Mijn moeder klaagt aan de telefoon over haar gebit. Ik begrijp dat het niet meer lekker zit. Het valt te pas en te onpas uit haar mond en ze heeft kloofjes en kleine irritaties op haar onderkaak. Ik zeg dat ik morgen langskom om dit varkentje te wassen en overleg met de zusters van het verzorgingshuis. De jonge zuster die er nog niet zo lang is, weet wel een oplossing. Op ‘Licht en Kracht’, het psychiatrisch centrum in Assen, hebben ze een tandarts die ervaring heeft met ‘moeilijke gevallen’ en hij wil vast wel even kijken. Ik krijg van haar het telefoonnummer en onderneem meteen actie. De man is vriendelijk en begrijpt de situatie. Ook dat ik nu bij mijn moeder ben en niet in de buurt woon en vandaag nog graag even met haar langs wil komen. ‘Schikt vanmiddag 3 uur?’ ‘Ja, prima!’ ‘Weet u ons te vinden?’ ‘Ja, heel veel jarengeleden kwam ik er met rijles als we daar een zuster moesten ophalen, dus ik weet het te vinden.’ Om half drie vertrekken we van de Vijverhof. Omdat mijn moeder in een rolstoel zit hebben we meer tijd nodig om haar uit de stoel in de auto te krijgen. Mijn moeder praat raar maar ik denk dat het komt omdat ze die aften in haar mond heeft. Het blijkt dat het terrein van Licht en Kracht enorm is veranderd in die vijfendertig jaar, – het is een klein dorpje op zich- dus het is toch nog even zoeken om het juiste gebouw te vinden. De tandarts staat al buiten voor de deur. Hij heet ons hartelijk welkom en helpt mijn moeder uit de auto in de rolstoel te krijgen en we rollen achter hem aan zijn praktijk binnen. Het klikt meteen tussen de tandarts en mijn moeder. Of althans mijn moeder voert het hoogste woord. Na een aantal minuten zegt hij: ‘Goed en wel, mevrouw Meints, u komt hier voor uw kunstgebit, het is heel gezellig maar zal ik es een kijkje nemen?’ Hij plaatst de lamp op haar gezicht en vraagt of ze zelf even het ondergebit uit haar mond wil pakken. ‘O, maar die heb ik helemaal niet bij me, die ligt nog in het bakje op de wastafel in de douche. Want het doet zo zeer,’ murmelt ze.De tandarts moet onbedaarlijk lachen. ‘Ik maak hier veel mee maar dit….’ Ik moet ook lachen als een boer met kiespijn. Vandaar dat ze zo raar spreekt. Geen moment heb ik eraan gedacht om te kijken of ze haar gebit wel in had. Ik was op alles voorbereid, verzekeringspas etc. maar niet hierop. Dus ik vlug terug om het ondergebit uit de douche te halen. Als ik twintig minuten later terug ben, zitten de tandarts en zijn assistente om de stoel van mijn moeder. Ik hoor ze lachen. Ze heeft inmiddels mijn hele doopceel gelicht begrijp ik van de assistente. ‘We hebben ons wel vermaakt hoor, uw moeder heeft mooie verhalen!’ Ik overhandig het Tupperware doosje met het gebit. ‘Zo,’ zegt de tandarts, ‘dit is een antiek dingetje. Nog van porselein, hoelang heeft u die al?’ ‘Ja, toen ik 32 was heb ik die gekregen, dus die is al meer dan 60 zestig jaar oud. Met z’n zessen heeft de familie toen hun tanden laten trekken.’ ‘Kregen jullie korting of zo?’ ‘Nee, dat durf ik niet te zeggen, maar ik was wel degene die er het minst last van had, want elke keer als er weer een paar tanden waren getrokken ging ik thuis meteen spoelen met jonge jenever.’ De tandarts lacht. Het roze gehemelte is bijna doorzichtig. ‘Kijk, ik kan u wel een nieuw gebit voorschrijven, maar u heeft het nu al zolang met deze gedaan. Mag ik het onderhanden nemen dat het u weer beter zit? Een nieuwe prothese is best ingrijpend voor u, want u zult daar aan moeten wennen en uw kaaklijn zal als u nog een tijdje bij ons bent nog verder krimpen, dus wie weet heeft u over een jaar met een nieuw gebit opnieuw problemen.’ Ik ken het fenomeen. Vlak voor zijn overlijden brak het bovengebit van mijn vader in tweeën en kreeg hij een nieuwe prothese, maar die laatste maanden zag hij er ‘vreemd’ uit en zijn spraak was veranderd. ‘Dus mag ik even?’ We knikken instemmend. Hij steekt een brander aan en verhit het broze kunstgebit. Hij weet wat hij doet en vervormt op die manier de rand onder de porseleinen tanden. Na een half uur branden, passen en meten, zit het ondergebit weer als gegoten. Hij geeft de tip dat ze het gebit niet te veel of te hard mag poetsen. Het is verstandig om het ’s nachts in een bakje met water en azijn te leggen en de volgende ochtend onder de kraan goed af te spoelen. ‘En dan hoop ik dat u er nog een tijdje mee voort kunt.’ We nemen geamuseerd afscheid en geven de mededeling door aan de zusters dat ze voorzichtig met het gebit om moeten gaan. Mijn moeder heeft geen klachten meer gehad. Wel is ze de laatste maanden voor haar dood haar gebit nogal eens kwijt. Ook op de dag dat ze naar een andere afdeling moet verhuizen is haar ondergebit nergens te vinden. Ik heb alles afgezocht waar het zou kunnen liggen. Omdat de situatie kritiek is slaap ik op haar oude kamer in het bed van mijn vader dat nog in het appartement staat. Pas na de tweede nacht ontdek ik iets hards onder mijn rug. Als ik het licht aandoe om te zien wat er aan de hand is, zie ik het kunstgebit van mijn moeder. Vol trots laat ik het de volgende ochtend aan haar zien. Ze heeft het echter nog niet gemist.