Het regen pijpenstelen. Natter kón het voorjaar niet zijn. Mijn voornemen om met de fiets naar de Zandzee te gaan, is meteen door het hondenweer om zeep geholpen. Geef toe je moet sportieve activiteit niet overdrijven.
Een beetje opgewonden parkeer ik mijn auto. De covidteststraat is verdwenen. Er is weer genoeg ruimte, maar ditmaal is het parkeerterrein gedeeltelijk onder water gelopen en moet ik een goed plekje uitzoeken om niet voordat ik een duik neem, natte voeten te krijgen.
O, wat heb ik naar deze dag uitgezien. Ik was bijna bereid om in de Vuntus in Loosdrecht te duiken om tussen de blubber en de vissen te gaan zwemmen, maar het seizoen was er niet na. Ik zou subiet door de kou bevangen zijn. Maar nu mag ik na vijf maanden en zes dagen het veilige chloorwater weer in.
Bij de deur word ik hartelijk welkom geheten. Ik noem mijn naam om een vinkje te krijgen. Je moet namelijk reserveren, er zijn maar vierentwintig plaatsen beschikbaar. Kom je niet en meld je niet af dan heeft dat gevolgen voor je volgende reservering. Tussen elke shift van een uur zit een kwartier om ondanks een verschillende in- en uitgang, niet te veel mensen elkaar te laten kruizen, vooral in de kleedruimten.
Ik volg de uitgezette route door het zwembad. Vlug kleed ik me om, ik ruik de vertrouwde lucht. Heerlijk! Met mijn kleding en tas onder de arm loop ik naar het vijfentwintigmeterbad. Ik leg mijn spullen op een bankje en zwaai naar de badmeester, die een eindje verderop loopt. Hij heeft een mondkapje voor. Later zie ik dat het een speciale is. De tekst erop luidt: Hieronder draag ik een glimlach.
Ik glij in de turquoise spiegel. De langzame baan. Brr, het is koud. Waarom wil ik dit? Ik maak mijn eerste slagen, het is een beetje onwennig. Meteen voel ik dat ik last heb gehad van een ontwrichte schouder, de armslag gaat moeizaam. Het is ook altijd wat, ga je fietsen dan heb je last van je knie, ga je zwemmen dan speelt de rechterarm en -schouder weer op. Ik hoop dat het snel bijtrekt.
Ik tel mijn slagen, vierendertig heb ik nodig om de overkant te bereiken, wat is er met mijn conditie gebeurd?
Door de golfslag van de medezwemmers loopt mijn oor vol. Normaliter kies ik altijd een tijdstip waarop het redelijk rustig is, maar nu had ik geen keuze. Elk tijdstip is goed. Ik schud het water eruit maar dat helpt niet, want meteen zit m’n oor weer dicht. Dan maar zwemmen in een afgesloten wereld, dat is ook wel lekker. Als kikkers bewegen we in de poel. We wisselen veel betekenende blikken naar elkaar. Iedereen straalt ‘we mogen weer!’ uit.
Bekende gezichten, vlug een praatje maar niet te veel tijd verliezen, want je hebt maar een uurtje. Grappig is dat de echte kletsmajoors hun streken niet hebben verleerd, de afgelopen maanden.
Het zwemmen blijft moeizaam gaan, ik moet er echt weer in komen. Mijn beenslag is venijnig, immers mijn beenspieren zijn door het dagelijks fietsen en wandelen getraind. De armen werken nu tegen terwijl ze altijd in het voordeel waren.
Ik houd de grote digitale klok boven de uitgang in de gaten. Ik ben altijd dol op mooie getallencombinaties. Dit keer zijn het 13:31:13, 14:00:14, 14:00:41. Bij 14:14:14 moet ik eruit.
‘Hoe ging het?’ vraagt de badmeester.
‘Heerlijk om eindelijk weer hier te zijn. Ik heb er zo naar verlangd. Ik werd gek van dat fietsen en wandelen.’
‘Je ziet er goed uit,’ complimenteert hij me. ‘Je kan zien dat je veel buiten bent geweest.’
‘Nou, dank je wel,’ zeg ik terwijl ik me vlug afdroog.
Ik inspecteer de rode kleur op mijn wangen als ik langs de spiegel loop. Zo zie ik er altijd uit, ik kan me niet voorstellen dat het van het vele buiten zijn is.
De kilometer heb ik niet gehaald, maar morgen gaat het ongetwijfeld alweer een stuk beter!