiaste supporters. De Basken zijn wielergek. Mohoric neemt de bocht niet goed en zet een voetje op de grond. Honore blijft net op een valrail hangen. Met de finish in zicht blijft het opletten.

Vijf jaar geleden kom ik vanuit Bilbao aan in diezelfde stad. Het weer is vergelijkbaar. Het miezert. Ik heb geen zin om de warmte van de touringcar te verlaten en de onbekende reisgenoot die op het wiegende ritme van de bus tegen mijn schouder in slaap is gevallen. Het voelt intiem. Een onbekende die zich zo op zijn gemak voelt in de buurt van mijn lichaam. Er is eveneens veel publiek op de been, dat komt omdat er een filmfestival in de stad gehouden wordt.

De weersvoorspelling voor de komende dagen is gelukkig beter: zon en drieëntwintig graden. Door het groene landschap laat ik me verleiden om een mountainbike te huren en een ritje in de omgeving te maken. Met een helm op mijn rode krullen begin ik enthousiast aan mijn avontuur. Vanaf het strand lopen de wegen gauw redelijk steil omhoog. Van vals plat is geen sprake.

Deze verkenning pakt slecht uit. In de bus lijkt het hoogteverschil miniem maar op de fiets blijken de wegen echte kuitenbijters te zijn. Welke versnelling ik ook voorzet ik kom gewoon niet omhoog. Ik moet snel mijn meerdere in de bergen erkennen. Ik maak prachtige onbedoelde surplaces. Adem als een oud paard. Noodgedwongen stap ik af en hijg uit in de berm. Nadat ik mijn ademhaling weer onder controle heb, suis ik op mijn gemakje naar beneden. Het sportshirt tegen het lijf gedrukt door de tegenwind.

Rondjes maken rond de prachtige baai aan de Golf van Biskaje lukt me wel. Lekker flaneren aan het strand. Obers doen hun best om toeristen hun restaurant binnen te lokken. Het is druk op de Playa de la Concha. Ik trakteer mezelf op een heerlijk koel biertje met een pinxtos. Het ruikt naar zee, zonnebrand en zeevis. Jonge surfers zijn druk in de golven aan het trainen. Badgasten spelen een potje strandvolleybal. Tieners vertonen hun kunsten op hoverboards. San Sebastian is een elegante badplaats, de voornaamste zomerbestemming voor de Spaanse jetset.

Het bier smaakt me prima, evenals de kleine hapjes die erbij geserveerd worden. Ik weet nu zeker dat ik geen berggeit ben, geen Bauke Mollema. Ach laat ik het maar bij kijken naar wielrennen houden…

Zaterdagmiddag wint Neilson Powless in San Sebastian voor het eerst in zijn carrière een profzege. Glunderend staat hij op het podium met de traditionele brede zwarte baret als trofee op zijn hoofd.

Zomergeuren

Vandaag in het zwembad haal ik twee pratende dames in. Een bekende geur dringt mijn neus binnen. Eerst kan ik niet thuisbrengen wat het is. Bij het keerpunt weet ik het: Nivea. Zo’n oude geur die ik associeer met zonnebrand en wondjes op je knie. Met witte zalf uit een blauw blikje.

Geur is heel persoonlijk. Alhoewel er luchtjes zijn die iedereen vies vindt. Deze geuren moeten ons beschermen om dingen niet te eten: odeur van rotte eieren of ander bedorven voedsel. Daarnaast klaagt bijna niemand over de frisse geur van wasgoed aan de lijn. Zo zijn er allerlei geuren die je in een klap terugbrengen in de tijd. De 4711 die je oma gebruikte.

