Mijn ouders hebben de boerderij verkocht en zijn aan de rand van het dorp gaan wonen, zoals mijn vader het uitdrukt. Voor hen beiden begint een ander leven. Ze hoeven niet meer vroeg op om de koeien te melken of andere zwaar lichamelijke arbeid te verrichten. Bij het nieuwe huis moet natuurlijk wel een moestuin komen, want het telen van eigen groenten zijn ze zo gewend, en het geeft ze iets om handen. Toegegeven de groenten uit eigen tuin smaken toch veel lekkerder. Het liefst zou mijn vader nog wat kleinvee houden, maar daarvoor kan hij gelukkig zijn kennis delen met, en zijn hart ophalen bij een hobbyboer in de buurt.
Maar ze hebben nu ook tijd om eropuit te trekken. Dagelijks maken ze een behoorlijke fietstocht met z’n tweetjes als het weer het toelaat. Of ze gaan met de trein om de vrije reisdag van hun 65+-pas te gelde te maken. Zo komen ze ook weleens een dagje naar Hilversum. Mijn moeder kan slecht stilzitten en ze vraagt of ze nog iets kan doen, stofzuigen of een ander huishoudelijk klusje? Laat ik nu een bloedhekel hebben aan strijken. Ik weet dat het een noodzakelijk kwaad is, want de vouwen moeten toch uit een overhemd, dat staat een stuk verzorgder, maar ik heb er een broertje dood aan. Dus het aanbod van mijn moeder grijp ik met beide handen aan. Ik zeg dat er nog een strijk op me ligt te wachten. Ik geef eerlijk toe, als ik weet dat ze komt verzamel ik met alle liefde een grote berg strijkwerk die zij dan al keuvelend weg kan werken.
Nu heb ik op mijn verjaardag van vrienden een speciaal via internet bestelde strijkhoes cadeau gekregen. Op de hoes staat een bevallige jongeman, als je begint te strijken ‘smelten’ langzaam de spaarzame kledingstukken totdat hij uiteindelijk in Adamskostuum ligt te prijken. Wanneer ze spontaan de plank uit de gangkast pakt, schiet me te binnen dat ik iets vergeten ben. Maar het is te laat… Ze kijkt even naar de nieuwe hoes. ‘Wat was er mis met die ouwe met de bloemetjes?’
Ik verzin dat ik de bout op de plank heb laten staan toen de telefoon ging en dat ik er zo een gat in heb gebrand. Met een verhoogde hartslag breng ik haar de wasmand. Als de bout op temperatuur is, begint ze vol enthousiasme aan de klus. Het eerste overhemd verdwijnt over de man, die al klaarligt om opgewarmd te worden. Zal ik even boodschappen gaan doen? Even weg hier want dit wordt natuurlijk een dingetje. Maar ja weglopen helpt niet, ze zal er zeker later een opmerking over maken. Er valt gewoon niet aan te ontkomen. Ik moet de gifbeker leegdrinken, had ik maar beter moeten opletten! De enige truc is om haar af te leiden en dus aan de praat te houden. Nou is dat bij mijn moeder niet zo’n probleem. De linker voorkant is klaar, ze gooit de mouw over de plank en schuift de achterzijde van het shirt op het werkveld. Ik kijk angstig naar de plank. De seconden lijken voor mij uren… Nu is de achterkant glad, het moment om het overhemd op te pakken en om te keren. Gelukkig, de man op de strijkhoes heeft zich nog niet geheel ontkleed.
Mijn moeder strijkt vrolijk verder. Ik kan er eigenlijk niet langer bij blijven stilstaan en zet thee voor straks. Met een hoogrode kleur kom ik terug in de kamer. Mijn moeder is nog steeds druk bezig. Ze moet inmiddels wel iets gemerkt en gezien hebben. Tot mijn stomme verbazing geeft ze geen kick. Ze strijkt onbewogen de berg was weg en hangt tenslotte de overhemden op een stokje in de kast. Vlug klap ik de strijkplank in en verstop hem in de gangkast.
We drinken thee met z’n drieën. Wanneer zal ze beginnen? Wonderwel maakt ze er geen woord aan vuil. Doet ze het om de sfeer niet te verpesten of heeft ze het echt niet gezien, of beter heeft ze het niet willen zien? Ook bij het afscheid, later die dag als ik ze naar het treinstation breng, rept ze met geen woord over het strijkincident, wat ze normaliter wel zou doen als haar iets dwars zit. Ik kom er met een kloppend hart vanaf, maar zorg er in het vervolg wel voor dat het oude bloemetjesmotief om de strijkplank zit als mijn moeder op visite komt.