Op 4 mei staan we weer stil. We gedenken. Herdenken wij enkel de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog? Of gaan onze gedachten onvermijdelijk ook uit naar hen die nu lijden onder oorlogsgeweld en vervolging of daarvoor op de vlucht zijn?
Deze week horen, zien of lezen we veel verhalen over WO2. Dat is goed! We moeten de geschiedenis levend blijven houden door te verhalen over toen. Arnold Grunberg verwoordt het belang van herdenken in zijn lezing in de Nieuwe Kerk vorig jaar treffend: ‘Zeggen het verleden wel te kennen, is weigeren er kennis van te nemen.’ De koning deed er nog een schepje bovenop. ‘Oorlog werkt generaties lang door. Nu, 75 jaar na onze bevrijding, zit de oorlog nog steeds in ons. Het minste wat we kunnen doen is: niet wegkijken. Niet goedpraten. Niet uitwissen. Niet apart zetten. Niet ‘normaal’ maken wat niet normaal is. En: onze vrije, democratische rechtsstaat koesteren en verdedigen. Want alleen die biedt bescherming tegen willekeur en waanzin.’
Vorig jaar herdachten we noodgedwongen op afstand van elkaar. Een jaar later doen we hetzelfde. Normaliter herdenken we overal in het land in de buurt van oorlogsmonumenten. Als het mogelijk is worden daarbij oorlogsslachtoffers uitgenodigd, zij die het aan den lijve hebben meegemaakt. Hun aantal wordt echter steeds kleiner. Maar de oorlog is in veel families nog altijd aanwezig omdat oorlogsleed generaties lang doorwerkt. Om herdenken een nieuwe impuls te geven is het nodig dat ook nieuwe mensen geïnspireerd worden tot deelname. Dat gebeurt de laatste jaren ook bij de Nationale herdenking op de Dam. Jongere generaties vertellen over wat een familielid van een oudere generatie heeft meegemaakt. De persoonlijke relatie die mensen hebben met de Tweede Wereldoorlog geeft lading aan het herdenken.
Een mooi voorbeeld van gedenken in de zin van het weer in het heden halen van wat vroeger gebeurd is, op zo’n manier dat het een plaats krijgt in ons leven nu, vind ik Henriëtte van ’t Wout. Zij schreef twee jaar geleden het kinderboek Uit de rij (Uit de rij – Home). Daarin vertelt ze het waargebeurde verhaal van Daniël Franschman, haar schoonvader die in de Tweede Wereldoorlog als Joods jongetje opgroeide in Amsterdam. Toen het steeds gevaarlijker voor hen werd, ging hij met zijn ouders onderduiken. Maar ze werden verraden en kwamen zo in De Hollandsche Schouwburg terecht. Van daaruit werden de Joden gedeporteerd naar diverse concentratiekampen.
Het prachtig geschreven verhaal leent zich uitstekend als lesmateriaal in de bovenbouw van de basisschool, groep 6-8. Tijdens de gastlessen vertelt Henriëtte op eenvoudige wijze hoe de oorlog is begonnen en de holocaust zich ontwikkelde. Over de Jodenster, de razzia’s, het onderduiken, de deportaties naar concentratiekampen. Daarnaast vertelt ze hoe in Amsterdam de Joden in De Hollandsche Schouwburg werden verzameld en van daaruit werden weggevoerd naar de diverse kampen. Maar ook komen de dappere daden van het verzet aan bod en de lessen die we uit deze gruwelijke tijd kunnen leren.
Er is tijdens de les veel interactie met de leerlingen. De kinderen krijgen de ruimte om zelf te vertellen over wat zij hebben gehoord of hebben geleerd over de oorlog. Het is een mooie vertaalslag naar de huidige generatie. Op die manier wordt er een appel gedaan op het gevoel en komt het verhaal van een jongetje in de Tweede Wereldoorlog wel erg dichtbij. Pas als jongeren herdenken als zinvol ervaren kan het gaan passen bij wie zij willen zijn.
Als we morgen stil zijn komt misschien die ongemakkelijke vraag op: Wat zou ik toen gedaan hebben? Maar ook: wat kan ik nu doen? Zo wordt gedenken ook een aansporing om nieuwe misdaden tegen de menselijkheid te voorkomen. De volgende dag zal dan wellicht met meer gevoel van nut, waarde en plezier, de vrijheid gevierd kunnen worden.