Kamper Filmclub

In mijn jeugd is een bezoekje aan de bioscoop of het volgen van dansles iets wat niet mag, daar komt alleen maar een boel ellende van is het argument. Daar moet ik het mee doen. In plaats van dat mijn ouders hun kind weerbaar maken en argumenten aandragen waarom zij vinden dat je dat beter niet kunt doen. Nu werkt het als een lap op een rode stier, wat verboden is, wordt interessant. Dat geldt vooral voor de film, minder voor de dansles. Daar ben ik niet zo rauwig om, al zorgt het later in bepaalde situaties wel voor gênante toestanden als je op een feest de dansvloer moet ontvluchten, omdat je geen wals in je benen hebt.

Wat film betreft heb ik de ‘schade’ ruimschoots ingehaald. Ik vind het niet leuk als ik tijdens de middelbare schoolperiode moet weigeren als vrienden vragen of ik meega naar Saterday Night Fever of later Grease. Ik verzin een smoes waarom ik niet meekan. De enige films die ik zie in die periode zijn de onschuldige Louis de Funèsfilms op een schoolavond.

In mijn studententijd heb je in Kampen het City theater, een letterlijk doorrookte bioscoop, met een enigszins beduimelde reputatie. In de weekenden draaien er seksfilms. Nou, dat moet ik natuurlijk een keer gezien hebben. Samen met een huisgenoot ben ik daar op een vrijdagavond laat naartoe gegaan. Tja, opbeurend in de figuurlijke zin is dat allerzins. Dan begrijp ik mijn ouders wel, maar je moet het hebben meegemaakt. Het is aan de ene kant spannend, je doet iets wat niet mag, en aan de andere kant voel je je ook een beetje vies als je weer buiten staat. Dat groezelige sfeertje en die toch vieze mannetjes die daar weggedoken zitten in hun stoel en wie weet wat nog meer doen. Een keer en nooit weer. Duidelijk.

Toch heb ik aan het City-theater goede herinneringen. En dat komt omdat er meestal andere speelfilms worden vertoond. Een van de eerste films die ik er heb gezien, is Die Blechtrommel van Volker Schlöndorff naar de gelijknamige roman van Günter Grass. Niet echt een onschuldige film, meteen in het begin wordt er met een koeienkop gevist, de palingen die daarmee boven komen, vallen bijna letterlijk bij je in de stoel. Die gruwelijke scene is me altijd bijgebleven. Als kind heb ik wel paling gegeten, maar nu is de lust voor het consumeren van vis voorgoed voorbij.

Op donderdagavond vertoont de Kamper Filmclub in het theater de betere arthousefilms, zoals we die nu noemen. In die tijd heet het een B-film, een productie die wordt gemaakt met een relatief klein budget en (doorgaans) nieuwe of onbekende acteurs, in tegenstelling tot de Hollywood blockbusters.  Denk aan werk van Jim Jarmusch, Stephen Frears, Spike Lee, Peter Weir, Wim Wenders en Seven Soderbergh.

De Filmclub is een initiatief vanuit de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen, een landelijke vereniging met plaatselijke afdelingen die zich ten doel stelt het welzijn, in de ruimste zin, van individu en gemeenschap te bevorderen. ‘t Nut streeft naar individuele en maatschappelijke ontplooiing met een zo hoog mogelijk cultureel gehalte. Ze houdt zich bezig met zaken die het algemeen belang dienen, zoals onderwijs, ontwikkeling en maatschappelijke discussie. Op die manier levert ze een bijdrage aan de democratisering van Nederland. ‘t Nut heeft een nauwe samenwerking met de Theologische Hogeschool en daarom zit er ook een theologiestudent in het bestuur van de Kamper Filmclub. In mijn tweede studiejaar word ik gevraagd die positie in te nemen. Het houdt in dat je samen zorgt voor de selectie van de films voor het najaar- en het voorjaarprogramma. Dat je in mijn geval recensies schrijft in het programmaboekje en ook later in het studentenblad NUMMER. Het mooie is dat je af en toe op een zaterdag naar een previewdag gaat in filmtheater Desmet in Amsterdam. Een dag lang bekijk je allerlei voorvertoningen om te beoordelen of we ze in Kampen willen vertonen. Met achteraf verhitte discussies welke wel of niet, en waarom dan…

De filmavonden zijn populair en vrijwel altijd stijf uitverkocht. In de jaren ’80 behoort de Kamper Filmclub tot een van de toonaangevende filmhuizen. Je kunt een abonnement nemen om verzekerd te zijn van een plaatsje en de rest van de zitplaatsen gaat op de avond zelf in de losse verkoop. De films in City draaien als 35mm-films, zeg maar het cinemaformaat. Daarnaast vertonen we ook films op 16mm in de Stadgehoorzaal. Dat is een belevenis op zich. Als je de operateur bent moet je de film draaien. Letterlijk, je zit naast de projector in de grote zaal. Een beetje film bestaat uit drie filmrollen. Na ongeveer een half uur moet je van rol wisselen. Dat probeer je zo snel en zo behendig mogelijk te doen in het donker. Door het vaak te doen krijg je er handigheid in. Nu gaat een populaire film van het ene filmhuis naar het andere en als degene die de film voor je heeft vertoond, de rol niet heeft teruggespoeld dan heb je een probleem. Dan kan je de film achterstevoren draaien – wat geen succes is – of zorgen dat het zo snel mogelijk teruggespoeld wordt waarop iedereen dus moet wachten.

Zo’n avond als operateur vind ik erg spannend. Je zit daar naast de projector die erg veel kabaal maakt en soms verfoeilijk kraakt. Het ergste naast de niet-teruggespoelde filmrol is een breuk, dan knapt het celluloid en moet je het terplekke gaan plakken. Je doet dat onder het toeziend oog en vooral het commentaar van zo’n volle zaal. Het vereist stalen zenuwen om je niet van de wijs te laten brengen. Erg relaxt filmkijken is er op zo’n avond niet bij, want je bent er altijd op verdacht dat je in actie moet komen.

Net als Jack Nicholson met een bijl de deur van de badkamer bewerkt waarin zijn vrouw zich heeft opgesloten, breekt met veel gesputter de film en op het scherm zie je alleen nog maagdelijk wit. Een onbedoelde cliffhanger. Tijd voor de schaar. Je probeert zo weinig mogelijk filmbeeldjes weg te knippen, zodat een volgende gebruiker toch nog ziet dat de deur versplinterd. Soms zit de film vast in de projector en moet je peuteren en in het uiterste geval vragen – hoe erg dat ook is – of het zaallicht aan kan zodat je het beter kunt zien. De opmerkingen en aanmoedigingen zijn niet van de lucht. Daar sta je in het volle spotlicht je uiterste best te doen het zo snel mogelijk te repareren. Man, wat ben je blij als de rolprent weer op de juiste wijze in de projector ligt en zonder problemen verder draait. Of liever nog als je een avond dienst hebt gedaan zonder incidenten.

Geef een reactie