Hooilucht roept herinneringen op en meteen zie ik een scene voor me uit een ver verleden. Mijn huid gaat tintelen. Het is hoogzomer. Het gras is gemaaid en verkleurd onder de brandende zon tot hooi. Er is onweer voorspeld en mijn vader wil het voer voor zijn koeien graag droog binnen halen. Alle hens aan dek. De loonwerker komt om het hooi in balen te persen. Mijn oom en een zoon zijn er met de trekker, dat gaat sneller dan met paard en wagen. Een andere oom is er ook. Een buurjongen steekt een handje toe. We laden de ene wagen na de andere. Het kan zo maar om achthonderd balen gaan. De hitte stijgt op van het land. Boven het Fochtelooërveen kleurt de lucht donker. In de verte dondert het al. Nog een keer snel laden en lossen. Bliksemschichten scheren langs de hemel. Als de laatste balen op de hooizolder zijn opgeslagen, barst de onweersbui los. Terwijl de regen tegen de ruiten kletst drinken we moe maar voldaan samen een drankje. Mijn eerste biertje heb ik volgens mijn vader wel verdiend. https://taalmens.nl/?s=hooischudden

Iedere keer als ik geur van vers asfalt ruik ben ik in een klap terug op de plek waar we woonden. De wijk wordt gedempt en er komt een asfaltweg voor in de plaats. Als ik nu ’s nachts langs wegwerkzaamheden rij doe ik wel eens het raampje open en dan zit ik weer midden in mijn jeugd. Mijn hart gaat iets sneller kloppen en ik speel in het gele zand en er doemen onmogelijk grote machines op voor mijn geestesoog. Zie hierover de volgende anekdote: https://taalmens.nl/?s=grietmanswijk

Zintuiglijke flashbacks: dat kan een gebeurtenis zijn, maar ook een stemming, een gevoel uit je jeugd.

Hetzelfde met de geur van cement die herinnert me aan de bouw van het nieuwe gedeelte achter het woonhuis of de nieuwe pinkenstal waaronder een gierput komt. De jonge bouwvakkers die een geintje met de zoon van de boer uithalen door hem boven de put in aanbouw te hangen. Gelukkig zijn het jongens met ijzersterke handen, die me niet laten vallen en na een tijdje weer met beide benen op de grond zetten.

Waarom is geur zo sterk gelinkt aan herinneringen? Dit komt omdat onze reukzin in directe verbinding staat met de delen van ons brein waar onze emoties en onze herinneringen worden gevormd (hippocampus en amygdala). Daarom zijn de emoties die je voelt op het moment dat je iets voor de eerste keer ruikt voor altijd onlosmakelijk met die geur verbonden.

Op vakantie maak je wel foto’s en filmpjes maar waarom sla je de geur van belangrijke levensmomenten niet op? Bijvoorbeeld een potje volstoppen met Grieks zand of Finse dennen om je herinnering levendig te houden. Die onvergetelijke nacht op het strand van Zakynthos of de wens om tussen de naaldbomen aan een Fins meer te wonen.

Een geur kan je zo plotseling overvallen. Zoals de Nivea van de dames in het zwembad. Ik mag ze wel dankbaar zijn, ze brengen me ook indirect op het idee om dit stukje te schrijven.

Fitty

Sinds het begin van de coronacrisis zijn Hilversummers vaker gaan klagen over kapotte straatlantaarns, losse stoeptegels, zwerfvuil en andere overlast op straat. Als je erop gaat letten zie je overal afgedankte mondkapjes liggen. Nu we veel thuis moeten blijven kunnen de gemoederen onderling ook oplopen. Dat merk ik ook in mijn eigen omgeving. Met z’n zessen wonen we in ons trappenhuis en al enkele maanden is er iets raars aan de hand. Sommige bewoners hebben de neiging om de gemeenschappelijke ruimte, waaronder ook de trap valt te gaan gebruiken als extra leefruimte. Zo verschenen er schoenen voor de deur. Dat kan als het een keer flink regent, of je hebt door de modder gebaggerd en wilt ze even buiten laten drogen. Maar deze schoenen van jong tot oud staan er altijd. Je kan natuurlijk denken waar maak je je druk om stap er overheen of loopt erlangs. Maar bij sommigen ligt dat gevoelig. Bij mij riep het plannen op om voor Sinterklaas te gaan spelen door er ‘s nachts een surprise in te leggen, een chocoladekikker of iets dergelijks. Als een stille hint. Maar gelukkig heb ik dat ludieke idee niet uitgevoerd en me zo buiten de gevarenzone gehouden.

Op een ochtend zijn alle schoenen verdwenen. Probleem opgelost zou je denken, maar verre van dat. Een boze bewoner heeft ze overal ‘verstopt’. ’s Middags staat de eigenaar van de schoenen voor mijn deur. Of ik aan de schoenen heb gezeten?

