Er worden steeds minder Jannen geboren. In 1961 werden er 4216 jongens Jan genoemd, ik ben er een van. Nu zijn dat er nog maar zo’n vierhonderd op jaarbasis. Sterft de naam uit? Nee, dat denk ik niet.
Een naam dient ter onderscheiding. Riep je in mijn jeugd ‘Jan’ op het schoolplein dan kwamen er van alle kanten Jannen aanzetten. Lange tijd is Jan de populairste voornaam geweest. Dat is al geruime tijd niet meer zo. Maar Jan heeft zich weten te handhaven. En dat is knap, want het valt niet mee om op te boksen tegen alle Wesleys, Lucassen, Larsen, Finnen en Tims.
Met 11 procent stond de naam Jan toen ik geboren werd ver boven andere jongensnamen, zoals Piet, Henk, Hans of Kees (4 en 3 procent). Nu is Lucas razend populair. Hoe grappig is dat! Mijn vader heet Lucas, hij was de zoon van Jan en dus zou het logisch zijn als mijn zoon nu weer deze heden ten dage populaire naam zou dragen. Dat zou mooi zijn, maar de werkelijkheid is anders, ik heb de keten doorbroken.
Een tijdje terug kreeg ik het boekje Lang leve Jan, geschreven door Wim Daniëls (columnist, schrijver en vooral taalkundige), van iemand cadeau. Het staat vol met leuke wetenswaardigheden over alles wat met de voornaam Jan samenhangt en het is leuk om door te nemen.
De naam Jan is afgeleid van Johannes, zoals ook diverse andere jongens- en meisjesnamen, zoals Hans, Johan, Jannes, Johanna, Jans, Jaan, Janus, Jeen, Hannes, Han of Hanna. Johannes is een Hebreeuwse naam, met als betekenis: Jahweh is genadig. Of dat werkelijk zo is dat God genadig is, moet iedereen afwachten, maar aan de naam Jan zal het niet liggen. De naam Johannes is eigenlijk een vergriekste vorm van het Hebreeuwse Joch, waarmee (heel) misschien ook het woord ‘jochie’ te maken heeft.
Jaren daarvoor heb ik op een beurs een handgeschreven naamkaart gekregen. Jan als een ‘geschenk van de Schepper’. Ga je het karakterologisch benaderen dan staat het voor: sociaal, rustig van aard en karakter, zakelijk inzicht en gevoel voor humor.
De naam Jan wordt op het kaartje ook in verband gebracht met de viola tricolor, het eetbare driekleurig viooltje. In eerste instantie zie ik de verbinding niet. De link zit hem in de Engelse benaming voor het viooltje: ‘Johnny-jump’, omdat het zaad wegspringt en het op de meest onverwachte plekken kan opduiken. Prachtig is de oude legende over het bloempje dat een verleidende en betoverende geur had. De mensen konden de geur niet weerstaan en moesten gewoon aan het viooltje ruiken. Hierbij vertrapten ze het graan en koren rondom het viooltje. Dit stemde het plantje verdrietig en het bad tot God om haar de verlokkende geur te ontnemen. Sindsdien heeft het viooltje geen geur meer…
Het driekleurig viooltje is een geneeskruid gebruikt tegen huidaandoeningen, bij kinderziekten en bij kwalen aan de luchtwegen, als pijnstiller en slijmoplosser. Het plantje heeft in de volksmond veel verschillende namen: blauw engeltje, schoen en muiltje of stiefmoedertje. Dat laatste slaat op de vorm van de bloemen, met het grote onderste blad als de moeder, de twee daarboven gelegen bloemblaadjes als haar eigen dochters en de bovenste bloemblaadjes als haar stiefdochters. Het driekleurig viooltje was vroeger het symbool van de herinnering en werd daarom veel op graven geplant.
Jan komt veel voor in spreekwoorden en uitdrukkingen. Het is ‘een hele jan’ (een flinke vent), ‘de jan uithangen’ (grote meneer spelen), ‘boven jan zijn’ (eerdere moeilijkheden hebben overwonnen), ‘een huishouden van Jan Steen’ (een chaotisch huishouden) of ‘de jongens van Jan de Witt’ (dappere, stoere jongens). Mijn moeder heeft daar een eigen zegswijze aan toegevoegd: ‘Melk is goed voor elk, maar niet voor Jan, want die plast ervan’ (alsof anderen dat niet doen) en ‘Jan. plak je neus tegen je gat an, en dan heet je nog steeds Jan’. De bedoeling daarvan ontgaat me, maar erg positief klinkt het niet. Zo zijn er meer: ‘op z’n janboerenfluitjes’ (snel, zonder concentratie, slordig) of het begrip ‘jan modaal’ waarmee in algemene zin de gemiddelde (mannelijke) burger wordt bedoeld. ‘Jan boezeroen’, de echte arbeider die herkenbaar was aan zijn boerenkiel met lange mouwen. Of ‘jan-met-de-pet’, een benaming voor de gewone man, die vroeger vaak een pet droeg. In dit rijtje past ook ‘jan-splinter’ en ‘jan-soldaat’, de militair die het vuile werk moet opknappen. Met de naam Jan worden dus geen hoogvliegers aangeduid, maar jongens van de gestampte pot, met hun poten in de modder. De minst flatterende is ‘jan lul’, ook wel ‘jan met de korte achternaam’ genoemd. Of ‘jan doedel’. Daar ben je mooi klaar mee als voor dit soort benamingen jouw voornaam gebruikt wordt. Jan is lang genoeg voor lul versleten, het wordt tijd om deze uitdrukkingen door een andere nu populaire naam te vervangen. Of anders ‘man lul’. Je kan er ook voor kiezen het niet meer te gebruiken. Hetzelfde geldt voor vloeken of schelden met Jan: jandorie, jandomme, potjandorie, potjandikkie, potjandrie, enzovoorts. Jan wordt hier gebruikt om de vloek minder hard te doen klinken. Jan vervangt hier Jezus of God. Dus Jan verricht hier in feite een goede daad.
Jan is een sterk product en dat zal behouden blijven, vindt ook Wim Daniëls. Jan is voorlopig nog niet uit de onze taal verdwenen, en zal dat ook nooit doen: lang leve Jan!