Onderweg van Bilboa naar Donostia, zoals de Basken hun stad San Sebastian noemen. Het is nog vroeg. In de bus hangt een landerige sfeer. Buiten betrekt de lucht. Dreigende wolken hangen laag in de bergen. Als ik op het busstation aankom regent het intens. Ik schuil totdat het regenwater op het trottoir in de doorbrekende zon verdampt. Wat een prachtige stad, ik ben onder de indruk van haar pracht en praal. Het is druk, er lopen veel filmfestivalbezoekers te herkennen aan een oranje keycord om hun nek. Een hip publiek, divers, jong en oud, volledig in pak of zomers trendy gekleed. San Sebastian is een stad voor de jetset. Daar hangt een prijskaartje aan. Appartementen kosten hier voor een week zomaar duizend euro. Dit jaar (2016) is San Sebastian de culturele hoofdstad van Europa. Daarom zijn er extra activiteiten georganiseerd. Ik loop langs de rivier, het is eb dus de Urumea ligt momenteel bijna droog. Op zoek naar een lunchplek, maar elke tent is afgeladen vol. Iedereen wil lunchen. Na wat omzwervingen vind ik in een zijstraatje een klein prettig restaurant. De kaart is volledig Spaans dus dat is een uitdaging. Salmón herken ik. Het blijkt met huid en graat te worden opgediend, dus ik moet alert zijn, want ik ben een meester in het mij verslikken in visbotjes. Ik neem er een heerlijke witte wijn bij. De dochter van de waard is de enige die Engels spreekt. Bij het afrekenen bedank ik haar voor de heerlijke maaltijd. Aan de muur hangen foto’s van een judowedstrijd. Ik herken de dochter op het hoogste podium en feliciteer haar met het wereldkampioenschap. Ze moet lachen en toont me haar volle beugel. De hele dag hoor ik druk gekakel om me heen daarom is de rust op het plein rondom de Catedral del Buen Pastor een weldaad. De kerk heeft een slanke 75 meter hoge toren met pinakels op de hoeken en een achthoekige spits, het is gebouwd naar het voorbeeld van de Dom in Keulen. Maar het doet me vooral denken aan een kleine versie van La Sagrada Familia in Barcelona. Nu het zonnetje nog schijnt loop ik in een rechte lijn naar het strand. San Sebastian heeft de mooiste baai die ik ooit gezien heb. Ik ruik de zee of liever de vis die erin gevangen wordt. De boulevard ligt er schitterend, haast idyllisch bij. De golven van de branding slaan vredig kapot op het gele zand. Veel hardlopers, sommige badgasten zwemmen in zee. Lifeguards houden een oefening. Zodra de goed gespierde mannen en vrouwen zwemmend aan land komen, rennen ze nog een extra rondje over het rulle strand. Voor mij ligt de Kursaal. Dit gebouw bestaat uit twee reusachtige kubussen van grijs matglas. ’s Nachts werpen ze mooi licht op het water. Het nieuwe congrescentrum is deze week het kloppende hart van het filmfestival. De rode loper ligt uit. Er zijn geen sterren, tenminste ik herken niemand. Toch maak ik als een razende Roeland foto’s van allerlei mensen en de grote billboards in de straat. Ergens moeten Ethan Hawke, Sigourney Weaver en Paul Verhoeven rondlopen. Bij de kassa koop ik een kaartje voor de premièrevoorstelling van vanavond. Inmiddels loop ik in de oude stadswijk. Parte Vieja ligt op een smal schiereiland tussen de twee zandstranden. Het oude deel van de stad is een netwerk van rechte straatjes aan de voet van de Monte Urgull, binnen de resten van de stadsmuren. Hier is het druk tot diep in de nacht. Op een oud marktgebouw zijn artiesten bezig graffiti te spuiten in het kader van de culturele hoofdstad. De meeste toeristen lopen eraan voorbij. Ze zijn op jacht naar de pinxtos die uitgestald liggen op de buffetten