Blog

Wasman voor de vloot

Met drie grote Ikea-tassen sta ik op de IJsselkade. Het is vrijdag in de namiddag. De zon legt een zilverengloed over de IJssel. In de verte ter hoogte van het Kampereiland zie ik de Eendracht varen. Inmiddels herken ik haar silhouet. Een kwartiertje later is de schipper druk bezig om het charterschip aan te meren. Het is niet zo druk, nog niet veel schepen van de bruine vloot zijn terug, dus hij kan dicht aan de kade aanleggen. Dat is voor mij ook handig, want dan hoef ik niet met al die zware tassen over smalle loopplanken te lopen of van schip naar schip te klimmen. Het maatje zwaait naar me. Hij is met dit mooie weer nog bruiner geworden. Zijn zwarte lok staat fier omhoog. Er heerst een uitgelaten sfeer aan boord. Het zijn voornamelijk Duitse toeristen, zo te horen en ze zijn een weekje naar het Wad geweest.

‘Mooi, Jan dat je er al bent!’ roept de schipper. ‘Sorry, we hebben nog geen tijd gehad de bedden af te nemen.’

‘Geen probleem, ik help zo wel even een handje,’ zeg ik terwijl ik aan boord klim en de tassen op het dek onder het roer neerzet. Ik krijg een flinke hug van zowel schipper als z’n maatje. De laatste is een goede vriend en werkt in het zomerseizoen als matroos aan boord. Via hem heb ik dit bijbaantje gekregen waardoor ik weer een extra zakcentje heb.

De gasten nemen afscheid van de bemanning en verlaten met koffers en rugzakken het schip. Hun vakantie zit erop. Ik kan merken dat de sfeer deze week goed is geweest. Dat wil nog weleens verschillen. Soms steken de vakantiegangers geen poot uit en moeten schipper en maat al het zware werk doen, terwijl het juist de bedoeling van een zeilvakantie is dat de gasten volop meedoen met het hijsen of reven van de zeilen en de bediening van het staand en lopend tuig. Als ze willen mogen ze manoeuvres uitvoeren en met het stuurrad in hun handen de koers bepalen. Daar zit toch vooral de lol van zo’n cruise, naast het droogvallen op het wad natuurlijk.

Nadat de gasten vertrokken zijn gaan we samen benedendeks de kajuiten langs en halen de tweeëntwintig bedden af en doen de vuile was in de meegebrachte tassen. Achter mij voorziet de schipper de kussens van vers gewassen slopen. Met z’n drieën is het zo gepiept.

Tevreden drinken we in de zon op het achterdek een biertje. Ik merk aan de bemanning dat de vermoeidheid toeslaat bij het derde biertje. Dit is de laatste, het is mooi geweest voor deze week.

Met snelbinders bevestig ik de tassen op mijn fiets, ik ben er ondertussen behendig in geworden. Als ik naar mijn flatje rijd voel ik me een Indonesische verkoper. Het moet een komisch gezicht zijn, zo’n jongen die wijdbeens door de Hanzewijk fietst omdat de derde tas op de stang balanceert.

Ik heb geen zin om meteen een wasje te draaien. Het zal mooi weer blijven dus ik krijg het beddengoed wel droog voor de komende vrijdagmiddag. Als het continu regent of slecht droogt is het best wel een klus, en vergt het een serieuze planning. Omdat er deze keer ook een aantal rode dekbedden tussen zitten moet ik oppassen dat de andere dekbedden niet verkleuren.

Mijn oma van wie ik deze oude wasmachine heb gekregen moest eens weten hoe haar kleinzoon met haar meer dan twintig jaar oude machine zijn centen verdiend. Mijn kat vindt het wapperde wasgoed machtig interessant en ik moet oppassen dat ze het niet als klimtuig gaat gebruiken en daardoor allerlei haken met haar scherpe nagels in de dekbedden veroorzaakt. De tassen met schone was moeten ook in een apart kamertje worden gezet, want geef nou eerlijk toe er is toch niets fijner dan je als poes tussen dat zomerfrisse wasgoed te nestelen en daarmee een zweem van zwarte haren achter te laten waardoor de baas nog eens extra werk heeft om dat weer te verwijderen. Stel dat er iemand met een kattenallergie aan boord is de komende week.

Toen ik aan deze klus begon zag ik de verbazing op de gezichten van de achterburen die uitkijken op mijn balkon met de vier gespannen waslijnen. Dagelijks hangt het vol met dekbedden, slopen en soms ook handdoeken. Een buurvrouw kon haar nieuwsgierigheid niet bedwingen en vroeg op de man af waarom er altijd zoveel beddengoed op mijn lijn hangt. Ik wil niet weten welke visioenen ze had of in welke richting haar gedachten gingen aangaande mijn privéleven. Ik heb het haar maar even haarfijn uitgelegd om een buurtroddel te voorkomen. Zij vertelt het wel verder wat al die lakens aan mijn lijn betekenen, daar ben ik zeker van.

Mijn Baltische ziel

Ik houd van de boeken van Jan Brokken. Hij kan de geschiedenis van een land of stad volledig voor je tot leven brengen. Zo staat het Zuid-Hollandse dorp Rhoon waar hij zijn jeugd doorbracht en dat het decor is in drie van zijn boeken op mijn netvlies gegrift. Ik ben er zelfs op een zondagmiddag gaan wandelen. Als een vriend mij vraagt of ik zin heb om mee te gaan naar een lezing van Brokken in Heemstede zeg ik meteen volmondig ja. Het gaat die avond over zijn boek ‘Baltische zielen’. Brokken vertelt enthousiast over de totstandkoming van de diverse verhalen uit zijn boek en leest daarbij op een mooie toon enkele lange passages voor. Tussendoor spelen een pianist en violiste muziek van de Estse componist Arvo Pärt, waaraan ook een hoofdstuk in het boek is gewijd. Velen zal het een-twee-drie niks zeggen maar als je de pianoklanken van ‘Spiegel im Spiegel’ hoort dan klinken die vast bekend in de oren. Op begrafenissen komt het nog weleens voorbij en het zou ook op die van mij ten gehore gebracht mogen worden als het zover is.

Het is een bijzondere lezing waarbij je de harde kerkbanken voor lief neemt. Aan het eind van de avond koop ik zijn boek en weet ik wat mijn volgende vakantiebestemming zal zijn.

Begin juli reis ik af naar Riga. Je moet geen vlucht boeken vlak voor het weekend want wat Barcelona al een aantal jaren is voor vrijgezellenparty’s begint de Letse hoofdstad nu te worden. Gekke uitdossingen markeren in de weekends het straatbeeld. Ik vlieg op een maandag dus ga net tegen de stroom in en heb in het vliegtuig geen last van al die gekkigheid. Mocht je nog nooit in een van de drie Baltische landen zijn geweest, ik kan het je van harte aanraden.

Halverwege de vakantie ga ik met een spotgoedkope bus naar Tallinn en meteen bij aankomst in de Estse stad ga ik naar het toeristenkantoor om te informeren of er de komende dagen nog een concert met de muziek van Arvo Pärt wordt gehouden. En ja hoor, ik heb mazzel op de laatste avond dat ik in de stad zal zijn is er in de Sint-Nikolaaskerk een kamerkoorconcert. Meteen bestel ik een kaartje. Zo dat is geregeld.

