Voor de studie Nieuwe Media in Maastricht moet ik in het voorjaar van ’91 stagelopen. Omdat ik het Limburgse dialect niet machtig ben, lukt het niet om een geschikte stageplek te vinden in Zuid-Limburg. Als ik bel of er een mogelijkheid is om stage te lopen, krijg ik nul op het rekest. Een studiegenoot kan morgen op gesprek komen omdat ze in het plat ‘mestreechs’ haar verzoek doet.
In IJsselstein is een klein mediabedrijf Hafkamp (!) Producties waar ik wel voor drie maanden terecht kan en omdat de afstand te groot is moet ik noodgedwongen op zoek naar een kamer. Via bemiddeling van het stageadres kom ik voor het eerst in mijn leven terecht bij een klassieke hospita. In de nieuwbouwwijk van IJsselstein heeft zij nog wel een slaapkamer vrij waar ik doordeweeks in kan verblijven. Het is een raar idee, bijna dertig en dan ’s ochtend gewekt worden met de mededeling dat je ontbijt klaar staat. Ze gaat ook steevast bij me aan tafel zitten terwijl ze zelf al ontbeten heeft. Het werkt een beetje op mijn zenuwen om meteen ‘s ochtends sociaal te moeten doen. Het betreft hier duidelijk een vrouw met een leegnestsyndroom, de kinderen zijn de deur uit en ze wil graag moederen. Er is nog een nakomertje in huis, maar die zie ik nauwelijks, ik heb het idee dat het een beetje een probleemjongere is.
Als ik vertrek naar mijn werkplek staat het broodtrommeltje klaar, erg goed bedoeld allemaal maar ik ben het niet gewend. Het mooiste komt echter nog. Ze heeft allemaal vaste rituelen die ze het liefst zoveel mogelijk gemeenschappelijk wil doen. Zo is er sinds de komst van de commerciële televisie een serie op de televisie die ik tot op dat moment heb weten te ontwijken. Maar zij staat erop ‘omdat het zo gezellig is’ dat we na de warme maaltijd en het inruimen van de vaatwasser gezamenlijk op de bank naar ‘Goede Tijden, Slechte Tijden’ gaan kijken. Een soapserie waaraan ze verslaafd is. Zo raak ik bekend met de perikelen in Meerdijk en leer ik Arnie Alberts en Peter Kelder kennen. Op zich niks mis mee, maar het verplichte karakter het te moeten volgen staat me tegen. Uitvoerig legt ze me alle verhaallijnen uit. Een smoes verzinnen om het niet te zien gaat me ook weer te ver, dus ik zit ‘onuitwijkbaar’ op de bank.
Mijn stagebegeleidster merkt aan mijn gedrag dat er iets is en met enige aarzeling beken ik dat de hospita me toch een beetje beklemd en dat ik het idee heb daar opgesloten te zitten. Het ligt een beetje precair maar ze besluit actie te ondernemen en biedt aan dat ik wel een slaapkamer in haar huis kan gebruiken om de laatste maand van mijn stage te wonen, op voorwaarde dat ik twee keer in de week de warme maaltijd verzorg. Een prima oplossing, want in haar keuken kan ik me uitstekend uitleven op het bereiden van mijn lievelingsrecepten en haar kennis laten maken met de beruchte Indiaanse curry. Alles beter dan verplicht GTST kijken.