Je zou het bijna een pelgrimstocht kunnen noemen. Een paar jaar geleden ben ik op een aangename zomerdag met twee vrienden naar Zeeland gereden om met eigen ogen het landschap van de dichter en dagboekschrijver Hans Warren te ervaren. Met de blauwe Renault Coupé – lastig voor de passagier op de achterbank – vertrokken we in de vroegte naar Borssele. Op de Zeedijk aan de Westerschelde stond op nummer 323 het dijkgraafhuis waar Hans in 1921 geboren is. Na de watersnoodramp is de woning afgebroken dus echt een bezichtiging is niet meer mogelijk. Het is gokken waar het huis gestaan heeft. Aan de hand van een oude foto zou het dicht bij een lichtboei moeten zijn geweest. De horizon is inmiddels vervuild door de koepel van de kerncentrale en een spuuglelijk industrieterrein. Het vogelparadijs uit Warrens jeugd is verdwenen. Loom varen de grote zeecontainers over de Westerschelde.
Mijn liefde voor Hans Warren begon toen ik het eerste deel van zijn Geheim dagboek (1942-1944) las. Dat was op het strand van Sithonia in Griekenland. Zo door het verhaal in beslag genomen verbrandde ik volledig. Noodgedwongen moest ik de rest lezen in de schaduw van een boom naast mijn tent. Af en toe kwam een schaapherder met zijn magere kudde voorbij en zwaaide ik naar hem met het boek.
Het voelt alsof ik Hans Warren persoonlijk ken, zo openhartig is hij in zijn dagboeken die ik door de jaren heen alle drieëntwintig heb gelezen. Soms zat ik hunkerend uit te kijken naar het volgende deel.
Hans Warren heeft een bewogen leven achter de rug. Hij overlijdt in 2001 op tachtigjarige leeftijd aan leverklachten. Het dagboek van dat vreselijk moeilijke jaar met veel lichamelijke malheur en echtelijke ruzies wordt door uitgever Bert Bakker meteen na zijn dood uitgebracht, terwijl de serie nog midden in de jaren ‘80 zit. Van zijn dagboeken heb ik veel opgestoken. Bijvoorbeeld hoe je als mantelzorger een ouder iemand moet helpen opstaan. Ga niet een partijtje zitten sjorren aan armen, schouders of benen, de pijn die dat veroorzaakt, heeft Warren mij met zijn uitvoerige beschrijvingen aan den lijve laten voelen.
We verlaten de Westerschelde en rijden naar het dorpje Borssele en bezoeken daar zijn graf. Een liggende steen van wit Carraramarmer, met onderaan een streep zwart graniet, daarop de enige tekst: Hans Warren – dichter. Dat was zijn uitdrukkelijke wens. We lopen op Het Plein langs het dorpshuis dat vroeger zijn lagere school was waar de hoofdonderwijzer een verlegen jongentje de liefde voor de natuur bijbracht. Met een verrekijker en tekenpen trok Hans er dagelijks op uit om vogels te spotten.
Vlak voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog begint Warren een dagboek bij te houden, waarin hij aanvankelijk vooral over zijn natuurobservaties schrijft. Maar al snel wordt het dagboek ook een uitlaatklep voor de spanningen in zijn ouderlijk huis: zijn ouders zijn pro-Duits (hoewel geen lid van de NSB) wat tot heftige ruzies met hun zoon leidt, die niets van de Duitse sympathieën van zijn ouders moet hebben.
Naast gedichten en natuurboeken schrijft hij literaire recensies voor de Provinciale Zeeuwse Courant en later de GPD-kranten, wat hij bijna tot aan zijn overlijden zal volhouden.
Warren heeft een tijdje verkering met Maria de Roo, de Sybille uit Goes, de latere vrouw van Jan Wolkers. Door zijn homoseksualiteit is deze relatie gedoemd te mislukken. Toch is hij drieëntwintig jaar getrouwd geweest met een Engelse vrouw (‘Mabel’ in Geheim Dagboek), met wie hij in 1952 trouwt nadat ze zwanger van hem is geraakt. Ze krijgen drie kinderen.
Het gezin vertrekt kort na hun huwelijk naar Parijs omdat Mabel daar een baan als docente aangeboden krijgt. In het Parijse nachtleven komen door contacten met vooral Noord-Afrikaanse jongens bij Hans Warren zijn onderdrukte homoseksuele gevoelens weer boven; dat zorgt voor spanningen in het gezin, maar het voedt ook zijn dichtader. In zijn Parijse jaren verschijnen drie dichtbundels.
In 1958 keert het gezin terug naar Zeeland. Er breekt een weinig creatieve periode aan voor Warren, die zich voornamelijk wijdt aan vertalingen van vogel- en natuurboeken. Drie jaar nadat zijn huwelijk met Mabel op de klippen loopt, ontmoet Warren de veertig jaar jongere Mario Molegraaf. Ze hebben een stormachtige liefdesrelatie, die duurt tot het overlijden van Hans. Molegraaf werkt veel met Warren samen. Zo publiceren ze een vertaling van het complete dichtwerk van de Griekse dichter Konstandínos Kaváfis, gedichten van Jorgos Seféris, de werken van Plato en Epicurus en de vier evangeliën uit de Bijbel.
Ruim zestig jaar heeft Hans minutieus elke dag zijn dagboek bijgehouden. Als er geen tijd is om te schrijven probeert hij dat later in te halen. Zijn aantekeningen zijn niet een-op-een overgenomen, samen met zijn levenspartner heeft hij wel een bepaalde redactie gevoerd zonder echter ernstige censuur op zijn belevenissen en ervaringen toe te passen. Hij spaart de geit en de kool niet.
We mogen natuurlijk niet verzuimen om een bezoek te brengen aan Kloetinge. Na terugkeer uit Parijs gaat het gezin wonen aan het Pijkjeswegje. Het arbeidershuisje waar Hans tot zijn dood heeft gewoond is moeilijk te vinden. Het wordt min of meer aan het zicht onttrokken door de hofstede ‘Welgelegen’. Je wilt niet als een stel onbehouwen toeristen het erf van de boerderij op lopen en gaan kijken. Node missen we de verrekijker van Hans om toch een kijkje door de boomgaard te kunnen nemen.
Na een bezoek aan Goes en Middelburg waar in de Zeeuwse Bibliotheek een omvangrijke papieren nalatenschap te vinden is, nemen we op een zonnig terras een heerlijk biertje op de bedevaart naar de auteur. Fragmenten uit het Geheim dagboek zijn vandaag voor mij tot leven gekomen. Toen ik in 2009 het laatste deel gelezen had, voelde het als een groot verlies. Nooit meer zou ik kunnen grasduinen in het leven van deze Zeeuwse man die mij – als een literaire vader – zoveel van het (homo)leven geleerd heeft.