Als ik op die avond op weg ga naar de kerk kom ik overal mannen en vrouwen in stemmig zwart tegen, het blijken de leden van het koor te zijn. Bij de Sint-Nikolaaskerk is het enorm druk, een mensenmassa verdringt zich bij de garderobe, maar ik – warmbloedig als ik ben – heb geen kledingstukken af te geven. Toch kan ik niet doorlopen en moet op mijn beurt wachten om een plekje te zoeken in de magistrale kerk. Het voordeel is dat ik alleen ben en op de derde bank voorin is er een mooi plekje voor mij vrij. Nieuwsgierig bestudeer ik het programma. Ik heb een Estse versie in mijn handen geduwd gekregen (zie ik er dan zo Baltisch uit?) waardoor ik enkel het woord Pärt kan ontcijferen. Dat is prima daar kom ik voor.

Op het podium voor me zie ik alleen vrouwen en ik denk waar zijn de mannen gebleven? Dat raadsel wordt bij het eerste orgelspel opgelost. Achter mij hoor ik eerst heel zacht mannenstemmen, hun gezang zwelt langzaam aan en overspoelt me als een golf in de branding uiteindelijk totaal. Het is een soort full-surround-ervaring. De akoestiek is uitstekend. De mannen schrijden zingend door het gangpad naar voren en voegen zich bij de vrouwen. In één woord kippenvel, zo mooi en indrukwekkend. Het koor zingt onder begeleiding van een kamerorkest vier lange stukken. De muziek van Pärt is sober met onverwacht krachtige uithalen die onder je huid  kruipen. De tranen biggelen me over de wangen. Wat een prachtige afsluiting van een geslaagde vakantie. Nog nooit ben ik zo onder de indruk geweest van koorzang. Bij de laatste adembenemende strofen barst buiten een krachtig onweer los, het lijkt alsof het bij het muziekstuk hoort. Zelfs een regenboog priemt door de ramen van de kerk. Binnen slaat een luid verdiend applaus in dat zeker twee minuten aanhoudt.

Geduldig wacht ik in de hal van de kerk de regenbui af, het is geen straf dat ik geen jas bij me heb, want ik wil hier wel een tijdje blijven terwijl de prachtige zang nog in mijn oren naklinkt. Als de ergste regen voorbij is huppel ik de waterplassen ontwijkend terug naar mijn tijdelijke appartement. Mijn vakantie kan niet meer stuk. Dank je, Jan Brokken!

 

Zwemmen in de IJssel

Het is een lome zomeravond vlak voor de grote vakantie. Met een aantal vrienden zit ik in de Moriaan, een studentencafé in de Boven Nieuwstraat. We zijn naar de laatste filmvoorstelling van de Kamper Filmclub in de City bioscoop geweest en bespreken de film onder het genot van een biertje uitvoerig na. Kampen heeft een nieuwe alcoholwet waarbij de kroegen geen vaste sluitingstijd hebben en naar eigen inzicht – wat betekent omzet – het uur waarop de kroeg sluit mag bepalen. Dus het zal midden in de nacht zijn geweest dat we uiteindelijk uit de kroeg gezet worden. Het is nog steeds behaaglijk qua temperatuur, een beetje klam (zwoel) zelfs en niemand heeft zin om naar huis te gaan, laat staan te gaan slapen. Iemand komt op het lumineuze idee om naar het strandje bij de nieuwe brug over de IJssel te gaan en daar nog een beetje te chillen. Omdat het meisje in de groep op goede voet staat met de eigenaar van de Moriaan lukt het haar om terwijl hij bezig is de kas op te maken nog een aantal flesjes bier los te peuteren en we fietsen met de buit richting d’Olde Zwarver, de molen waaraan de brug haar naam dankt.

In mijn herinnering is de tuibrug in aanbouw, maar als ik op internet lees dat Neelie Smit-Kroes de brug op 4 oktober 1983 heeft geopend dan kan dat helemaal niet, want de vrienden waarmee ik op het strandje ben, kende ik toen nog niet. Dus de brug moet al in gebruik geweest zijn en zo zie je maar hoe je geheugen met je herinneringen aan de haal kan gaan.

We installeren ons in het zand en filosoferen een beetje losjes over het leven, misschien moet ik toegeven dat het meer dronkenmanspraat is. Ik weet ook niet meer wie op het idee komt om een verfrissende duik in de IJssel te nemen en naar de overkant te zwemmen. Voor ik het in de gaten heb heeft iedereen zich van kleding ontdaan en duikt in het toch wel koude water. Ik wil niet achterblijven, en begin een snelle striptease. ‘Wacht op mij!’ roep ik.

Met mijn zelf aangeleerde schoolslag zwem ik naar één van de vrienden toe. Ik heb geen diploma en ben geen ervaren zwemmer, nog nooit heb ik in een rivier gezwommen en ik besef snel wat het probleem is, er staat een sterke stroming die het moeilijk maakt recht vooruit te zwemmen. Ik ben in een klap nuchter. Waar ben ik aan begonnen? Is dit verstandig? Ik vraag aan de jongen naast me om bij mij in de buurt te blijven. Ik merk dat hij ook geschrokken is van de sterke stroming in de rivier. De andere drie vrienden zwemmen zo’n tien meter voor ons uit. We drijven steeds verder van de brug af in de richting van de oude brug. Ik zet kracht met mijn armen want van mijn beenslag moet ik het niet hebben, daarmee probeer ik hooguit op koers te blijven. Wat van geen meter lukt. Ongeveer achthonderd meter van de Molenbrug bereiken we de overkant van de rivier. Ik ben opgelucht dat het gelukt is.

Maar wat nu? Daar staan vier jongens en een meisje in Adamskostuum aan de verkeerde kant, terwijl onze kleren nog bij het strandje liggen. We rusten even uit. Gelukkig is het iedereen tegengevallen, maar uiteindelijk zullen we toch terug moeten zwemmen. Even overweeg ik via de brug terug te lopen, maar dat zou een gênante vertoning zijn. Ik probeer mijn angst te onderdrukken. Koppie erbij houden, Jan, je kan dit! Als een bevend rietje duik ik opnieuw de IJssel in en probeer al spartelend de overkant te halen. Het gaat traag en voor mijn gevoel is de overkant mijlenver weg. Ga ik de overkant halen, of wordt dit mijn Waterloo?

Ter hoogte van de melkfabriek komen we weer aan land. Langs de oever proberen we zoveel mogelijk laag langs de begroeiing – voor zover dat mogelijk is vanwege de basaltblokken – terug te lopen naar het strandje. De zon is inmiddels op en een nieuwe dag is begonnen. Ik realiseer me dat ik van geluk mag spreken dat deze domme actie goed is afgelopen, en dat de vier Adams en een Eva wellicht gespot worden door een vroege arbeider maakt ons niet zoveel meer uit. Ik kan het nog – met een kleine ondeugende glimlach op mijn lippen – navertellen. Maar ik zal me zeker niet weer laten verleiden een rivier over te steken. Of Mozes moet met zijn staf in de buurt zijn.

Musica exotica

Afrikaanse muziek is totaal anders dan de westerse muziekgenres die we gewend zijn. De nadruk ligt vooral op ritme (meestal trommel) en de muziek is niet gebonden aan regels. Terwijl bij de westerse muziek melodie en harmonie een belangrijke rol spelen. Wij gebruiken bijvoorbeeld vierkwartsmaten waar de Afrikaanse musicus geen gebruik van maakt. Afrikaanse liedjes worden gezongen tijdens het werk, tijdens religieuze ceremonies, of om gebeurtenissen als geboorte en trouwerij te vieren. Iedere song heeft zijn specifieke doel, en daarbij hoort ook een karakteristieke dans. De algemene stijl van een Afrikaans lied is in de vorm van een vraag en antwoord: de leider zingt een regel, die wordt beantwoord door de groep.