‘Nee.’

‘Oké dan weet ik genoeg.’

Later hoor ik – als de dader thuiskomt – een felle discussie in het trappenhuis. Het gaat er hard aan toe.

De volgende ochtend staan alle schoenen weer op een rijtje voor de deur.

Maar daarmee is het probleem nog niet opgelost. Een andere bewoner vindt in de schoenen een bevestiging om alles wat eigenlijk in een prullenbak hoort, buiten de deur op het matje te zetten. De ene dag twee wijnflessen, de andere dag een afgedankte stoel of de verpakking van een internetbestelling. Soms denk ik wel wat zal er in de doos hebben gezeten? Ik maak er maar een raadsel van. Als je je eraan gaat ergeren heb je er in dit geval alleen jezelf maar mee. Maar hoe moeilijk is het om je spullen binnen je eigen muren te houden? Het zal wel bij ons trappenhuis horen. Kortom elke dag staat er wel iets voor een deur.

Voor de schoenenverstopper deze week aanleiding om weer het ongenoegen te uiten en de deur van de vuilnisbuitenzetter te barricaderen met het eigen afval, zodat je er bij het openen onder bedolven wordt. Als ik het zie krijg ik een glimlach op mijn gezicht en denk daar gaan we weer.

Gisteravond laat hoor ik allerlei gestommel in het trappenhuis. Vanochtend bij het halen van de krant zie ik dat alle dozen een verdieping zijn verplaatst en de deur van de dader volledig blokkeren.

Misschien moeten we eens met z’n allen om de tafel gaan zitten om de sfeer niet verder te verzieken. Leven en laten leven, maar dat is blijkbaar moeilijk.

Summer of love

Te vroeg juichen. De wielrenner die denkt dat hij wint en zijn handen triomfantelijk omhoog doet, terwijl de concurrent blijft doorsprinten en wint. Het Nederlands elftal dat na het winnen van een paar wedstrijden tegen middelmatige tegenstanders denkt dat we Europees kampioen gaan worden, maar met de staart tussen de benen het toernooi moet verlaten als het er echt op aan komt.

Zo juichte het demissionaire kabinet ook te vroeg in de strijd tegen corona. Het aantal besmettingen omlaag, vaccinatiecampagne op stoom, zelfs onder jongeren. Mondkapjes af, open die boel, feesten in de discotheek, lekker dicht opeen in elkaars oren staan te schreeuwen. Op vakantie naar het buitenland. Eindelijk mogen we weer. Handjes in de lucht. En dan verbaasd zijn dat de superbesmettelijke deltavariant ons inhaalt. Men heeft blijkbaar weinig geleerd van de vorige zomer.

De persconferenties van Mark Rutte en Hugo de Jonge zijn niet spannend. Alles wat ze gaan zeggen lekt op de dag zelf al uit. Dat wat open was moet de deur weer vroeger sluiten tot half augustus. Geen evenementen en festivals, in ieder geval niet ongeplaceerd. Beperkt testen voor toegang. Dat we gas terug moeten nemen en dat we dat uiteraard samen moeten doen.

Een dikke streep door de rekening, we verlangden zo naar die mooie zomer, naar de dingen die we zolang hebben gemist, maar er is zoals Rutte het uitdrukte: ‘een wolk voor de zon geschoven.’

Optimisten keken uit naar die summer of love. De vergelijking met de ‘roaring twenties’ van een eeuw geleden werd getrokken toen men na WOI en de Spaanse griep ook helemaal losging. Een zomer vol feesten en grote festivals om de heropening van de samenleving te vieren. ‘De opgehokte energie en spanning moet eruit, die moeten ergens een plek gaan krijgen. We zijn sociale wezens. We zijn op zoek naar contact met elkaar, we willen uitbundig met elkaar samen zijn,’ voorspelden de trendwatchers. Het verlangen om zonder restricties een kroeg binnen te stappen en daar tot ver na middernacht te blijven. Zelfs nog even naborrelen met de eigenaar aan de bar.

