Dit jaar is de 30ste editie van het Internationaal Documentaire Festival Amsterdam (IDFA), het grootste documentaire festival ter wereld. Ik ben een trouw bezoeker. Elk jaar duik ik helemaal onder in wereld van de documentaire films. Het is een ritueel. Begin november komt het volledige programma uit als bijlage in de Volkskrant. Ik pluis dan alle korte verhaaltjes over de ruim 300 documentaires na en beoordeel of ik die eventueel wil zien. Kruisje met rondje is zeer zeker zien, kruisje is zien, vraagteken misschien. Dan ga ik mijn voorkeuren overbrengen naar het blokkenschema, waarin staat welke films waar (theater en zaal) en hoe laat te zien zijn per dag. Dan heb ik allemaal gele blokjes en moet ik een logische planning gaan maken om in tien dagen zoveel mogelijk docs te kunnen zien. En tussendoor moet er ruimte zijn om te kunnen eten en het toilet te bezoeken. En een hap frisse lucht te halen. Dit jaar zijn er 30 voorkeuren. Dat betekent dat je zomaar een dag zit te puzzelen om een zo goed mogelijke planning te maken. Belemmerende factoren zijn dat je niet steeds de stad door wilt lopen van Eye in Amsterdam-Noord naar het Tuschinski theater in het centrum. In sommige zalen is de screening niet prettig. Zo is zaal drie in Tuschinski een ramp. Het is een pijpelaar, klein en smal en het is er altijd onrustig omdat mensen zichtbaar in en uit lopen. Dus als het even kan wil ik die zaal ontlopen. Daarentegen is zaal 11 in Pathé de Munt een weldaad omdat het zo’n immens scherm heeft. In weer een andere zaal zitten de stoelen ronduit rot. En je kweekt wat zitvlees tijdens zo’n festival, dus dan wil je wel comfortabel zitten. Gelukkig is Tuschinski bezig alle bioscoopstoelen te vervangen. Mensen fronsen hun wenkbrauwen als je zegt dat je de komende week dertig tot veertig documentaires gaat zien. Heb je dan niet vierkante ogen? Hoe kan je ze allemaal tot je nemen? Nou ik heb een schriftje bij me en kan in de pauze de in steekwoorden even kort beschrijven wat ik van de documentaire vind en wat het gevoelsmatig met me doet. Of het een tegenvaller is of juist een aanrader die iedereen eigenlijk moet zien. Door de jaren heen weet je als festivalganger wat je wel en wat je niet moet gaan zien. Zo is het een internationaal festival dus de voertaal is Engels, ook bij de ondertitels. Nu zijn er talen die te snel gaan voor Engelse ondertitels. Je leest iets minder snel omdat het voor jouw ook een vreemde taal is en Chinezen spreken blijkbaar snel dus dan komt het vaak voor dat je een stukje ondertiteling mist of dat je erg geconcentreerd op de titels let en het beeld een beetje langs je heen gaat. Eigenlijk is ook het Russisch niet te doen. Dus daar ga je op een gegeven moment op selecteren. Zo’n film moet je wel erg aanspreken wil hij de shortlist halen. Het festival is een soort vakantie voor mij, want in die twaalf dagen reis je letterlijk de hele wereld over en sta je met je neus boven op de gebeurtenissen. Conflicten komen voorbij, je bent in de frontlinie van strijdhaarden (Arische lente, Aleppo), reist met vluchtelingen mee, je staat vooraan bij een popconcert of ruikt de kleedkamer van die beroemde sporter, het duizelt je bij complottheorieën, moordzaken worden ontrafeld. Er wordt een pleidooi gehouden voor rechtvaardigheid in de rechtszaal. Vooral levensverhalen interesseren me: wat doen mensen met hun leven en wat doet het leven met mensen? Je krijgt inzicht in de menselijke psyché en vaak gaat het natuurlijk over de problemen rondom de liefde, of hoe mensen proberen hun hoofd boven water te houden. Het is een heel leerzame week die ik voor geen goud zou willen missen. En heel vaak kom ik met een glimlach van oor tot oor uit de zaal omdat ik net een juweeltje heb gezien.