Een goede vriend maakt me opmerkelijk op deze sprankelende muziek. Hij luistert altijd naar het VPRO-radio-programma ‘Viva Musica Exotica’ op donderdag tussen 1 en 2 uur ’s nachts met de legendarische Dave van Dijk. Hij laat me optredens horen die hij heeft opgenomen. Op een gegeven moment laat ik zelfs de laatste ronde op donderdag – de studentenavond bij uitstek –  in de kroeg aan me voorbijgaan om op tijd voor de radio te zitten, cassettebandje in de recorder om de prachtige concertregistraties op te nemen.

Zo maak ik kennis met de Congolese soukous, Ghanese highlife en leer ik de muziek kennen van Cheb Khaled (Algerije), Aster Aweke (Egypte), Mory Kanté (Guinee), Alpha Blondy, Manu Dibango (Kameroen), Salif Keita, Ali Farka Touré, Super Rail Band de Bamako (alle drie uit Mali), Fela Kuti, King Sunny Ade (Nigeria), Baba Maal, Youssou N’dour, Orchestre Baobab, Ismael Lo (allen uit de bakermat Senegal) en ga ik op zoek naar lp’s en cd’s die niet in elke platenzaak te vinden zijn, maar bijvoorbeeld wel bij Plato in Zwolle.

We bezoeken hun concerten als ze in de Melkweg, Paradiso of Tivoli optreden. Zo heb ik Youssou N’dour gezien die als jochie een vier uur durend concert geeft, terwijl zijn moeder vanaf het podium in een prachtige, kleurrijke jurk met een geweldige hoofdtooi toekijkt hoe haar zoon met zijn stem, zijn muzikanten en dansers, het publiek in vervoering brengt. Het mooie van die concerten is dat ze niet een afgemeten anderhalf uur duren, met de grote hits als toegift, nee een Afrikaans concert in de Melkweg begint om elf uur en gaat door tot vier uur ’s morgens, zolang het publiek er maar lol in heeft. ‘Are you enjoying yourself, do you want more?’ En daar gaan we weer, een nummer duurt sowieso langer dan de drie, vier minuten die we gewend zijn.

Van het rijtje genoemde Afrikaanse artiesten zal waarschijnlijk Youssou N’dour de bekendste zijn. Hij heeft samen met Neneh Cherry een top-40 hit met ‘7 Seconds’. Maar wellicht doet de Guinees Mory Kanté met ‘Yeke yeke’ ook nog een lichtje branden?

Het is 1988 en de Nederlandse voetballers worden Europees kampioen. In dat beruchte weekend is in Den Haag in het Zuiderpark het gratis muziekfestival Parkpop met een optreden van Mory Kanté die net een nummer één hit heeft gescoord met dat nummer. Het is een onvergetelijk concert. op het festivalterrein heerst een uitgelaten stemming. Iedereen leeft dat weekend in een soort roes. Zanger en griot (dichter) Mory Kanté gooit vurige kolen op de euforie door na elk nummer te roepen: ‘Vous êtes champion d’Europe’ en daar deint de uitzinnige menigte weer op het aanstekelijke Afrikaanse ritme verder. Wat een fibes: Yeke yeke!! En toen moest die gedenkwaardige grachtentocht door Amsterdam, de volgende dag, nog komen. Het cassettebandje dat ik later op Viva Musica Exocita van dat concert heb opgenomen, is volledig stuk gedraaid.

Bovengenoemde artiesten zorgen ervoor dat Afrikaanse muziek steeds populairder wordt en dat hebben de organisatoren van de Melkweg en Paradiso jammer genoeg ook in de gaten. Ze bedenken dat er meer geld te verdienen is en plotseling verschijnt er iemand van de organisatie op het podium, terwijl bijvoorbeeld Baba Maal net lekker op stoom komt. De organisator maakt een snijbeweging onder zijn kin, ten teken dat de muzikanten tot hun grote verbazing moeten stoppen. Waarom? We zijn nog maar net begonnen, kijk eens naar dit waanzinnige publiek, die hebben het nog prima naar hun zin. Nee, beduidt de man, nog een laatste nummer en dan is het afgelopen!! Om 1 uur begint de Afrikaanse disco en iedereen moet de zaal verlaten. Ongelooflijk! Morrend gaan de concertbezoekers naar buiten. Je mag best dansen op de Afrikaanse muziek, maar dan moet je opnieuw een kaartje kopen. Zo wordt een mooi concert ruwweg verstoord! De commercie verziekt deze bijzondere optredens en ik neem me voor ze niet meer te bezoeken. Met het luisteren erna ben ik niet gestopt. Soms zie ik de verbaasde gezichten als ik in mijn auto op een zonnige dag met open ramen keihard ‘Aicha’ van Cheb Khaled draai. De Marokkaanse jongens kunnen hun oren niet geloven, wat moet die witte met ónze raïmuziek? Ik heb daar altijd inwendig veel plezier om.

Als Paul Simon de Afrikaanse muziek ontdekt met zijn Gracelandproject is dat ook een ware zegen. Bij zijn afscheidsconcert vorig jaar heb ik met volle teugen genoten van de vele Afrikaanse invloeden tijdens zijn optreden. En hij heeft nog een ander punt overgenomen, het niet-aflatende enthousiasme van de Afrikanen, hij bleef maar door zingen, zonder pauze. ‘Willen jullie meer? Vooruit, nog eentje.’

 

Volle maan

Misschien niet bij stilgestaan, maar vanavond is het volle maan. In mijn jeugd ben ik erg onrustig bij dat verschijnsel. Wellicht omdat ik opgroei op een plaats waar ’s nachts weinig kunstlicht is, geen helverlichte flats, geen industrie of zelfs maar lantaarnpalen. Het valt dus erg op als het volle maan is. Vanaf de aarde is de maan dan maximaal verlicht te zien, en zo goed als volmaakt rond. Het licht van de maan (het weerkaatste zonlicht) is fel en overtreft het licht van de sterren.

Nu wil ik niet zeggen dat ik maanziek ben, gelukkig niet, maar het noopt wel om die nacht naar buiten te gaan. Vaak neem ik de transistorradio mee en later mijn eigen radio-cassettedeck. Ja, het is ver voor de tijd van de walk- of discman, laat staan mobiele telefoon met een Spotify-account of iTunes-playlist. Ik vind het fijn en belangrijk om muziek bij me te hebben. Je voelt je dan minder alleen en het bevordert de emotionele stemming. In het uitgestrekte landelijke gebied met akkers en weilanden kun je zonder koptelefoon naar muziek luisteren. Buren wonen op afstand of je kunt ze ontlopen zodat je geen broodnodige nachtrust verstoort en geluidsoverlast veroorzaakt. Soms verkies ik het lopen over de verharde weg, maar vaak trek ik over de velden. Je kunt immers prima zien waar een sloot begint of prikkeldraad is gespannen. Heerlijk met soulmuziek opgenomen van Ferry Maat’s Soulshow. Zoals Tavares met ‘Heaven must be missing an angel’, George McCrae ‘Rock your baby’ of The Jacksons met ‘Can you feel it’. Of de meer tot disco verheven soulmusic van Donna Summer, Three Degrees, Pointer Sisters, Chic of Sister Sledge (Lost in music). Genieten van de schitterende sterrenhemel en de volle ronde maan boven je. Voorzichtig meezingen met de zware, bronstige stem van Barry White (Youre the first, the last, my everything) en mijmeren over de grote wereld die nu glashelder aan je voeten ligt. Het is een manier om dichter bij jezelf te komen en je zonden te overdenken. Noem het weemoed als je wilt, maar het geeft genoegdoening aan een jong hart. Je krijgt er een bepaalde energie van, alsof je weer een maand vooruit kunt.

