Aan het passen van kleding heb ik als klein kind een vreselijke hekel. En ook nu nog ga ik liever alleen winkelen om nieuwe kleding te kopen dan dat er iemand bij is. Terwijl ik het juist wel weer gezellig vind om een ander van kledingadvies te voorzien. Maar als het mezelf betreft wil ik geen pottenkijkers, het is meestal al een circus genoeg, in zo’n klein hokje, waarbij het zweet me snel uitbreekt.
In mijn jeugd is nieuwe kleding aanschaffen een drama. Ik groei als kool dus soms moet er toch nodig een nieuwe broek komen. We gaan tweemaal per jaar naar Assen voor kleding inkoop. We zetten de fietsen bij een bepaalde familie neer, waar we de rijwielen naast het huis mogen stallen. Vandaar lopen we naar Van der Molen aan de Gedempte Singel. Ik vind het een crime om in een pashokje te gaan en broeken en truien te moeten passen en voor de spiegel te paraderen. Zo’n verkoper die dan overal aan zit te trekken en te plukken. Ik vind het maar niks. En daarnaast maak ik het mezelf moeilijk want ik blijk kieskeurig te zijn en het is me niet gauw naar de zin. Dus ik zal niet snel zeggen: ‘Doe die maar, dan ben ik er vanaf.’ Nee, het zijn langdurige sessies.
Ik ben blij als het achter de rug is en we bij Jan de Boer in de supermarkt een blik nasi kopen om dat ‘s avonds te eten. Want op zo’n winkeldag maakt mijn moeder het zichzelf gemakkelijk en heeft ze geen zin om uitvoerig te koken. Dus warmt ze nasi op in de koekenpan en dat eten we met een gekookt eitje, zilveruitjes en augurk erbij. Pinda’s ook niet te vergeten, daarmee is de winkeldelicatesse compleet.
Als tiener wil ik een spijkerbroek. Ik loop al jaren in die corduroy ribbroeken en wil nu eindelijk wel eens modieus zijn. Maar mijn moeder is het er niet mee eens. ‘Dat is een werkbroek die doe je toch niet aan naar school, laat staan naar de kerk.’ Maar ik heb mijn zinnen op een denim 501 gezet en voor eenmaal moeten we naar een andere kledingzaak waar de spijkerbroeken in allerlei maten en varianten tot het plafond opgestapeld liggen. Het wordt een donkerblauwe Levi’s, ik weet het nog goed. We zijn voor de verandering snel klaar. Ik ben trots als een pauw dat het gelukt is om mijn moeder te overreden tot de aanschaf van zo’n werkbroek. Op het etiket boven de kontzak staan twee paarden die de spijkerbroek kapot proberen te trekken. Het is midden jaren ’70 en Zweedse klompen (onhandige lompe dingen) zijn populair en die moeten erbij gedragen worden. Door de enorme hak die daaronder zit, oog ik nog slungeliger. De verjaardag van mijn vader is de premièredag van de nieuwe outfit. Het is een ware metamorfose, compleet met een kick college jacket met witblauwe kraag dat Fonzie uit de tv-serie ‘Happy Days’ niet zou misstaan. En ik kan niet wachten om de dag erna naar school te gaan. Nu hoor ik er voor mij gevoel helemaal bij.