Mijn vader is een paardenliefhebber in hart en nieren. Zijn hele leven heeft hij op de boerderij met paarden gewerkt. Met name met Belgische trekpaarden. Voor hem is het een uitdaging om een jong veulen bij zijn werkpaarden te krijgen en deze dan zelf ‘op te voeden’ tot een goed trekpaard. Om ze in te kunnen zetten op het land, om te ploegen, kunstmest te zaaien, hooi te schudden of gewoon om de wagen te trekken.
De Belgen hebben niet het eeuwige leven. Dus moet er om de zoveel jaar een nieuw paard worden aangeschaft. Vaak gaat mijn vader daarvoor naar de paardenmarkt in Zuidlaren, maar soms koopt hij ze via een advertentie uit ‘De Boerderij’ bij een particulier. Zo heeft hij een van zijn laatste paarden in Appelscha gekocht. Bij de koop van het paard – dat de naam Wendy heeft gekregen – heeft mijn vader bedongen dat ze twee keer zwanger moet worden gemaakt door de hengst van de vorige eigenaar.
Hengstig
Zodra de merrie in haar vruchtbare periode is en verschijnselen van hengstigheid vertoont, belt mijn vader dat hij met haar langskomt omdat ze dekrijp is. De tocht naar Appelscha is nogal een onderneming en hij vraagt mij mee te gaan. We gaan lopend en nemen voor het gemak een fiets mee. Mijn overbuurjongen die wel in is voor een verzetje wil ook graag mee. Vroeg in de ochtend vertrekken we. Mijn moeder drukt me een pukkel in de hand. Daarin zitten boterhammen voor ons drieën, belegd met gebakken eieren. Een thermoskan met koffie, aangelengd met melk en suiker en drie bekers.
Onze boerderij staat aan een van de ‘wieken’ die vanaf de Drentse Hoofdvaart naar het Fochteloërveld lopen. We wonen min of meer op de scheidslijn tussen Drenthe en Friesland. We hebben een lange wandeling voor de boeg. Het zal zo’n vijftien kilometer zijn, als het niet meer is. We gaan binnendoor. Via het laatste stukje Jonkerswijk, die aan de eindgrens van ons land ligt, nemen we de Menneweg – dat is al Friesland. We wandelen langs de vloeivelden van de voormalige aardappelmeelfabriek Scholten en het proefboorstation van de NAM. Het is een bijna rechte weg, af en toe passeren we een boerderij, verder zijn er eindeloze landerijen. Tenslotte kom je dan aan de noordzijde van de Vaart in Appelscha uit.
De boer woont nog een aantal bruggen verder. Met een sukkelgangetje lopen we aan de stille kant van de Vaart. Het is een bijzondere optocht: een hengstige merrie met drie mannen, waarvan afwisselend een op een fiets rijdt.
Blitzen
Onderweg is Wendy, die over het algemeen een erg lief paard is, enigszins onhandelbaar, dat komt door de hormonen. Ze knipoogt vaak met haar vulva, en ze houdt haar staart enigszins schuin omhoog. Dat is een goed teken, volgens mijn vader. ‘Blitzen’ noemt hij het ritmisch naar buiten bewegen van de clitoris. Iedere keer als Wendy een ander paard ziet, ergens in een wei, begint ze te hinniken dat het een lieve lust is. Zelfs als er geen ruin of hengst meer te bekennen is. Soms zakt ze een beetje door haar achterbenen, om wijdbeens te gaan plassen. De urine is troebel, ook een duidelijk teken dat ze goed hengstig is.
Uiteindelijk komen we aan op de plaats delict. Tegenover de woning is een weiland waarin de man zijn paarden weidt, waaronder de hengst die zijn jongeherendienst moet gaan vervullen. We laten Wendy los in de wei. Wat volgt is een prachtig ‘schouw’spel.
De hengst heeft haar inmiddels geroken en komt algauw een kijkje nemen. Wendy laat het even toe, maar rent dan luid hinnikend weg. Ze draaft als een dolle merrie door het grasland. De hengst zet de achtervolging in. Soms blijft Wendy staan en draait haar achterkant richting de hengst. Hij snuffelt wat en krult zijn lippen. Na wat flemen gaat ze er weer hard vandoor. Ze lijkt ontvankelijk voor de hengst. De lust is blijkbaar zo hoog dat ze hem al snel op haar rug toelaat. De hengst zet zijn tanden (hopelijk liefkozend) in de rode manen op haar nek, terwijl hij met zijn indrukwekkende penis, haar schacht binnendringt. Binnen vijf minuten is het liefdesspel voorbij.
Goede deal
Je zou denken oké, dan kunnen we Wendy weer meenemen en aan de lange terugreis beginnen. Maar mijn vader acht het beter dat Wendy een nachtje blijft slapen en spreekt af dat we haar morgen weer komen halen. Als de hengst haar nog een keer dekt is de kans op een bevruchting groter.
We lenen twee fietsen en nemen de toeristische route naar huis, die nu aanmerkelijk sneller gaat. In Ravenswoud trakteert mijn vader op een ijsje. ‘Die hebben we wel verdiend,’ zegt hij.
Zo wordt Wendy tweemaal bezwangerd en is mijn vader twee jaren achter elkaar de trotse eigenaar van een gezond veulen. Een goede deal, denk ik zo.