Hoe anders is het veertien dagen later. Het aantal besmettingen steeg in een week van minder dan duizend naar bijna tienduizend besmettingen per dag. Daarom moet de horeca sluiten om twaalf uur. Die summer of love blijkt voorlopig een summer of disappointment. De teleurstelling is groot, omdat we even van de vrijheid hebben kunnen proeven. De vrije dagen zijn opgenomen, de vakanties geboekt. Maar in welke kleur verandert het land van mijn bestemming? Kaartjes zijn bestelt voor alle dingen waar je heen wilt. Ik vrees dat de mondkapjes weer uit de voorraadkast moeten worden gehaald.

De discussie tussen de rekkelijken en de preciezen bloeit weer op in de talkshows: ‘Niks aan de hand’, ‘belachelijk die paniek’, tot ‘veel te hard van stapel lopen en niet doen’.

Zelf heb ik inmiddels de tweede prik gehad, bleek ik gelukkig geregistreerd bij het RIVM als gevaccineerd en heb ik de CoronaCheckapp gedownload. Een goed gevoel, geen klachten gehad. Maar losgaan? Nee. Ik moet immers sowieso nog een dikke week wachten voordat ik echt beschermd ben. Voor mij voorlopig geen wilde plannen of vakantiereizen naar het buitenland, hoe zeer ik er ook naar verlang. Ik stel het nog even uit en hoop op een mooie zomer op mijn eigen balkon.

UFO’S

Reikhalzend is er uitgekeken naar het rapport van de Amerikaanse overheid over ufo’s. Afgelopen week werd het negen pagina’s tellende verslag vrijgegeven met daarin de belangrijkste cijfers en voorlopige conclusies over nog altijd onverklaarbare luchtverschijnselen.

Het voordeel van in een flat wonen is dat je over de huizen uitkijkt en als je een groot raam hebt kun je het luchtruim goed zien. Ook als het donker is. Vaak als ik tv-kijk wordt mijn oog getrokken naar iets dat buiten knipperend voorbijvliegt met rode en gele lichten. Op de aanvliegroute naar Schiphol is dat normaal, maar soms blijft iets ook op zijn plaats hangen en dan vraag je je toch af: wat is dat? Een unidentied flying object?

Helaas heb ik de satellietentrein van Elon Musk van een tijdje geleden gemist. Maar wat als ik dat wel had gezien, zou ik dan ook aan een ufo hebben gedacht of buitenaardse wezens met grote ogen?

Het onderwerp mogelijk buitenaards leven fascineer me. Ik was dus ook erg benieuwd naar het rapport over unidentified aerial phenomena, zoals ze het tegenwoordig liever noemen. Zeker nadat er drie militaire video’s van onverklaarbare dingen in het luchtruim waren uitgelekt. Alle drie zijn echte opnamen en staan officieel te boek als ‘onverklaard’. De filmpjes https://youtu.be/9a0xIzp-fbs met de titels Gimbal, Flirt en Go East tonen mysterieuze bewegende vlekjes op infraroodbeelden geschoten door Amerikaanse straaljagerpiloten. ‘What the fuck is that?’ roept een marinepiloot als zo’n stip in beeld komt.

‘Wow, ze zijn met een hele vloot. Ze vliegen tegen de windrichting in. Moet je kijken man, moet je kijken – hij draait!’ zegt een ander.

Helaas bevat het uitgebrachte rapport geen tastbare feiten. ‘We hebben geen harde conclusies kunnen trekken over de aard en bedoelingen van deze fenomenen.’ Van de 144 gevallen is er slechts een verklaarbaar. Zo blijven de twee partijen, de ufo-beliefers en de sceptici tegenover elkaar staan.

Ik benader het onderwerp wetenschappelijk en zou graag door concrete bewijzen overtuigd willen worden. Speur je op internet dan vind je talloze boeken, podcasts, urenlange ooggetuigenverslagen en filmpjes of foto’s van raadselachtige hemelfenomenen. In de documentaire The Phenomenon ziet een voorbeeld van een val-van-je-stoelmoment: een ijzingwekkende ontmoeting bij een school in Zimbabwe waar (62!) kinderen een ufo naast hun schoolplein zagen landen en daar wezentjes zagen uitstappen. De sceptici zeggen dat het een soort van massahysterie is, want pas later ontstond een gemeenschappelijk verhaal tijdens lange ondervragingen door volwassenen die veel te suggestieve vragen stelden.

