Komend weekend is het weer feest in de Flevopolder. Met de Renault Megane Coupé rijden we over de randweg langs het Veluwemeer op weg naar een Trip to Paradise in Biddinghuizen, ook wel Lowlands genoemd. Het is donderdagavond we zijn een dag eerder vertrokken, ditmaal gaan we voor de full treat. De sportwagen zit bomvol. Drie personen, twee tenten, koffers, slaapzakken, matjes en kratten bier. Als we door de controle zijn, het is zowaar al erg druk, en ons befaamde bandje om de pols hebben gekregen (kleur dit keer is paars) beginnen we aan de lange sjouw met al onze spullen naar het plekje waar we ieder jaar met de groep staan en wat nu naar verwachting nog wel vrij zal zijn, want we zijn immers een dag eerder.
Het zweet staat me al op de rug voordat we de tijdelijke luchtbrug over de provinciale weg zijn overgestoken. Met een paar rustpauzes en wat binnensmonds schelden – waarom zoveel spullen en die drank meeslepen – komen we op ons vertrouwde plekje op camping 1 aan de bosrand, achter het Dommelsch podium. Mocht het nu ongekend warm worden de komende dagen dan kunnen we verkassen naar het bosje, omdat daar nog schaduw is en je niet heel vroeg in de ochtend je tent wordt uitgebrand. Al jaren bezoeken we het festival en het is zo in de derde week van augustus altijd een snikheet weekend, met veel zonuren, of het regent pijpenstelen. En soms als je geluk hebt, krijg je beide. Door de hoge temperatuur volgt een donderbui die het zanderige terrein in een modderpoel veranderd. Het levert de nodige fun op, op je buik door de glibber schuiven…
De plek is nog vrij en we zetten de tenten langs de slootrand. Ik heb het gemakkelijk, het is een geleende tent, de vriend komt morgen, die je makkelijk en snel in je eentje kunt opzetten. Je gooit hem omhoog en klaar is Jan.
De twee jongens die bij me zijn, zijn nog rookies, ze hebben veel over het festival gehoord, maar dit is hun eerste keer. Vandaar ook dat ze zo hongerig zijn om nu al weg te gaan. Ze willen alles meemaken. Als ook hun tent staat, belonen we onszelf met een lauw biertje. Daarna gaan we kijken wat er in de 24-uurstent is te beleven. De enige tent die nu al open is, en zoals de naam al zegt, nooit zal sluiten. Het is daar ook al redelijk druk. Langzaam komen we in de flow van drie dagen livemuziek, voordrachten, film, literatuur en straattheater.
Als de rest van de groep op vrijdagmiddag aansluit, zijn we net uit onze tent, want de meegebrachte whiskey smaakte prima en we hadden nog lang zitten praten voor onze tent. Het is best een grote groep die elk jaar uitdijt doordat vrienden en vriendinnen aanhaken. Het mooie is dat ieder in subgroepjes z’n eigen gang gaat. Immers niet iedereen houdt van dezelfde muziek, maar het grasveld links van de Alpha-tent is de chillplek waar je elkaar altijd wel weer terugvindt. Hoogtepunt op vrijdagavond is Róisín Murph, de (ex)zangeres van Moloko, haar dancepop deint tot ver buiten de Bravo. In een volgepakte tent geeft de Ierse een prachtige show.
‘So tell me you care for me
You’re the first thing
and the last thing on my mind
The time is now
Let’s make this moment last.’
Zaterdagavond besluit ik iets te doen wat ik nog nooit eerder heb gedaan. Er worden de nodige drugs het festivalterrein binnengesmokkeld en hoewel ik daar nooit actief aan mee doe, heb ik me nu voorgenomen ook een pilletje te nemen en te zien wat het met me doet. Gisteravond stond ik broodnuchter tussen vrienden die allemaal onder invloed van iets waren en nu ga ik ook voor de bijl. De vriend die bij mij in de tent slaapt, geeft me een pilletje, dat ik met water naar binnen klok. Hij heeft beloofd op mij te letten vanavond, omdat het mijn eerste keer is en ik moet ‘verplicht’ bij hem in de buurt blijven. Het kan zijn dat ik in paniek raak of een bad trip krijg. En als je je niet goed voelt kan zo’n pilletje juist je negatieve gevoel versterken.
De rest van de groep heeft inmiddels ook een smartie naar binnen gewerkt. Na een half uurtje informeert men bij elkaar of ze al iets voelen. De vriend vraagt: ‘Hoe gaat het?’
Hij kijkt naar mijn pupillen.
‘Goed. Ik voel nog niks.’
‘Krijg je het niet warm?’
‘Niet warmer als anders.’
Ik merk aan de stemming dat het bij iedereen begint in te dalen, maar ik voel echt niks. Geen enkel effect. Sommigen nemen er nog een halfje bij.
