De aankomst van een trein

Hoe gaaf is het om voor je studie de hele dag films te moeten kijken? Na het halen van mijn kandidaatsbul in de theologie en drie maanden als een soort retraite liften door Europa, ben ik eruit, ik maak mijn theologiestudie af maar dan wil ik dat wel op mijn eigen manier doen en ga ik uitstapjes maken om mijn studie te bevragen en interessant te houden. Ik schrijf me in bij de Universiteit van Amsterdam om Filmkunde en Massacommunicatie te gaan studeren. Dat betekent dat ik elke dinsdag en vrijdag met de trein naar de hoofdstad ga en ’s middags of ’s avonds door de polder teruglift naar Kampen.

Op dinsdag krijg ik college van Denis McQuail, een Brit die in de jaren ’80 geldt als een van de vooraanstaande professoren op het gebied van massacommunicatie. Hij geeft aan een overvolle zaal  – voornamelijk meisjes – college over zijn eigen boek Mass Communication Theory. Dat vol staat met feitjes en rijtjes. In het begin is het lastig omdat je aan zijn Engels en het vakjargon moet wennen. Hij is goed in zijn vak maar ook een beetje het prototype verstrooide professor, als hij vastloopt roept hij continu ‘well anyway’. Dat is een gevleugelde uitspraak geworden als ik aan massacommunicatie denk. Daar zit je dan met in je aantekeningen over de vijf specifieke kenmerken van een media-instituut, waarvan hij er maar drie genoemd heeft. De twee resterende kan hij niet reproduceren en wij zijn ‘well anyway’ gedwongen om de rest van de kenmerken in zijn standaardboek op te zoeken. Achteraf denk ik was dit een tactiek van hem?

Het is verfrissend om eens in een ander vak college te krijgen, in een andere stad en andere studentencultuur. Het zijn fijne dagen, waardoor ik weer geïnspireerd raak omdat ik een doel voor ogen heb: de relatie tussen godsdienst en media, wat kan een massamedium bijdragen aan de communicatie over geloven?

Het uiteindelijke tentamen boezemt angst in, het is enorm veel theoretische lesstof en wat gaat McQuail vragen? Er circuleren veel oude tentamens, zodat je een beetje een idee hebt welke kant het op zal gaan, maar desondanks vormt het voor veel medestudenten een struikelblok. Gelukkig ik heb ik het in een keer gehaald.

Een gebeurtenis die me nog helder op het netvlies staat is de dinsdag dat ik met de auto naar Amsterdam ga. Een vriendenstel is op vakantie naar Spanje en ik pas op hun huis en dieren. In ruil daarvoor mag ik de auto gebruiken. Dat is lekker handig. Een studiegenoot theologie wil wel een dagje mee naar Amsterdam en samen rijden we door de polder om uiteindelijk op de A1 in een file te belanden. Hoe het gebeurt, is nog steeds moeilijk te reconstrueren. Zie ik het te laat en heb ik niet genoeg tijd om af te remmen? Of weigeren de remmen volledig? Ik heb het idee dat het laatste het geval is. Het resultaat is in ieder geval dat ik bovenop mijn voorganger knal. De Daihatsu total loss. Gelukkig geen gewonden. Daar sta je dan, de file wordt nog groter, de sleepdienst moet erbij komen en je komt te laat op college. ’s Middags worden we door dezelfde sleepdienst met de auto die zijn beste tijd heeft gehad, teruggebracht naar Kampen. Wat nu? De vriend heeft het ding nodig voor zijn werk. Maar reparatie is gezien de hoge kosten geen optie, ik voel me verplicht een andere auto voor ze aan te schaffen. Ik wil niet bellen wat er gebeurd is, want dat zou hun vakantie verpesten. Ik zal moeten zorgen dat er een andere bolide is bij terugkomst. Ik zal dit nooit vergeten, vrienden in Kampen hebben een geldinzamelingsactie gehouden – een van de eerste crowdfundingsacties ­ –  en het stel rijdt een week na hun zonvakantie in een nieuwe tweedehands. Ik ben onder de indruk van de hulpvaardige vriendschap.

Ook imposant zijn de colleges filmkunde en dan met name filmgeschiedenis. Iedere vrijdag zit de collegezaal in de Oudemanhuispoort vol. Je moet vroeg zijn om te kunnen zitten, ik vermoed dat er ook veel studenten komen voor de oude films zonder dat ze daadwerkelijk filmkunde studeren. Na een referaat van ongeveer anderhalf uur gaan de gordijnen dicht en start de projector. Hier zie ik een van de eerste filmbeelden die gemaakt zijn door de gebroeders Lumière: L’Arrivée d’un train en gare de La Ciotat, de aankomst van een trein, waarbij het publiek dat deze korte film te zien kreeg aan het einde van de 19de eeuw verschrikt wegdook, omdat ze dachten dat de trein hen daadwerkelijk zou overrijden. https://youtu.be/MT-70ni4Ddo  Hier zie ik The Birth of a Nation, de eerste lange speelfilm. Hier kijk ik naar de eerste geluidsfilm, komt er langzaam kleur in de verhalen, en dompel ik mij onder in de Nouvelle Vague, een revolutionaire Franse stroming, die gewoon op straat filmt en de studiodecors achter zich laat.

Het is een verademing, het is een virus dat onder mijn huid kruipt en ik nooit meer kwijtraak. Het tentamen is een leuke uitdaging. Het is niet zo dat je namen van actrices moet noemen als bij een pubfilmquiz, maar je moet tonen de theorie achter de film te kennen. Ik heb me helemaal mogen uitleven op het fenomeen auteursfilm. Regisseurs die naast regisseren ook zelf het scenario hebben geschreven en in hun films qua thematiek en manier van filmen altijd iets herkenbaars hebben waarin je de hand van de meester, de auteur ziet, en daar heb ik in drie uur pennen mijn essay over geschreven.

 

Geef een reactie