Als je na bijna honderdvijftig anekdotes weleens denkt waarover zal ik de komende weken schrijven dan is de coronacrisis natuurlijk een gebeurtenis om aan te grijpen en reden om het stukje dat klaarligt over de verlaging van de maximumsnelheid op de autoweg die afgelopen weekend stilletjes in is gegaan maar even terzijde te leggen. Aan de andere kant kan je geen krant openen, radio of televisie aanzetten, gebruik maken van social media of je wordt bedolven onder nieuws rond het coronavirus. We maken elkaar zo ook een beetje paranoia, angstig of zelfs fatalistisch, terwijl nu juist de juiste dingen gedaan moeten worden om de volksgezondheid niet verder in gevaar te brengen. In deze pandemie van coronaverhalen hier toch die van mij.
Vrijdagmiddag ga ik boodschappen doen. Ik heb net de laatste pagina’s van het manuscript van Marijke van Dijk gelezen en weet hoe haar nieuwe roman ‘Veerkracht’ afloopt. Nog helemaal in deze familieperikelen ondergedompeld, stap ik winkelcentrum Kerkelanden binnen. Mijn zus had eerder die ochtend nog een appje over het hamsteren gestuurd, maar verder had ik er niet zo bij stilgestaan. Meteen als ik de Lidl binnenga, zie ik het al. Wat is hier gebeurd? De gehele brooddivisie leeg. Op een paar exotische exemplaren na die altijd voor een bepaalde doelgroep bestemd zijn. De grote stapel met wc-papier die twee dagen terug noch naast de winkelkarren stond – ja net deze week in de XXL-aanbieding – is verdwenen. Ook bij het vlees zijn alle schappen geplunderd, alleen de nieuwe vegan artikelen liggen als eenzame winkeldochters in het witte licht. Het is erger dan ik had gedacht. Beelden van Sovjetwinkels dringen zich aan me op. Maar hier in de Lidl Kerkelanden toch niet? Later zie ik op het NOS-journaal wat er eerder die dag hier is gebeurd. Mensen die met over de top volgeladen winkelkarren naar buiten komen.
Terwijl ik mijn spulletjes bij elkaar scharrel, moet ik zelf de verleiding onderdrukken om toch ook niet in te slaan voor het geval dat? Maar wat dan? Er ligt niks meer. Tussen de chaos in de winkel loopt een geschrokken klant druk te telefoneren. ‘Mensen lijken wel van God los,’ doet ze opgewonden verslag van het slagveld in de schappen. ‘Belachelijk, wat is er aan de hand met iedereen?’ Ze blijft luidkeels haar verbazing uiten. ‘Zijn ze gek geworden?!’ Het zorgt in deze bizarre situatie voor een glimlach.
Als ik mijn maaltje bij elkaar heb, sluit ik aan in de rij, ook XXXL lang. Er zijn maar vier van de acht kassa’s open en het ziet er niet naar uit dat daar verandering in gaat komen. Ik app mijn zus om de wachttijd te verdrijven. ‘Het lijkt hier wel oorlog!’ Hoe dichter ik bij het afrekenpunt kom hoe meer de stress bij het personeel duidelijk wordt. De manager is druk aan het managen. Het aantal beschikbare krachten moet hij verdelen over de kassa’s en de bevoorrading. Buiten staat een vrachtwagen die in allerijl langskomt om de lege schappen aan te vullen. ‘Wie doet de pallets?’ Tijdens het wachten zie ik nog ergens een volgeladen mandje staan met twaalf pakken houdbare melk. Blijkbaar kon de aspirant-koper niet langer het geduld opbrengen om op zijn beurt te wachten en heeft hij wellicht gefrustreerd van zijn hamsterwoede afgezien.
Veertien dagen na de eerste corona-patiënt in ons land is er veel veranderd. Om het virus in te dammen zijn er draconische maatregelen getroffen die ingrijpen op de normale gang van leven. De komende drie weken moeten we zoveel mogelijk binnenblijven en grote groepen en evenementen mijden. We moeten andere manieren van begroeten verzinnen en een beetje op afstand van elkaar blijven! Kortom, ons een beetje als kluizenaars gaan gedragen.
Nu werk ik al thuis dus daar veranderd voor mij niks aan. Mijn verzetje is de dagelijkse kilometer zwemmen. Maar drie weken geleden heb ik tijdens een wandeling op de hei een ongelukje gehad. Het had geregend en er lag een grote plas die we probeerden te omzeilen, terwijl ik de hei opstap voel ik dat mijn voet wegglijdt. In plaats van het lot van een natte broek te aanvaarden, probeer ik de val op te vangen met mijn rechterarm. Een pijnscheut schiet door bovenarm en schouder. De huisarts constateert dat er niks gebroken is of gescheurd, maar vertelt dat ik van deze kneuzing toch wel zes weken last kan hebben. Thuis moet ik een ontspannen houding aannemen tijdens het werk en af en toe een oefening doen. Ik heb nog een keer geprobeerd om te gaan zwemmen, maar dat was geen succes. Ook niet met een rugslag. Inmiddels is er een deurbeleid bij het banenzwemmen ingesteld.
Mijn tweede huiskamer, het filmtheater, is door het kabinetsbesluit gesloten. Mijn laatste bezoek was al geen succes. Het is niet handig om je onder de mensen te begeven als je hooikoorts hebt. Ik kan het niet helpen als een niesbui me overvalt. Het echtpaar dat naast me zit schuift met een slap excuus een stoel op. Moet je dan gaan uitleggen dat je geen virus onder de leden hebt?
We moeten ons vermaak binnenshuis zoeken en wennen aan tv-shows zonder publiek. Weten we een beetje hoe het songfestival gevierd gaat worden…als dat überhaupt doorgaat.
In de Volkskrant zaterdag een paginagrote advertentie dat ze er alles aan zullen doen om de vertrouwde krant op tijd op de deurmat te laten vallen, maar dat ze daarvoor achter de schermen van alles moeten organiseren. McDonald’s vraagt om contactloos te betalen en je maaltijd via de McDrive te bestellen. Op de volgende pagina doet AH – ja, de grootgrutter die ons zo nu en dan juist tot hamsterééééén aanzet – een dringend beroep om boodschappen te doen zoals we dat normaal ook doen! Drie paginagrote mededelingen die opvallen.
We zullen het een tijdje moeten uitzingen zonder musea, theater, cafés, (ski)vakantie of (top)sport. Maar niet getreurd ik kom deze zelfquarantaine wel door, genoeg te doen! Ik wil alle mensen die zich inzetten om deze pandemie onder de knie te krijgen een hart onder de riem steken. Ik denk vooral aan de mensen in de zorg en aan zij die beslissingen moeten nemen, laten ze wijs zijn! En ik hoop dat de situatie snel een gunstige wending neemt.