Een beetje spannend is het ook wel wandelen in de verlichte nacht. Je wilt eigenlijk niet betrapt worden. Maar wie moet dat doen, een andere nachtbraker? Iemand die na een lange vergadering van de Boerenleenbank laat thuiskomt? Om over andere opties maar te zwijgen.

Er zijn natuurlijk allerlei gedachten en aannames over de kraakheldere hemel vol sterren, terwijl de maan het zonlicht tot ver weerkaatst. Het verschijnsel spreekt tot de verbeelding: neem de mythe van de weerwolf waarbij een mens bij volle maan de gedaante van een wolf kan aannemen. Of waarbij je de ‘witte wieven’ tegen kunt komen. Gelukkig heb ik beide op mijn tochten niet ontmoet! Noch heb ik wolven horen huilen.

In de folklore worden diverse invloeden van de volle maan op het leven op aarde aangenomen. Kinderen kunnen een dag voor en tijdens volle maan erg druk en onrustig zijn, net zoals vlak voor een storm. Er zouden meer geboortes plaatsvinden, maar een reeks statistische onderzoeken geeft echter aan dat dit verband niet waarneembaar is. Hetzelfde geldt voor het aantal misdaden dat in die nacht groter zou zijn. Je kunt op internet lezen dat mensen meer prikkelbaar zijn, sneller geïrriteerd raken, meer emotioneel zijn, slechter slapen en veel dromen.

Al met al denk ik wel dat de maan op een bepaalde manier invloed op het leven van de mens heeft en het doet er niet toe wat anderen ervan zeggen. Het is belangrijk dat je voor jezelf bepaald wat het voor jou betekent gebaseerd op hoe het voor jou voelt. Ik zie het meer als een grote schoonmaak, elke maand weer om dat wat niet nodig is op te ruimen en plaats te maken voor iets nieuws. Even als een ‘huilende wolf’ je hart te luchten… Denk aan Gloria Gaynor met ‘I will survive’. Ach, er poppen zoveel nummers op die me aan die doorwaakte nachten met urenlange slentertochten herinneren.

Goliath verslagen

Eind mei 1989 word ik voor de tweede keer aan mijn oogafwijking geopereerd. Na de slachtpartij in het ziekenhuis in Kampen heb ik me nu toevertrouwd aan de specialisten van het Ooglijdersziekenhuis in Utrecht. Na een doorwaakte nacht, mag ik weer naar huis. Het was onrustig omdat de man die naast me lag en een paar uur eerder geopereerd was, continu luidruchtig moest kotsen. Ik ben gelukkig niet misselijk, al moet ik mijn inbeeldingsvermogen wel uitschakelen met die kokhalsgeluiden, anders ga ik zo met hem mee spugen.

Een vriendenstel komt me met de auto halen en brengt me naar mijn flat in Kampen. Heerlijk zo’n netwerk dat goed voor je zorgt, ik voel me een gezegend mens. Een vriendin komt logeren en zal me verzorgen zolang dat nodig is. Ze zit in het laatste schooljaar en heeft nu haar centraal schriftelijke eindexamens. ‘Kan ik mooi lopend naar school. En als ik de French Open bij je kan zien, dan hebben wij een deal.’

‘Helemaal goed,’ is mijn antwoord.

Mijn beide ogen zijn hopelijk rechtgezet maar nu ter bescherming nog afgeplakt. Het voelt alsof al mijn oogspieren strak zijn aangetrokken en wanneer ik opzij wil kijken als de ooglapjes even af mogen, heb ik de neiging om eerder met mijn hoofd te draaien dan mijn ogen naar links of rechts te bewegen. Mede omdat het nog erg pijnlijk is. Met name ’s ochtendvroeg ben ik behoorlijk hulpbehoevend doordat beide ogen door het wondvocht stevig vastgeplakt zitten. Mijn vriendin komt dan met een handlauw washandje en veegt ze voorzichtig open, zodat ik weer enigszins zicht heb.

De hersenen moeten opnieuw leren kijken. Toch heb ik snel in de gaten dat ik nog steeds scheelzie. ‘Maar je pupillen staan ten opzichte van elkaar een stuk minder uit elkaar,’ zegt mijn vriendin bemoedigend.

Het tennistoernooi van Roland Garros is volop aan de gang. Mijn vriendin -zelf een fervent tennisster- wil geen wedstrijd missen en ik kijk op de bank mee -voor zover mogelijk. Het volgen van de tennisbal is natuurlijk een goede oogoefening. Ze legt me de spelregels uit, want het is mij eerst niet duidelijk hoe de puntentelling precies werkt. Het wordt een spelletje om voordat de scheidsrechter de stand doorgeeft te roepen wat het is. ‘Deuce,’ vind ik nog het mooiste woord. We genieten van het spel van jonge sterren als Andre Agassi, Jim Courier, Boris Becker en Pete Sampras.

Op maandagmiddag 5 juni zitten we klaar voor een match tussen Ivan Lendl, de nummer één van de wereld en drie keer winnaar in Parijs, tegen de piepjonge Michael Chang, een Amerikaans talent van Chinese afkomst. De vriendin geeft hem door zijn geringe lengte geen schijn van kans en voorspelt dat de twaalf jaar oudere Tsjechoslowaak hem alle hoeken van het veld zal laten zien.

Haar voorspelling is accuraat, want de eerste twee sets worden gewonnen door Lendl. Maar tegen de verwachting in houdt de zeventienjarige snotneus stand tegen Lendl. Het is een interessante wedstrijd met lange rally’s. ‘Tok, tok, tok,’ hoor ik als ik af en toe mijn ogen even dicht doe om ze rust te gunnen, maar als ik de enthousiaste bewegingen naast me op de bank voel en de luide aanmoedigingen voor Ivan Lendl hoor, doe ik toch maar weer mijn ogen open. Ik wil niks missen, zeker niet van de spannende pose die Lendl aanneemt als hij gaat serveren.

Het is een slopend gevecht. Een vijfde set moet uiteindelijk de beslissing brengen. Het gezamenlijk koken van het avondeten kan wel even wachten, zo ongekend spannend is het. Chang heeft duidelijk last van kramp omdat hij niet gewend is zo’n lange afmattende wedstrijd te spelen. Hij beweegt nauwelijks meer en speelt louter hoge ballen. We denken dat hij op zal geven, maar met rek- en strekoefeningen probeert hij tijd te rekken en zijn tegenstander uit zijn spel en concentratie te halen. Wat aardig lukt want de twijfel slaat toe bij Ivan Lendl. Hij stoort zich aan het roepen en fluiten van het publiek. De scheidsrechter moet steeds om stilte vragen. ‘Silence, s’íl vous plaît!’ We leren Changs moeder Betty kennen die haar zenuwen zit te verbijten op de tribune.

Bij 4-3 en 15-30 in de vijfde set slaat Chang een onverwachte onderhandse service. Een snelle, katachtige beweging, met wat spin. Lendl retourneert, komt naar het net, Chang slaat een forehandpassing waarop Lendl kansloos is. ‘Wow, magnifiek!’ roept de vriendin.