Op internet vind je ook veel van zogenaamde ‘debunks’, die de video’s ontmaskeren en geen buitenaardse verklaring geven. Is het gewoon niet een vliegtuig, een ballon of andere rommel in de lucht? Hebben we niet te maken met atmosferische verschijnselen. Of uiterst geheime technologie of drones van welke politieke grootmacht dan ook?

We blijven in het duister tasten. Ondertussen blijf ik de hemel vanuit mijn stoel in de gaten houden.

Stop making sense

Het weekend waarin weer een aantal versoepelingen zijn ingegaan, ga ik nieuwsgierig naar het Filmtheater. Vandaag draait een bijzondere film, een die bij voorbaat warme herinneringen oproept. Het is een concertfilm: David Byrne’s America Utopia. https://youtu.be/x77YzzQwidM

Toen ik eind 2018 erg positieve berichten hoorde over het concert van Byrne in AFAS Live, vond ik het jammer dat ik geen kaartje gekocht had. In de zomer van datzelfde jaar had hij ook al Down the Rabbit Hole een boost gegeven. Gelukkig kan ik vanochtend alles in een keer inhalen. Het is nog vroeg en de zaal is niet uitverkocht. Ik leun achterover in mijn stoel en ga genieten.

Zevenendertig jaar geleden deed ik dat ook. In het rode pluche van Tuschinski draaide Stop Making Sense, een registratie van een concert van The Talking Heads, David Byrne was toen de leadzanger. De film maakte indruk, mede vanwege de manier waarop het optreden in beeld was gebracht. In een lege concertzaal zonder enige aankleding zingt Byrne het eerste nummer Psycho Killer. Een grote hit op dat moment. Bij elk volgend nummer vult het podium zich. De technici zijn druk bezig alles op de zetten. De drummer wordt op een prakje de zaal ingereden, alle andere muzikanten volgen. Iedereen zingt, speelt, danst en rent. Ze wisselen van instrumenten en kleding. De achtergrond is vaak zwart, maar soms worden er woorden, foto’s en kindertekeningen getoond. Het optreden rocks met de strakke riffs van de gitaren en de swingende afrofunk. Ze spelen achttien nummers en Byrne is burning down the house in zijn ruim zittende beige kostuum. Het voelt alsof de band voor jouw persoonlijk een concert geeft, terwijl je in een stampvolle warme zaal zit. Het is nog steeds de beste concertfilm ooit.

Ik heb de film daarna nog een paar keer gezien. Het vormde de afsluiter van de eerste Kamper Filmnacht, waarin we allemaal muziekfilms programmeerden. De LP van het concert heb ik grijs gedraaid. Bij toeval stond Stop Making Sense ook op de IPod die mijn wandel- en fietstochten de afgelopen anderhalf jaar heeft begeleid.

Nu aan het begin van de ‘summer of love’ kijk ik opnieuw naar een concertregistratie van David Byrne. Het is een groot feest van herkenning. Kindertekeningen vullen het eerste shot. Byrne zit alleen op het podium in een schoolbankje met een model van een mensenbrein in zijn hand. Aan de drie wanden van het podium worden kettingen omhoog gehesen die je per strekkende meter kunt kopen in elke ijzerhandel. In deze zilvergrijze wereld is de 69-jarige David Byrne nog goed bij stem. Hij zingt nummers van zijn laatste cd afgewisseld met de Talking Heads evergreens. Een elftal muzikanten waarvan de helft percussionisten begeleiden hem daarbij in een strakke choreografie. Allemaal in identieke grijze pakken, allemaal blootsvoets met draagbare muziekinstrumenten, die draadloos worden versterkt. Zo kunnen ze zich vrij bewegen, voor zover het vrij mag heten: iedere opstelling, iedere danspas is van tevoren uitgedacht. Laat het maar aan David Byrne over om uiterste discipline te transformeren tot een feest van expressie en gezamenlijkheid.

In korte intermezzo’s laat Byrne zijn filosofie los over Amerika, babyhersenen, dadaïsme en politiegeweld tegen zwarte Amerikanen. Maar boven alles is American Utopia een muzikaal feest, zo bezield en opzwepend dat het lijkt alsof je in de zaal staat – maar dan met beter zicht op wat er allemaal op het podium gebeurt.

