Jongetje met het rode haar
Een bericht op Facebook grijpt me aan: een bezorgde en boze moeder vraagt om een mededeling zoveel mogelijk te delen. Haar 7-jarige zoon Julian heeft een mooie bos rood haar. Op de foto zie je een prachtig, stoer joch, maar hij is absoluut niet blij met zijn haarkleur. Hij haat het, wil het liefst naar de kapper om het kort te laten knippen of te verven.
Eigenlijk gaat het bij Julian niet om het rode haar, maar om de reacties die hij krijgt uit zijn directe omgeving. Hij wordt ermee gepest, mag buiten niet meespelen. Dat is toch van de pot gerukt. Dat moet stoppen en daarom deel ik graag het bericht van zijn moeder!
Het brengt mij terug in het verleden. In mijn jeugd vind ik het ook niet fijn om rood haar te hebben. In de klas word ik er gelukkig nooit mee gepest, maar het naroepen ‘hé rooie!’ op straat vind ik vreselijk.
We fietsen in een lange colonne naar school, dat is gezellig en het scheelt wind. Meestal gaan we rechttoe rechtaan langs de Drentse Hoofdvaart naar Assen, maar op vrijdagmiddag nemen we vaak de toeristische route langs Witten. In Baggelhuizen is men bezig met de bouw van een nieuwe woonwijk, de in mijn ogen uitzonderlijke witte huizen met een dak van golfplaten (hoezo aanpassen aan de landelijke omgeving?). Ik heb een hekel aan deze route, want onvermijdelijk klinkt het vanaf de steiger: ‘hé rooie!’ Mijn moeder geeft het advies om mij er niks van aan te trekken. Ja, dat is makkelijk gezegd, maar wildvreemde mensen schelden je wel uit. Vervolgens zegt ze: ‘Roep terug, het is beter mijn haar op goede grond dan jouw haar op een ezelkont!’ Ik heb het wel eens geroepen, maar het was veel te lang. Het enige effect is dat het misschien oplucht dat je het er niet bij laat zitten. Maar het naroepen en uitschelden wordt er niet minder om.
Het begin van een nieuw schooljaar is een verzoeking. Met een makkelijk te onthouden naam en rood haar ben ik een doelwit voor elke juf of meester, en later leraar. Want ze willen geen buil vallen door een verkeerde naam te noemen, dus in die eerste weken krijg ik vaak de beurt. Met het maken van mijn huiswerk houd ik er rekening mee.
In mijn studententijd probeer ik het haar met behulp van een vriendin te verven. Het lijkt me heerlijk om een andere haarkleur te hebben. Eerst moet het pigment eruit; best wel opmerkelijk zo’n kop met spierwit haar. Welke kleur moet het dan krijgen? Zwart verven gaat niet, want met een blanke huid gaat dat juist erg opvallen en ziet het er heel onnatuurlijk uit. Dan een tint donkerder rood bij bruin af proberen. Het resultaat is peenhaar, geen vooruitgang dus. Kort knippen en hopen dat het haar zo snel mogelijk weer zijn oorspronkelijke kleur heeft.
De eerste keer naar Ierland is een openbaring. Ik vergeet nooit die zondagmiddag in St. Stephen’s Green. De ene rooie na de andere komt voorbij. Het voelt als een grote familie. Allemaal lotgenoten! ’s Avonds in de kroeg begint men in het Gaelic tegen me te praten en wil men niet geloven dat ik niet Iers ben. Het is een soort opbeurende thuiskomst.
Het heeft lang geduurd voordat ik zelf die rode haardos leuk ging vinden. Ik zie nu wel de jaloerse blikken en hoor de opmerkingen: ‘Ik zou willen dat ik jouw haar had.’ Vroeger zei ik: ‘Hoeveel bied je? Het is te koop.’ Nu zou ik het niet willen missen en ben ik er best trots op. Als ik mijn krullen bij de kapper heb gelaten, roept men -meestal de vrouwen- ‘wat heb je nu gedaan!?’ Ik reageer: ‘Wacht maar, het groeit vanzelf weer aan!’ (tot nu toe gelukkig tenminste).
Tegenwoordig heeft de herkenbaarheid door je rode haren ook zijn voordelen. In het filmtheater ben ik mijn Cinevillepas vergeten, maar de meneer aan de kassa zegt meteen: ‘Oh geen probleem, ik weet dat je er een hebt. Ik geef je een kaartje van een vrijwilliger. Als je de volgende keer even een extra kaartje met je pas bestelt, is er niks aan de hand.’ Best handig!
Ik hoop voor Julian dat hij -net als ik- trots mag worden op zijn rode haren, en de voordelen van zijn uniek-zijn aan den lijve gaat voelen.