De altijd stoïcijnse Lendl is mentaal gebroken. Op matchpoint slaat hij een dubbele fout, als Chang bij zijn tweede service dreigend ver in de baan staat. Na vijf uur en veertig minuten zijgt Michael Chang uitgeput op het gravel neer. Het is achteraf een iconisch moment in de tennisgeschiedenis. David die Goliath verslaat. Voor een beginnend fan val ik meteen met mijn neus in de boter.

Op het journaal volgt diezelfde avond nog zo’n iconisch beeld. De jonge Chinese man die met twee boodschappentassen een rij Chinese tanks op het Tiananmenplein probeert tegen te houden. Het is het jaar waarin in veel communistische landen verzet opbloeit tegen de zittende regeringen, maar in China wordt de studentenopstand helaas op een gewelddadig en bloedige wijze neergeslagen. Hier verslaat David helaas de grotere tegenstander niet.

Op de zondag erna wint Chang de finale van Stefan Edberg en is daarmee de jongste grandslamwinnaar bij de mannen. Met die oogafwijking is het jammer genoeg nooit goed gekomen.

Alles kan een mens gelukkig maken…

Mijn doctoraalscriptie is eindelijk af en ik moet wachten op het afrondende eindgesprek. Financieel is het nu zaak om een baantje te zoeken om wat meer liquide te zijn. Ik meld me aan bij Randstad uitzendbureau. Na wat los-vast dingetjes, zoals chauffeur op het busje om door Kampen kleding in te zamelen, word ik gebeld dat men op de verzinkerij iemand zoekt die van aanpakken weet.

‘Ik zal heel eerlijk tegen je zijn,’ zegt de intercedent, ‘het is niet het meest gewilde werk. Het is zwaar en vies.’

Ik heb geld nodig en ga de uitdaging aan. De eerst volgende maandagochtend steek ik op mijn fiets de IJsselbrug over en volg de rivier naar het kleine fabrieksterrein in IJsselmuiden en meld me bij mijn toekomstige chef. Het gebouw is een saaie, hoge, grijze box met een kleine schoorsteen waar rook uit komt. Als ik door de hal loop begrijp ik meteen waarom de dame van het uitzendbureau zei dat ik vooral oude kleren aan moest trekken en schoenen met een stalen neus, want het is er vrij stoffig en door de hal loopt aan het plafond een kabelbaan met een soort hijskraan, die voortdurend dampende, zilverglimmende voorwerpen door de hal vervoert, die er zwaar uitzien. Er hangt een niet nader te definiëren luchtje. Een odeur die me de komende weken zal gaan vergezellen, hoe je ook wast en boent het gaat niet uit je huid.

Ik krijg een beknopte rondleiding en schud her en der wat handen en probeer namen te onthouden. Van de chef krijg ik het nadrukkelijke gebod om niet dichtbij het ‘het heilige der heilige’ te komen, het gedeelte waar daadwerkelijk het ijzer verzinkt wordt. Dat werkt een beetje als de appel op Eva en het maakt me nieuwsgierig wat er dan precies gebeurt, wat er zo gevaarlijk is. Natuurlijk kijk ik later stiekem toe hoe het verzinken precies in zijn werk gaat. Het een mooi gezicht als een fietsenrek in een heet zilverbad verdwijnt en er weer glimmend uitkomt en van een beschermend laagje is voorzien.

Voor nu krijg ik een grote schaar in mijn handen geduwd en mag allerlei stalen ringen losknippen die voor het verzinken aan elkaar zijn verbonden. Het lijkt een makkie maar na een half uur ga ik mijn studentenrugje toch wel voelen en de koffiepauze is me meer dan welkom. Allerlei stoere mannenblikken checken de rookie van achter hun meegebrachte boterhammen. Misschien denken ze, hoe lang zal hij het volhouden? Want ik begreep dat het verloop onder uitzendkrachten groot is – enigszins te begrijpen. Voor mij is het een uitdaging. Ik probeer mee te doen met de mannengrapjes en de analyses van de gespeelde voetbalwedstrijden van dit weekend, maar ik heb geen enkele wedstrijd gezien en kan er moeilijk over meepraten. Daarom is het daarna wel weer ontspannend als ik in mijn eentje verder mag met het losknippen van de ringen. Onophoudelijk schalt een radio door de hal die het fabriekslawaai probeert te overstemmen. René Froger heeft zijn grote hit ‘Alles kan een mens gelukkig maken’ en dat mag ik een paar keer per dag horen, met soms een valse meezingpoging van een collega.

‘…als ik morgen geen zin heb om te werken, stel ik al het werk tot overmorgen uit…’

Tot verbazing van de chef sta ik de volgende ochtend weer aan de poort. Een bemoedigend knikje is mijn deel. Langzaam dwing ik respect af, ik verbijt de spierpijn bij het opstaan ‘s morgensvroeg en raak gewend aan de geur die constant om me heen hangt. Als ik ’s avonds thuiskom trek ik meteen bij de voordeur alle werkkleding uit, gelukkig is mijn douche in het begin van de hal en ga ik een kwartier lang douchen om mijn vermoeide spieren een weldadige watermassage te geven en doe ik een verwoede poging om de grauwsluier die over mijn gezicht en armen hangt eraf te boenen. Neusgaten en oren zijn het ergst. En toegegeven je krijgt het echt niet schoon.

Als ik na een week nog steeds niet heb opgegeven krijg ik andere, ‘moeilijker’ taken. Ik mag met de takel door de fabriekshal manoeuvreren, eerst gaat het erg stuntelig, maar al doende krijg ik er lol en behendigheid in. Bouwsteigers op pallets stapelen en vastbinden voor vervoer naar de klant. Allerlei materialen, van bouten, buizen, balken, tuinhekken, stellingen en vangrails tot onhandig lange lantarenpalen gaan door mijn handen.

Het is een aparte en harde wereld waar ik zes weken lang in mag bivakkeren. Het is totaal andere koek dan achter je bureau zitten en met je hoofd bezig te zijn, boeken te lezen, te studeren en mooie zinnen proberen te schrijven. Mijn respect mannen! Ik zou dat toch niet jaar in jaar uit kunnen volhouden. Voor mij lonkt iedere dag ‘het geluk’ van Froger, dat dit tijdelijk is, dat ik hier geld mee verdien, dat ik straks weer lekker thuis ben met een vers kopje thee, ja alles kan een mens gelukkig maken… Zeker als ik me volgende maand doctorandus in de theologie mag noemen en totaal iets anders kan gaan doen!

Schoolfeest

Het schooljaar loopt bijna ten einde en 5VWO heeft zin in een feestje, maar dan het liefst een keer iets anders dan de gebruikelijke schuifelpartijen in de schoolkantine. Alle ogen gaan mijn richting uit, wat als we nu eens een fuif bij jullie op de boerderij geven? Ik vind het een gaaf idee, maar zie het nog niet zo een-twee-drie gebeuren, want daarvoor moeten mijn ouders natuurlijk wel toestemming geven.

Heel voorzichtig opper ik het voorstel tijdens het avondeten. Ik zie mijn vader schudden en ook mijn moeder is niet enthousiast. Hoe ik ook probeer ze te overtuigen dat het een net feestje zal zijn en dat we geen rommel zullen maken, ze gaan niet overstag.

