‘Ik speel, dus ik ben’ vormt het motto van de Zomerspelen in de wijk Roombeek (ja, die van de vuurwerkramp). Het is experimenteren, proberen, mislukken en weer doorgaan. Deze mentaliteit waarbij een speelse experimenteerdrift de bron is van het kunstwerk, vormt het uitgangspunt van de tentoonstelling in het Rijksmuseum Twenthe. Zeven kunstenaars tonen hun bewegende, vaak interactieve installaties, binnen en buiten het museum.
Aan de muur hangt een slap, wit doekje. Maar met één druk op een rode knop begint het doekje te dansen op een opstekende wind. Voor je ogen verandert het doekje in een spookje. Heel even worden we bevangen door een magische manier van denken, een vermogen dat we op onze weg naar de volwassenheid zijn kwijtgeraakt. Het mag een kinderlijk vermogen zijn, maar het herbergt een grote, creatieve kracht die niet wordt beperkt door de grenzen van de ratio. Kunstenaar Peter Zegveld, de maker van Spookje, speelt een spel met ons vermogen tot verbeelden.
Alle zeven deelnemende kunstenaars werken op een speelse en onderzoekende manier. Vrijheid is daarbij een voorwaarde. Niet een van tevoren bepaald idee is leidend, maar de mogelijkheden die zich in het proces voordoen. Het draait niet om het zoeken, maar om het vinden: het vinden van nieuwe beelden en nieuwe ervaringen. Maar ook het vinden van onverwachte schoonheid in het alledaagse.
Het spel als bron van ontwikkeling werd eind 18de eeuw al onderkend door de Duitse dichter en filosoof Friedrich Schiller. Hij schreef: ‘de mens is alleen helemaal mens wanneer hij speelt.’ Voor Schiller was het aangewezen speelterrein de esthetische wereld, de wereld van de kunst. Via rituelen, taboes en symboliseringen creëert de mens een symbolisch universum dat verlichting biedt, aldus Schiller. Het spel van de kunst – het uitdrukking geven aan de verbeelding – maakt de mens tot mens.
Ook voor de Nederlandse historicus Johan Huizinga is de mens een homo ludens, een spelende mens. Hij zag het spel nog explicieter als bron voor ontwikkeling. Alles wat wij cultuur noemen komt volgens Huizinga voort uit spel. Maar het spel moet dan wel een vrije handeling zijn, waar geen direct nut of materieel belang aan verbonden is, zo lezen we in zijn beroemde boek Homo Ludens. Huizinga schreef dit werk in 1938, vlak voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Het kan worden beschouwd als een pleidooi voor de vrijheid, want alleen in vrijheid kan het spel zich ontplooien en cultuur zich ontwikkelen.
Eibert Draisma is een ware uitvinder. Hij heeft zijn atelier deze zomer van Amsterdam naar Enschede gebracht en geeft daar regelmatig workshops. Zoro Feigl maakt gebruik van onder andere bouwmaterialen, plastics en staal, waarmee hij bewegende objecten creëert. Naar eigen zeggen is hij geïnteresseerd in het onvoorspelbare gedrag van materialen die voor ander een doel worden gebruikt dan waarvoor ze geproduceerd zijn. De hoepels op de waslijn zijn van hem. Visser & Martens zijn aanwezig met hun ‘Reflecting Holons’. Het lijken zeepbellen maar zijn het niet. Het zijn mechanische bubbels die door een elektromotor voort bewogen worden. Christiaan Zwanikken maakt kinetische installaties met een mix tussen metaalonderdelen en skeletten, die eruitzien als een mens, dier of plant. Zijn complexe objecten worden aangestuurd met behulp van kleine elektromotoren en computertechnologie.
In Museum TwentseWelle, gelegen aan de andere kant van Roombeek, ontdek je hoe vogels, vliegtuigen en drones in de lucht blijven. ‘De droom van het vliegen’ gaat over onze wens om te vliegen. Het ogenschijnlijk eenvoudig in de lucht blijven, je mee laten voeren op de stromen van de wind. Je ontdekt hoe rupsen het luchtruim kiezen door te transformeren tot vlinders met prachtige vleugels. Hoe de zaden van de esdoorn hun vleugeltjes uitzetten zodat de wind ze optimaal kan verspreiden. Maar ook hoe de droom om los te komen van de aarde, om op eigen kracht door het luchtruim te suizen, ons al eeuwenlang achtervolgt. Van de schetsontwerpen van Leonardo da Vinci via de luchtballon en de zeppelin naar de motorisch aangedreven drones van vandaag en naar de droombeelden van kunstenaars. In deze tentoonstelling wordt het onzichtbare zichtbaar gemaakt. Het gaat over luchtwervelingen en windtunnels, over beweging, over lichtheid, over evenwicht, zweven. Dat wat er gebeurt met de lucht als je vliegt; dát is overal in het museum te zien. Er is voor iedereen, jong en oud van alles te beleven, nog tot en met 3 september in Enschede.