Met drie grote Ikea-tassen sta ik op de IJsselkade. Het is vrijdag in de namiddag. De zon legt een zilverengloed over de IJssel. In de verte ter hoogte van het Kampereiland zie ik de Eendracht varen. Inmiddels herken ik haar silhouet. Een kwartiertje later is de schipper druk bezig om het charterschip aan te meren. Het is niet zo druk, nog niet veel schepen van de bruine vloot zijn terug, dus hij kan dicht aan de kade aanleggen. Dat is voor mij ook handig, want dan hoef ik niet met al die zware tassen over smalle loopplanken te lopen of van schip naar schip te klimmen. Het maatje zwaait naar me. Hij is met dit mooie weer nog bruiner geworden. Zijn zwarte lok staat fier omhoog. Er heerst een uitgelaten sfeer aan boord. Het zijn voornamelijk Duitse toeristen, zo te horen en ze zijn een weekje naar het Wad geweest.
‘Mooi, Jan dat je er al bent!’ roept de schipper. ‘Sorry, we hebben nog geen tijd gehad de bedden af te nemen.’
‘Geen probleem, ik help zo wel even een handje,’ zeg ik terwijl ik aan boord klim en de tassen op het dek onder het roer neerzet. Ik krijg een flinke hug van zowel schipper als z’n maatje. De laatste is een goede vriend en werkt in het zomerseizoen als matroos aan boord. Via hem heb ik dit bijbaantje gekregen waardoor ik weer een extra zakcentje heb.
De gasten nemen afscheid van de bemanning en verlaten met koffers en rugzakken het schip. Hun vakantie zit erop. Ik kan merken dat de sfeer deze week goed is geweest. Dat wil nog weleens verschillen. Soms steken de vakantiegangers geen poot uit en moeten schipper en maat al het zware werk doen, terwijl het juist de bedoeling van een zeilvakantie is dat de gasten volop meedoen met het hijsen of reven van de zeilen en de bediening van het staand en lopend tuig. Als ze willen mogen ze manoeuvres uitvoeren en met het stuurrad in hun handen de koers bepalen. Daar zit toch vooral de lol van zo’n cruise, naast het droogvallen op het wad natuurlijk.
Nadat de gasten vertrokken zijn gaan we samen benedendeks de kajuiten langs en halen de tweeëntwintig bedden af en doen de vuile was in de meegebrachte tassen. Achter mij voorziet de schipper de kussens van vers gewassen slopen. Met z’n drieën is het zo gepiept.
Tevreden drinken we in de zon op het achterdek een biertje. Ik merk aan de bemanning dat de vermoeidheid toeslaat bij het derde biertje. Dit is de laatste, het is mooi geweest voor deze week.
Met snelbinders bevestig ik de tassen op mijn fiets, ik ben er ondertussen behendig in geworden. Als ik naar mijn flatje rijd voel ik me een Indonesische verkoper. Het moet een komisch gezicht zijn, zo’n jongen die wijdbeens door de Hanzewijk fietst omdat de derde tas op de stang balanceert.
Ik heb geen zin om meteen een wasje te draaien. Het zal mooi weer blijven dus ik krijg het beddengoed wel droog voor de komende vrijdagmiddag. Als het continu regent of slecht droogt is het best wel een klus, en vergt het een serieuze planning. Omdat er deze keer ook een aantal rode dekbedden tussen zitten moet ik oppassen dat de andere dekbedden niet verkleuren.
Mijn oma van wie ik deze oude wasmachine heb gekregen moest eens weten hoe haar kleinzoon met haar meer dan twintig jaar oude machine zijn centen verdiend. Mijn kat vindt het wapperde wasgoed machtig interessant en ik moet oppassen dat ze het niet als klimtuig gaat gebruiken en daardoor allerlei haken met haar scherpe nagels in de dekbedden veroorzaakt. De tassen met schone was moeten ook in een apart kamertje worden gezet, want geef nou eerlijk toe er is toch niets fijner dan je als poes tussen dat zomerfrisse wasgoed te nestelen en daarmee een zweem van zwarte haren achter te laten waardoor de baas nog eens extra werk heeft om dat weer te verwijderen. Stel dat er iemand met een kattenallergie aan boord is de komende week.
Toen ik aan deze klus begon zag ik de verbazing op de gezichten van de achterburen die uitkijken op mijn balkon met de vier gespannen waslijnen. Dagelijks hangt het vol met dekbedden, slopen en soms ook handdoeken. Een buurvrouw kon haar nieuwsgierigheid niet bedwingen en vroeg op de man af waarom er altijd zoveel beddengoed op mijn lijn hangt. Ik wil niet weten welke visioenen ze had of in welke richting haar gedachten gingen aangaande mijn privéleven. Ik heb het haar maar even haarfijn uitgelegd om een buurtroddel te voorkomen. Zij vertelt het wel verder wat al die lakens aan mijn lijn betekenen, daar ben ik zeker van.