De volgende dag op school is de teleurstelling groot. Iemand is op het idee gekomen om een speurtocht uit te zetten die dan bij onze boerderij eindigt, maar ik moet alle plannen de grond in boren. Tenzij ik een beproefde tactiek uit de kast trek: namelijk ‘vreemde ogen dwingen’ en gebruikmaak van het verrassingseffect. Ik vraag mijn vriendin en mede-initiator van het feest of ze vanmiddag mee wil komen naar mijn huis en het zelf aan mijn ouders wil vragen. Hun beoogde schoondochter durven ze vast niet te weigeren. Mijn moeder reageert verheugd op het onverwachte bezoek en als ook mijn vader aanschuift voor een kopje thee, brengt mijn vriendin het voorstel nog eens ter tafel. En zowaar binnen een minuut is het beklonken en stemmen mijn ouders in met een schoolfeest bij ons in de schuur! Op twee voorwaarden: er mag niet gerookt worden in de schuur (brand is een familietrauma) en het moet netjes blijven dat betekent – als ik het voor mijn vriendin vertaal – dat er niet zwaar gezopen mag worden. Een biertje mag, maar het moet geen zwijnenstal worden. Alles met mate zoals mijn moeder zegt.

We smeden het ijzer nu het heet is en prikken meteen een datum, dan kunnen ze niet morgen op hun besluit terugkomen. Verheugd fiets ik een eindje met de vriendin mee naar haar huis en onderweg maken we verdere plannen. Het volgende weekend zetten we met de feestcommissie de speurtocht uit en verzinnen allerlei ludieke opdrachten voor onderweg.

Op de bewuste vrijdag in mei vertrekken de klasgenoten in groepjes op de fiets vanuit Assen en beginnen uitgelaten aan een lange speurtocht. Wij nemen de kortste route (toch nog dertien kilometer) om in de schuur de laatste voorbereidingen te treffen. We hopen maar dat de medeleerlingen niet zullen verdwalen omdat ze de opdrachten verkeerd interpreteren. Zo rond zes uur komt de eerste groep aan. Ze zijn via Zeijen, Veenhuizen en het Fochtelooerveen uiteindelijk op hun eindbestemming aangekomen. De barbecue kan aangemaakt worden en een uur later is iedereen aanwezig. Het is best een grote groep want verkering en andere aanhangsels zijn ook welkom. Een aantal vrienden die niet bij mij in de klas zitten maar wel zin hebben in een feestje komen ook. De sfeer zit er goed in, een dj verzorgt de muziek en mijn vader komt af en toe even langs om te kijken of de huisregels worden nageleefd. Hij wordt al snel aangesproken en bedankt voor het verlenen van de prachtige locatie. Voor belangstellenden geeft hij maar wat graag een rondleiding over de boerderij, zijn trots. Ook mijn moeder ontkomt niet aan de aandacht van de tieners en zij heeft in de voorkamer ‘spreekuur’. Met name de meisjes uit de klas komen bij haar buurten. Een klasgenootje komt zelfs met een opmerkelijk verzoek. ‘Mevrouw Meints, ik vind uw zoon Jan toch zo’n aardige jongen, ik zou graag wel iets meer met hem willen! Maar dat lukt me niet, zou u mij daar niet bij kunnen helpen?’

Mijn moeder kijkt het meisje aan en vraagt: ‘Toen jij hier binnenkwam heb je toen buiten een bord zien staan met ‘Makelaar’ erop?’

Het meisje kijkt mijn moeder vreemd aan. ‘Nee, hoezo?’ 

‘Nou, dat zegt al genoeg, ik ben geen huwelijksmakelaar, dus daar bemoei ik me niet mee, dat moet je zelf met hem regelen.’

De info die ik een dag later van mijn moeder hoor, is niet nieuw voor mij, ik had het al een tijdje in de gaten dat ze een oogje op me had.

Het feest verloopt zonder incidenten en iedereen geniet. Voordat we het in de gaten hebben is het al zaterdagochtend. Een aantal intimi blijven slapen, er is ruimte genoeg. Ik merk dat een goede vriend toch een beetje onder invloed is geraakt van de groene rakkers en neem hem even apart. Hij wil met de brommer naar huis rijden en zegt met dubbele tong dat hij nog zo nuchter is als een pier. Hij is niet over te halen en stapt onder mijn protest op z’n brommer, die hij met moeite aan de praat krijgt. Vervolgens rijdt hij de totaal verkeerde kant op, we wonen aan een doodlopende weg. Ik pak mijn fiets en ga hem achterna. Gelukkig heeft hij zijn voertuig niet goed onder controle en vind ik hem met zijn brommer liggend in de grasberm. Hij moet er zelf nog het meest om lachen. Na nog een overredingspoging is hij er inmiddels wel van overtuigd dat hij zo niet naar huis kan. Nu moet ik hem nog ongezien langs de ‘controlepost’ zien te loodsen. Mijn ouders staan natuurlijk vroeg op om de koeien te melken dus die liggen al op een oor. Ik stop hem in een beschikbaar bed en zet een emmer naast het ledikant voor het geval dat. Ik hoop dat hij hem gebruikt als het nodig mocht zijn! En nu maar een klein schietgebedje opzeggen dat het een ‘rustige’ dronkaard is en hij niet voor overlast zorgt de rest van de nacht.

Als de lichten in de schuur zijn gedoofd en iedereen huiswaarts is gegaan, of naar de slaapkamers, kijk ik nog snel even bij hem. Hij is bezig een heel bos om te zagen, maar de emmer is nog leeg. De volgende ochtend valt het niet op dat er iemand extra met lodderige oogjes aan het ontbijt zit.

 

Telefoonterreur

Hoe vervelend is het als je je net lekker op de bank hebt geïnstalleerd met een bord eten op schoot en je huistelefoon gaat. In eerste instantie denk je nog wie zal dat zijn? Maar aan het geroezemoes op de achtergrond weet je meteen dat het iemand van zo’n callcenter is. Vaak gaat het over de krant of over een energiebedrijf. Of tegenwoordig is het een slecht Engelssprekend persoon uit India die over Microsoft begint. Zelfs mijn moeder die geen internet noch computer heeft wordt door deze lieden gebeld.

‘Ik had vandaag toch zo’n raar telefoontje, ik kon die mevrouw helemaal niet verstaan, ze was zo ver weg. Ik heb maar gezegd dat ze verkeerd verbonden was.’

‘Goed zo ma, de volgende keer gewoon sorry zeggen en meteen de hoorn erop gooien.’

Vroeger kon ik voor dit soort telefoontjes nog wel geduld opbrengen, maar nu ga ik het steeds irritanter vinden. Te meer omdat ik in het Bel-me-niet Register sta en ze mij eigenlijk niet mogen bellen. Ja, tenzij ze een eerdere relatie met je hebben. Zo word ik op een avond gebeld door iemand van het Parool – iemand van een callcenter die namens het Parool belt natuurlijk. Ik had de afgelopen weken een spotgoedkoop proefabonnement gehad op hun krant. Vier weken voor vier euro, nou dat kun je toch niet laten lopen! En dan heb je ’s avonds ook nog es een krant in de bus en vanwege sommige televisieklusjes bij AT5 blijf je een beetje op de hoogte van het Amsterdamse nieuws. Dat leg ik allemaal vriendelijk aan de jongedame uit, als ze me vraagt hoe het proefabonnement bevallen is.

‘Nou dan heb ik goed nieuws voor u, meneer. Ik mag u namelijk een mooi aanbod doen. U kunt het Parool drie jaar lang blijven lezen voor maar 16 euro per maand. Is dat niet geweldig?’

In mijn hoofd reken ik met haar mee, het is inderdaad goedkoper dan mijn huidige Volkskrantabonnement. ‘Mevrouw, uw aanbod is erg verleidelijk, maar ik ben al jarenlang geabonneerd op de Volkskrant en ik blijf trouw aan mijn dagblad, want eerlijk gezegd is het een prettiger krant om te lezen.’