Vrolijk verlaat ik de bioscoop, nog steeds via de nooduitgang, maar zonder een mondkapje. Het deuntje van The road to nowhere zit nog in mijn hoofd. Ik zal het concert nog wel een paar maal via Spotify gaan beluisteren deze week.

Winegums

In coronatijd zijn we meer gaan snoepen, zoals chocola, drop en winegums is uit onderzoek gebleken. Daarnaast zijn we veel minder verfrissende kauwgum of pepermunten gaan gebruiken omdat we toch weinig uitgaan en mensen ontmoeten. Herkenbaar? Voor mij wel, als je achter je laptop zit is het niet handig om een snoeppot in de buurt te hebben. Je blijft ervan eten, gedachteloos stop je zoetigheid in je mond tot je er misselijk van bent. En wat is het heerlijk om bij de thee een stukje van een chocoladereep te nemen.

Toch is het me gelukt het snoepgoed buiten de deur te houden. Ik zal wel bekennen dat het me moeite kost. Er zijn tijden geweest dat ik noodgedwongen even de snelweg verliet om bij de benzinepomp een zakje gums te halen. Ze zijn net zo onweerstaanbaar als Engelse drop. Er moest altijd wel een voorraadje in huis zijn.

Met winegums is iets raars aan de hand: ik stop er minimaal drie stuks per keer in mijn mond. Van tevoren maak ik bewust een keuze voor de kleurcombinaties. De achterliggende gedachte is: bij groen-wit-rood snoep ik een Italiaan of een Hongaar, groen-geel-rood een Litouwer, rood-geel-zwart staat voor een Duitser of Belg op je tong. Mijn verbeelding gaat ver…

De meeste mensen vinden de rode of paarse winegums het lekkerst. De groenen zijn het minst favoriet. Dat heeft wellicht met een aangeboren voorkeur voor zoet te maken. Rode vruchten zijn het zoetst vandaar die voorliefde. Waarom dan toch al die kleuren in een zak, en niet alleen rode of in ieder geval geen groene meer? Het zit hem volgens mij niet echt in de smaak, als de rode winegums een citroen- of appel-aromasmaak hebben, vinden mensen ze nog lekker. Als je gaat tellen blijken er inderdaad meer rode in een zak te zitten. Sommige merken winegums smaken weeïg en zien er ook een beetje flets uit. Mijn voorkeur is: hoe feller hoe beter. Wat natuurlijk duidt op een grote hoeveelheid kleurstoffen en een wel erg kunstmatige smaak. Bij het eten van vier winegums krijg je ook nog eens ongeveer anderhalf à twee suikerklontjes binnen.

Natuurlijk zit er geen echt fruit in winegums verwerkt, laat staan wijn. Charles Gordon Maynard, de uitvinder, gaf zijn snoepjes vijf verschillende kleuren, vormen en de namen: port, sherry, champagne, claret en burgundy. Da’s meteen ook de link met de naam ‘winegum’. Volgens het verhaal vond Maynard de fruitige smaak van de snoepjes zo lekker, dat hij het eten ervan vergeleek met het drinken van een goed glas wijn.

Het was grappig om tijdens het voorbereiden van een AV-productie over de aardappelfabriek Avebe in Veendam te ontdekken dat uit zetmeel bestanddelen voor winegums worden gefabriceerd. Avebe verwerkt per jaar vier miljoen ton aardappelen. Zetmeelderivaten worden ontwikkeld om te voorzien in de verschillende behoeften binnen de snoepsegmenten, zoals helderheid, elasticiteit, glans, betere houdbaarheid en verwerkbaarheid. Dat van de aardappelen van mij vader snoepjes worden gemaakt was echt een ontdekking.

Het schrijven over deze zachte, zoete kleurrijke gommen doet me verlangen naar eentje. Ik moet stoppen voordat ik naar de dichtstbijzijnde winkel ren voor een zakje.

De dijen van Matthijs

Heeft de oranjekoorts je al te pakken? De supermarkten doen hun best om het oranjevuur op te laaien met juichcapes en andere superoranje-producten, maar het slaat voor mijn gevoel niet over naar de straten. Het lijkt erop dat deze koorts vooral uit een laboratorium komt van de reclamebureaus en de media.

