Deze gaat op de bon!

Een goede werkdag bij Petrus in het land. Iets over half zes verlaat ik mijn werkplek bij de KRO-NCRV. Ik moet nog even een aangevraagd boek bij de bieb ophalen. Omdat het slecht weer is, ben ik met de auto. Ook nu begint het net weer te regenen als ik buiten kom. Nadat ik het boek heb gescand, rij ik naar huis.

Morgen moet ik vroeg op voor mijn Hema-klus en ik besef dat ik geen brood meer in huis heb. Geen nood, de route naar huis leidt langs een kleine AH. Vroeger was het de buurtsuper. Het ligt in een woonwijk dus er is geen groot parkeerterrein om je auto gemakkelijk kwijt te raken. Vaak parkeer ik op het hoekje van de straat, geen officiële parkeerplek, maar wel handig om snel je auto neer te zetten.

Witte bolletjes

Het is niet druk bij de zelfscanners dus in een mum sta ik weer buiten. Als ik met mijn witte bolletjes wapperend in de hand naar de auto loop, staan er twee parkeerwachters voor mijn bumper. De een is druk bezig met zijn mobiel en noteert mijn kenteken. Oeps, daar heb ik even geen rekening mee gehouden. Ze verrassen me totaal. Dit gaat een duur broodje worden, vrees ik. Koel blijven, duidelijk communiceren, geen irritatie wekken. Ik loop naar de jongemannen toe en groet ze vriendelijk.

‘Goedenavond, bent u de bestuurder van deze auto?’

‘Ja,’ zeg ik terwijl de regen in mijn ogen striemt.

‘U weet dat u hier niet mag parkeren?’

‘Ja, dat weet ik,’ antwoord ik beschaamd.

‘Waarom heeft u dan toch uw voertuig hier neergezet? Er is door de buurt geklaagd over het veelvuldig foutparkeren op dit hoekje.’

Een geldig excuus is er niet. ‘Ik weet dat ik hier niet mag staan, maar ik wilde even snel brood halen.’ Ik laat als bewijs de tien bolletjes zien. Regendruppels parelen inmiddels van de verpakking.

‘Woont u hier in de buurt?’

‘Ja, in het dierenkwartier even verder op.’

‘Heeft u een rijbewijs voor mij?’ vraagt de jongeman met de mobiel onbewogen. Zijn collega staat stoer naast hem. Hij heeft nog niks gezegd, maar maakt met zijn grote gestalte een intimiderende indruk. Ik knip op de autosleutel om het portier te openen, want de portemonnee zit in mijn tas op de achterbank. Ik pak hem en loop terug naar de parkeerwachters. Ik kan mezelf wel voor mijn kop slaan, maar tja… dit moest een keer misgaan.

Rijbewijs

De handhavers staan in het licht van mijn koplampen, de lichtblauwe gedeelten van hun uniformen reflecteren fel. Ik open de portemonnee om het roze kaartje tevoorschijn te halen. Het gaat niet gemakkelijk. Ik krijg hem niet uit zijn hoesje en maak een opmerking dat het nog even gaat duren. ‘Sorry…’

‘Dat is een goed teken, meneer, dat betekent dat u hem er niet vaak uit hoeft te halen.’

Ik knik en blijf frunniken. Het hoesje geeft niet mee, maar uiteindelijk kan ik het rijbewijs overhandigen.

De man bekijkt het identiteitsbewijs met het lampje van zijn mobiel. ‘U hebt zelfs een BE,’ merkt hij op.

‘Ja, die kreeg je er in mijn tijd nog gratis bij als je rijexamen deed voor een personenauto.’

‘Oh,’ zegt de parkeerwachter, ‘dat wist ik niet.’ Hij inspecteert het rijbewijs nog eens nauwkeurig.

Ik doe hetzelfde met de mannen tegenover mij en wacht het verdict af. Ondertussen blijft de regen gestaag op ons vallen.

‘Toen ik met mijn collega kwam aanlopen zei ik tegen hem: “Deze gaat op de bon!”, want dit is natuurlijk niet een officiële parkeerplaats.’

Ik beaam het nog eens. Mijn witte bolletjes hangen nog steeds onschuldig in de regen, ze zien er extra wit uit in het licht van mijn koplampen.

Nooit meer doen!

‘Het is goed dat we u even zelf hebben kunnen spreken. Ik weet het goed met u gemaakt. Als u belooft dat u hier nooit en dan ook nooit meer gaat parkeren.’

Ik ben enorm opgelucht, dit gaat de goede kant op. ‘Ik beloof u dat ik hier nooit meer zal parkeren, ik heb mijn lesje op deze manier wel geleerd.’ Ik vouw mijn handen met de vingertoppen tegen elkaar aan en beweeg ze in de richting van de mannen. De bolletjes bungelen eronder.

‘Dan zal ik over mijn hart strijken, dat scheelt u dan 129 euro, meneer.’

‘Nou, dank u wel. Ik zal het echt nooit meer doen, dat beloof ik u.’ Ik kijk de man recht aan in zijn blauwe ogen.

Hij kijkt terug en zijn blik wijkt vervolgens af naar de digitaal opgemaakte bekeuring op zijn mobiel. Langzaam zie ik de ingevulde bon verdwijnen in de leegte van de onlinewereld.

Nog een keer controleert de parkeerwachter of alles gewist is. ‘Zo dan geef ik u uw rijbewijs terug. En nooit meer doen, hè?’

Dank u wel

‘Nee, dank u wel voor uw clementie. Nog een fijne avond, mannen.’

Met knikkende knieën neem ik het rijbewijs aan en stap weer in mijn auto. Ik leg het roze kaartje naast de witte bolletjes op de passagiersstoel. Terwijl ik mijn hand opsteek naar de verregende parkeerwachters, rij ik de straat uit. Straks zal ik het identiteitsbewijs weer in het hoesje van de portemonnee frutten.

Dat was door het oog van de naald. Het brood heeft de volgende ochtend nog nooit zo zoet gesmaakt.

Geef een reactie