Ze geeft zich niet snel gewonnen en begint over een digitale versie van het Parool door de week naast mijn huidige krant en dan bijvoorbeeld alleen de papierenkrant op zaterdag met het mooie kleurrijke magazine PS erbij. Ik zeg dat ik daar geen interesse in heb. Ze blijft volhouden: ‘Het is toch geen geld, meneer. Als u de zaterdagkrant een paar keer los koopt bent u meer kwijt.’

Ik laat me ontvallen dat ik het merkwaardig vind dat ik als trouwe lezer het dubbele voor mijn abonnement betaal.

‘Meneer, ik zie dat u inderdaad al heel lang de Volkskrant leest, dat is ook een krant van de Perscombinatie, ik kan dat abonnement voor u omzetten in een driejarig contract waarin u ook voor 16 euro per maand uw vertrouwde krant kunt blijven lezen.’

Now we are talking, dit klinkt als muziek in mijn oren, ik zou een dief van mijn eigen portemonnee zijn als ik die 19 euro winst per maand drie jaar lang niet zou aannemen. Dus ik stem toe.

‘Ik maak het voor u in orde, meneer. Het enige dat u moet doen is morgenvroeg zelf even met de Volkskrant bellen om uw huidige abonnement op te zeggen en dan krijgt u over een maand de Volkskrant voor een prikkie in de bus.’

Nou, dat is snel verdiend, helemaal in mijn sas warm ik mijn maaltijd op in de magnetron, want die is inmiddels koud geworden.

De volgende ochtend bel ik met de klantenservice van de Volkskrant.

‘Maar meneer wie heeft u dit aanbod gedaan, dan kan helemaal niet, u heeft al een abonnement op de Volkskrant, u komt helemaal niet in aanmerking voor dit soort acties.’

Ik ben verontwaardigd en vraag hoe ik daarvoor dan wel in aanmerking kom?

‘Nou, als u een half jaar de Volkrant niet hebt gelezen.’

‘Dat is raar, ik ben al vanaf de jaren tachtig abonnee kom ik dan niet in aanmerking voor een trouwe lezers korting?

‘Nou nee, meneer, zo werkt dat niet.’

Ik vind het merkwaardig: alles om nieuwe klanten te werven, maar een beetje service naar vaste lezers zit er niet in. Na wat aandringen zegt hij: ‘Wacht even ik ga hier overleggen wat ik voor u kan doen.’ Na een irritant wachtdeuntje is de meneer weer terug aan de lijn. ‘Ik mag u een driejarig abonnement aanbieden voor 27,50 euro per maand en dan doe ik er ook nog een wijncoupon van 50 euro bij als welkomstgeschenk.’

Ik accepteer de deal.

‘Meneer, ik maak het voor u in orde. U ontvangt per mail een bevestiging van onze afspraak. Vanaf volgende maand gaat uw nieuwe abonnement in.’

‘Hoe zit het dan met het contract van gisteravond?’

‘Die cancel ik voor u.’

Een maand later: twee Volkskranten in de bus. Bellen met de klantenservice.

‘Ja, ik zie inderdaad dat vandaag uw driejarig contract is ingegaan, lekker goedkoop, hè, 16 euro?’

‘Ja dat zeker, maar daar kom ik als trouwe lezer niet voor in aanmerking, dat is een vals contract.’

‘… O ja, ik zie dat op uw adres nog een ander abonnement is ingegaan. Goh, wat raar hoe komt dat?’

Ik leg het geduldig uit. Ik probeer nog of ik toch niet voor die 16 euro versie in aanmerking kom, maar nee zo werkt het niet.

Je raadt het natuurlijk al. De volgende dag weer twee Volkskranten en dat gaat nog een paar dagen zo door. Er is menig telefoontje met de klantenservice gepleegd om het euvel van de twee abonnementen op te lossen. Inmiddels is er al 16 euro en 27,50 euro via een incasso van mijn bankrekening gehaald. Als ik denk dat het nu eindelijk is opgelost heb ik de volgende dag geen krant in de bus. Weer bellen, weer uitleggen… en zo blijft dat veertien dagen dooretteren totdat ik een ‘dure’ Volkskrant in de bus krijg en mijn goedkope – onechte – abonnement met bijbehorende betaling uit het systeem is verdwenen, en 16 euro teruggestort is op mijn rekening.

Nadien heb ik mijn buik een beetje vol van die telefonische verkoopacties en kap ik de gesprekken meteen af. Maar dat is vaak niet gemakkelijk, de jongens en meiden zijn getraind om daar geen genoegen mee te nemen en vragen naar de reden waarom ik geen goedkopere energierekening wil afsluiten et cetera. Ze blijven maar doorgaan. Je vraagt nog vriendelijk of ze wel goed hebben geluisterd naar wat je zojuist hebt gezegd en dat je echt niet geïnteresseerd bent!

‘Maar waarom, meneer…’

Mijn irritatie loopt op en ik merk dat de adrenaline door mijn bloed giert. Ik word steeds kwader en begin met stemverheffing te spreken. Niet goed voor mijn bloeddruk en het resulteert in een bot de hoorn op de haak gooien, om van dat irritante gedram af te zijn.

Sinds kort is de terreur ook via mijn mobiel begonnen, dus ook die maar aangemeld voor het Bel-me-niet Register. Toch gebeurt het dat er weer zo’n vlotte babbelaar belt. Ik vraag meteen hoe hij aan mijn mobiele nummer komt en dat ik vermeld sta, maar dat is tegen dovemansoren gesproken. Er moet verkocht worden, want denk aan de bonus, aan de kans om de medewerker van de maand te worden, of aan de baas die meeluistert of de verkoper wel doortastend genoeg is… Het eindigt weer met een stemverheffing. Ik breek het gesprek op een brute en onvriendelijke manier af. ‘Goedendag jongeman, ik heb hier geen zin in, nog een fijne dag!’ Maar uren later zeurt het gesprek nog na in mijn hoofd. Hoe komt het dat ik gebeld word? En dan herinner ik me die kans op de GAMMA cadeaubon van 500 euro en die paar vragen die je mobiel moest beantwoorden, en toen ze vroegen wie mijn energieleverancier was, ging er een lampje branden. Dit moet ik niet willen, dit is een truc om aan mijn gegevens te komen, hiermee gaan ze me lastig vallen! Ik heb het invullen gecanceld, maar toch is mijn nummer bij de marketeer terecht gekomen. Oh, die telefoonterreur zuigt het bloed onder mijn nagels vandaan… ik moet stoppen, want ik merk dat ik weer kwaad word.

Edsilia, you’re my hero

Het is een spannend weekend. Zondag zijn de studio-opnamen van het SBS6 programma You’re My Hero en het is de zaterdag van het Eurovisiesongfestival met de deelname van Edsilia Rombley. Haar lied ‘Hemel en aarde’ is een catchy song en zou best eens hoge ogen kunnen gaan gooien. Zeker omdat de componisten Fluitsma en Van Tijn Europees goed in de markt lagen met Vrede van Ruth Jacott. Vijf jaar geleden zesde.

Maar ik moet eerst nog als gastheer fungeren. Op zaterdagmiddag landen vier mensen uit Quebec, Canada. Ze zijn de grote verrassing voor een van mijn hoofdpersonen in het televisieprogramma dat mensen die iets speciaals gedaan hebben in het zonnetje zet. Ik moet ze opvangen op Schiphol en ‘vermaken’ en voorbereiden op de kennismaking met hun halfbroer. Probleem is dat ze Franstalig zijn en mijn Frans houdt niet over, en hetzelfde geldt voor hun Engels. Maar de intensie is goed en ze zijn benieuwd naar hun halfbroer, al sloeg het nieuws van een ‘achterblijvertje’ wel in als een bom. Ze wisten dat hun vader zich had ingezet om Nederland van het juk van de Duitsers te bevrijden, maar niet dat er nog een oudere halfbroer in Nederland bestond.