‘Hier, neem.’
Maar de vriend die op me let, schudt met z’n hoofd. ‘Nee, laat hem eerst deze maar eens inkicken.’
De sfeer in de groep wordt anders, uitgelatener, we raken elkaar meer aan, dat is wat die pillen met je doen. Maar niet bij mij. Het lijkt wel of mijn geest zich er hevig tegen verzet. Dit mag niet, dit had je niet moeten doen. De vriend kijkt me nog eens aan. ‘Hier neem nog wat water, je moet wel blijven drinken en niet stiekem alcohol gebruiken, hè.’
Hij geeft me een stevige knuffel.
‘Nee, sorry ik merk helemaal niets.’
Inmiddels gaat iedereen los in de Golf op de muziek van DJ Joost van Bellen en ik beweeg me ook over de dansvloer. Ik heb het best naar mijn zin, maar het is en voelt niet anders dan normaal. Raar best wel. Twee uur later nog steeds geen effect.
‘Jan, je blijft me verbazen? Voel je echt niets?’
‘Nee, niks…’
Als bij iedereen de XTC zo’n beetje is uitgewerkt en iedereen erover denkt zijn of haar tentje op te zoeken, krijg ik het intens heet, een tintelend gevoel alsof ik wordt opgetild. Ik zoek de vriend op. ‘Volgens mij begint het te werken.’
Hij kijkt me met groot ongeloof aan. ‘Je meent het, wat ben jij ook een rare. Nou, geniet ervan.’
Een warme gloed dwaalt door mijn lijf. Ik voel mijn hartslag. Ik ga iedereen leuk vinden, en wil flirten met iedereen. Durf dingen die ik normaal niet zou doen. Ik ben helemaal los en zwier over de dansvloer. Alle remmingen zijn weg. De muziek is intenser, elk nummer is geweldig. Ik stroom over van liefde en vind iedereen aardig. Vandaar dat het ook wel de ‘hug- of lovedrug’ wordt genoemd. Ik ben erg alert en zie, of meen in ieder geval, alles te zien.
‘Jan, kom we gaan.’
‘Dat meen je niet, ik begin net in mijn ritme te komen en te genieten. Ik wil niet stoppen.’
De groep houdt het echter voor gezien. Ik heb beloofd bij de vriend te blijven dus met enige tegenzin ga ik mee naar de tent. Ik zweef over het terrein en sla mijn arm om hem heen.
Een half uur later heeft iedereen zijn tentje opgezocht en ik ga ook braaf liggen. Na vijftien minuten hou ik het niet meer uit. Ik bruis nog van de energie. Ik kan niet stilzitten, ik moet bewegen. Ik ritst de tent open.
‘Moet je pissen?’
‘Nee, ik kan niet slapen. Ik denk dat die pil nu pas zijn werk aan het doen is. Ik ga terug.’
‘Het terrein is gesloten.’
‘Maakt me niet uit, ik kan niet slapen nu, ik ga naar de 24-uurstent. Heb je zin om mee te gaan?’
‘Nee, ik ben maximaal brak, joh. Ik kan niet meer. Doe voorzichtig, hè, en niet met vreemde mannen meegaan!’
‘Oké, dat beloof ik.’
Ook in de enige tent waar nog wat vertier is, vind ik iedereen aardig, ik wil mensen aanraken, maak makkelijk contact. Soms zie ik wat afkeurende blikken, je zal vast aan me kunnen zien dat ik een pilletje in mijn mik heb. Op het nummer van Raymond van het Groenewoud ‘Je veux de l’amour’ ga ik helemaal los, ik brul de longen uit mijn natte, verhitte lichaam.
‘Waar ik ga, waar ik sta.
Voor ik sterf, voor ik verga,
je veux de l’amour.’
Ik zie de zon opkomen en dan pas daalt de vermoeidheid in, ik heb een droge bek en verlang ik naar mijn bedje. Weg euforie! Als ik me op mijn matje installeer hoor ik de vriend naast me zwaar ademen. O, als hij maar niet gaat snurken…
Op zondag doet iedereen een beetje rustig aan, want er moet de komende week ook weer gewerkt worden. Een paar drankjes meer niet. Ik blijf met de jongens nog een nachtje langer en we gaan maandagmorgen pas weg. Dat wordt ver in de middag, want ik weet dat mijn blauwe rakker op het weiland staat, maar ik ben vergeten op te letten welke letter van het alfabet ik moet zoeken om mijn auto terug te vinden op dat immense veld. In mijn hoofd reconstrueer hoe ik naar de ingang ben gelopen en volg zo het spoor terug. Een uur later heb ik de auto gevonden en pik de jongens op bij de uitgang. Het waren een paar enerverende dagen…