in de vele bars. Ik bestel pata negra op stokbrood en opnieuw een witte wijn. Voor de Basicilica de Nuestra Señora del Coro ga ik tussen de mensen zitten die lekker van hun drankje en hapje genieten. Het is er gezellig. Ik raak aan de praat met een paar toeristen uit Wales. Rood haar zorgt voor herkenning nietwaar. Wel moet ik de tijd in de gaten houden, want om zeven uur begint in de Kursaal de film ‘Jesus’. Ik verwacht dat het erg druk zal zijn. Ik smokkel mezelf middenin de lange rij. Om twintig voor zeven gaat de deur open. Het publiek dringt massaal naar binnen. Het voordeel van alleen zijn is dat je makkelijker een goede plek kunt vinden. Midden in de zaal zie ik de perfecte zitplaats. Hoog bovenin zijn een aantal stoelen gereserveerd maar daarvoor is er nog eentje vrij. Uiterst tevreden met mijn verovering neem ik plaats. Voor het eerst een première op een buitenlands filmfestival! Ik ben plezierig opgewonden. Achter mij gaat een deur open, er komen een aantal celebrities in gala binnen. Er is een vrouw met een klein kind in een draagzak bij. Ik denk: ‘O, nee heb ik dat!’ Het licht dimt, een vrouwenstem heet ons welkom op het 64ste Zinemaldia Donostia. Plotseling zit ik midden in de spotlights. ‘Fuck wat is dit?’ Het blijkt dat de makers van de film, regisseur Fernando Guzzoni, de producent en de hoofdrolspeler Nicolas Duran op de rij achter mij zitten. Ze krijgen luid applaus uit de zaal. Met rode konen klap ik mee. Het zaallicht gaat uit en de film ‘Jesus’ begint met een lekkere beat. Gelukkig kan ik even in het donker tot mezelf komen. Jesus is een Chileense tiener, die jong zijn moeder heeft verloren en bij zijn vader woont. De vader is dagenlang weg voor zaken en dan hebben Jesus en zijn vrienden vrij spel. Ze kijken hardcore video’s van onthoofdingen en gebruiken allerlei soorten drugs, die vaderlief zonder het te weten financiert. Op een nacht slaan de vrienden in een park voor de fun een homo helemaal tot moes. Als Jesus via de radio verneemt dat de jongen in het ziekenhuis voor zijn leven vecht, krijgt hij wroeging. Hij biecht zijn vader op wat er is gebeurd. Vader stelt voor om samen te vluchten. De scene die daarna volgt doet me sterk denken aan het verhaal uit de Bijbel waarin Abraham zijn zoon Isaak gaat offeren. Als de vader Jesus vraagt om op het station uit te zoeken hoe laat de bus vertrekt, staat de politie Jesus al op te wachten en wordt hij gearresteerd. Een film over ultiem verraad en een verstoorde vader-zoonrelatie. Na afloop gaan de spotlights opnieuw aan en krijgen de makers een donderend applaus, een ware ovatie. En nu ik er toch zo dichtbij zit grijp ik mijn kans om de regisseur persoonlijk te feliciteren met een schitterende film. Ook Jesus, de acteur geef ik een hand. Hij zegt dat al dat bloed, zweet en tranen alleen maar mogelijk waren dankzij voortreffelijk regiewerk. Jesus trekt me al pratend met zich mee. Waar ik geen rekening mee heb gehouden is dat het bij dit festival gebruikelijk is dat het publiek een soort erehaag vormt waar de makers tussendoor lopen om de loftuitingen in ontvangst te nemen. Voordat ik het in de gaten heb loop ik in mijn vakantieplunje met het gezelschap in galakostuum over de rode loper tussen de luid applaudisserende mensen door naar de uitgang. Ik druk de recordknop op mijn mobiel in en denk dat ik de zegetocht film, maar in de commotie heb ik twee keer gedrukt waardoor er niks opgenomen is. Gelukkig heb ik later nog enkele foto’s gemaakt en is de gang over de rode loper niet helemaal verloren gegaan. Wat een avond!