Tom had altijd het idee dat er ‘iets’ was dat zijn leven bepaalde maar hij kon er zijn vinger niet volledig achter krijgen. De verwijten dat hij een ‘bastaardkind’ was deed hem vermoeden dat zijn vader niet zijn vader was. Maar dat werd door zijn moeder van de hand gewezen. Door een bekeuring met zijn brommer kwam hij bij toeval achter het werkelijke verhaal. Hij bleek de zoon van een jong meisje dat tijdens de bevrijdingsdagen zwanger raakte van een Canadees. Zijn pleegmoeder biechtte uiteindelijk het hele verhaal van zijn adoptie op. Daarna zocht Tom contact met zijn biologische moeder. Zij noemde de naam van zijn vader: Yvon Pelletier. Na haar dood ging Tom, die inmiddels letterlijk en figuurlijk in de goot was beland, op zoek naar zijn echte vader. Maar het spoor loopt dood totdat Olga Rains, een Nederlandse vrouw die met een Canadese bevrijder getrouwd is en zich samen met haar man Lloyd inspant om ‘bevrijdingskinderen’ met hun Canadese vader en familie te herenigen, achter het adres zijn echte vader komt.

Tom heeft zich aangemeld om Olga via het programma You’re my hero te bedanken voor alles wat ze voor hem heeft gedaan. Zijn vader blijkt al jaren overleden te zijn, maar Tom heeft twee halfbroers en drie halfzussen. Hij zou graag naar Canada willen om ze te ontmoeten, maar heeft niet de middelen om naar ze toe te gaan. Als grote surprise hebben we dus een deel van zijn familie uitgenodigd en die zal hij tijdens de opnamen voor het eerst zien. Tom denkt zelf dat hij Olga gaat bedanken in het programma.

Gelukkig zijn de Canadezen door de sensatie van de ontmoeting en de jetlag moe en willen ze na een korte site-seeing en een etentje in Amsterdam naar hun hotelkamer om morgen fris te zijn voor de opnamen.

Ik ga snel naar huis om naar het songfestival te kijken. Terry Wogan (voor Engeland Mr. Eurovision) heeft net de aftrap gedaan in The National Indoor Arena in Birmingham en stelt de presentatrice van de avond voor: Ulrika Jonsson. Er doen vijfentwintig landen mee aan deze editie en de meest in het oog springende inzending is Israël met Dana International, die tot voor kort nog als man door het leven ging. Er wordt over niks anders gesproken. Dana International treedt als achtste op en ze draagt niet de verenjurk die Jean Paul Gaultier voor haar heeft ontworpen. Het is uiteindelijk een grijs niemendalletje, en ze is ook niet helemaal zuiver bij stem. Dat verhoogt onze kans! Maar de Israëli in de zaal zijn dolenthousiast.

De zenuwen gieren me door de keel. Er is even ontspanning als Gildo Horn voor Duitsland letterlijk het podium afklimt (dat is nog nooit eerder gebeurd) en al zingend tussen het publiek doorkruipt. Een gekke bijdrage, wat misschien wel het begin is van iets wat we nu vaker zien, hoe kan ik opvallen tussen alle andere bijdragen? Hij heeft er succes mee, want ondanks het matige liedje eindigt hij uiteindelijk op de achtste plaats. Mijn persoonlijke favoriet- naast Edsilia- is Imaani met Where are you? die voor Groot-Brittannië uitkomt. Zij kan natuurlijk rekenen op een enthousiast onthaal van het thuispubliek.

Edsilia Rombley krijgt bij de eerste klanken van het orkest ook meteen een aanmoedigend applaus en luid gefluit uit de zaal. Dat is een goed teken. ‘Nederland is koel…’ Ze heeft charme en haar optreden gaat erg goed. Ze flirt met de camera als ze ‘…wat ik in jouw ogen las, ontstak bij mij het vuur’ zingt en daarbij een subtiele knipoog geeft. Halverwege roept ze het publiek toe: ‘Come on everybody.’ Duizenden handen gaan in de lucht. Het is klasse en commentatoren spreken van de jonge Aretha Franklin uit Amsterdam.

Nu is het afwachten. Haar lot ligt in de handen van de televoting (dus geen vakjury meer, alleen de Hongaren kunnen nog niet inbellen). Als de lange bekendmaking van de uitslag per land begint en de gebruikelijke complimenten worden gemaakt over de fantastische show, wordt snel duidelijk dat het erg spannend is. Edsilia haalt meteen 10 punten binnen en na drie landen staan we zelfs bovenaan. Wat voor avond gaat dit worden? Ik kruip bijna in de televisie. Wogan spreekt van de ‘most exiting edition in years’. En daar is geen woord aan gelogen. Nog nooit lagen vier landen zo dicht bij elkaar en is er een outsider die af en toe de rangorde in de top vijf verstoord. Het elfde land dat de stemmen uitbrengt is Hongarije en we krijgen onze eerste ‘doize points’. Sterker nog, we zijn met tien punten los van de rest en zijn ‘in the lead’. Arme onderburen, ik kan niet meer stilzetten en juich alles bij elkaar. Maar o wee, Slovenië gooit meteen roet in het eten. Geen enkel punt voor Nederland. Het scorebord toont: Israël 80 punten, Nederland 79, Malta en Kroatië beide 78 en Groot-Brittannië zakt iets weg naar 73. Too close to call.

Edsilia blijft scoren, maar nog drie landen geven geen enkel punt (dank je wel Roemenië, Cyprus en Estland). Als het laatste land aan de beurt is om de uitslag bekend te maken is de stand onvoorstelbaar. Malta en Israël hebben beide 166 punten, Groot-Brittannië heeft er 157 en Nederland 148. Winnen kunnen we niet meer, maar we zouden met de volle pot nog derde kunnen worden. FYR Macedonië maakt snel korte metten met die droom: Nederland 3 punten, totaal 151 punten en een vierde plek, het beste resultaat na de overwinning van Teach-In in 1975(!).

Maar wie gaat er winnen? Israël krijgt van de drie potentiële kandidaten 8 punten. Een zucht gaat door het publiek, zal het dan geheel onverwacht de mierzoete liefdesballade van Malta worden, of toch Groot-Brittannië? Nog 10 en 12 punten te vergeven. De tijd lijkt even stil te staan. Groot-Brittannië krijgt er 10 en komt op 167 punten. De 12 punten gaan naar… outsider Kroatië, waardoor Malta geen enkel punt krijgt en derde wordt. Een knotsgekke avond. De winnares Dana International laat op zich wachten, want ze wil dan toch wel het winnende liedje ‘Diva’ zingen in haar verenjurk.

Met een kater gaat de volgende ochtend vroeg de wekker. Ik rijd naar de studio in Almere voor een intensieve dag, want we nemen twee volledige uitzendingen op, en ik heb naast ‘De Canadezen’ nog een ander item dat mijn aandacht verdient. Hoe zal Tom reageren? Ik gun hem zo graag deze ontmoeting met zijn nieuwe familie! Het komt voor hem totaal onverwacht. Zakdoeken graag… niemand houdt het droog. Het is goed om vijf mensen in een innige omarming te zien. Toch iets moois tussen hemel en aarde.