We komen natuurlijk uit een vreselijke winterslaap, niet alleen wat de voetbalprestaties betreft, maar vooral ook vanuit sociaal oogpunt. We moeten nog even wennen aan het idee dat er weer meer mogelijk is in de samenleving. Dat we zelfs weer voorzichtig mogen juichen. Elkaar om de hals vallen is nog wat lastig tenzij we van tevoren een PCR-test hebben gedaan.

Gisteren speelde Nederland zijn eerste wedstrijd in een kolkende Arena. Eindelijk na zeven magere jaren doen we weer mee. Zo’n EK roept allerlei herinneringen op. Natuurlijk 1988. Wat was dat geweldig. Samen met Rinus Michel sla ik mijn hand voor het hoofd na die prachtige omhaal van Marco van Basten. En wat hebben we die Duitsers een poepie laten ruiken.

In 2010 was er zicht op een glorieuze overwinning. World Champignons. Onder vuvuzelageluid kreeg Arjan Robben in de laatste spannende minuten van de WK-finale de bal niet langs de Spaanse keeper Iker Casillas en deed Andrès Iniesta ons op de valreep de das om. Een grote teleurstelling. Later denk je: het was wel een geweldige prestatie van onze jongens.

Vier jaar later gaven we geen cent voor het Nederlandse team. Ondanks dat Louis van Gaal aan het roer stond. Een van de prachtigste momenten was de wisseling van de doelman vlak voor de penaltyreeks tegen Costa Rico met de fortuinlijke redding van Tim Krul. We werden derde!

Dit EK moeten we het met bondscoach Frank de Boer doen. Ik houd mijn hart vast. Ronald Koeman legde het broze fundament voor de huidige ploeg. Helaas vertrok hij naar Barcelona. Gelukkig spelen we in de eerste ronde thuis, dat is zeker een voordeel. Maar ik weet het niet… We behoren niet tot de favorieten. Het lijkt alsof de bondscoach de regie bij voorbaat kwijt is. Hij is weer de voetballer uit zijn vroege jaren: elke wedstrijd een foutje. Hij probeert zijn jongens de 5-3-2 speelwijze aan te leren. Je kunt ermee aanvallen. Je kunt ermee verdedigen. Je kunt de tegenstander overal onder druk zetten en je neemt, als je het goed speelt, minder risico dat de tegenstander op de counter doorbreekt, want je hebt drie verdedigers in het centrum. Dat is zijn filosofie.

We moeten enkele belangrijke spelers missen door blessures, zoals Virgil van Dijk en Donny van de Beek. Doelman Jasper Cillesen moest thuisblijven vanwege een coronabesmetting. En helaas ook Matthijs de Ligt zit voorlopig op de bank. Als ik die bovenbenen van hem zie, heb ik nog wel wat uurtjes in het zwembad te gaan!

Gisteravond keek ik met goede vrienden. Oekraïne dat moest toch een makkie zijn. Het spel was flitsend, het was snel. Het team leek elkaar te begrijpen. Alleen in de eerste helft wilden de kopballen van Dumfries er niet in. Je gaat vrezen: o het wordt toch niet zo’n avond? Na de rust kwam Nederland op stoom. Wijnaldum gaf een mooie poeier. Wout Weghorst pikte een doelpunt mee. We gingen haast geloven in de leus van Oranje: We the wave.

Maar toen gebeurde waar ik bang voor was. Oranje heeft nog wel eens de neiging om in te zakken, onoplettend te worden als het goed gaat. In vijf minuten twee doelpunten tegen. Terug bij af. Met samengeknepen billen zat ik te kijken. Dit is niet goed voor je bloeddruk. Gelukkig was daar de verlossende kopbal van Denzel Dumfries, na een mooie voorzet van Baby Gullit.

Ik heb een voortreffelijke avond gehad. De sportzomer is echt begonnen. En nu maar hopen op een geweldige voortzetting. Als zo’n eerste wedstrijd goed gaat groeit het spelplezier en het vertrouwen bij de spelers. We hebben dat nodig, ook omdat voetbal voor sociale verbinding zorgt.