Afgelopen zaterdag zou mijn moeder honderd jaar zijn geworden. Ze is op 95-jarige leeftijd overleden. Een respectabele leeftijd die niet iedereen gegeven is. De laatste zes jaar leefde ze in een soort extra tijd. Ze ‘overleefde’ een ernstig hartinfarct maar moest dealen met de gevolgen van de complicaties die erna optraden. Ik weet niet of ze die tijd ook als een surplus heeft ervaren. Ze zei: ‘Het zal wel een doel hebben dat ik hier nog ben.’
Tijdens haar leven strooide ze met levenswijsheden. Als ik me als kind verveelde, zei ze altijd: ‘Geniet er nu maar van, want na je twintigste gaat alles snel en lijkt het alsof de jaren voorbijvliegen.’ Wellicht ging in die laatste jaren de tijd niet meer zo snel voor haar. Mijn vader was overleden en ze miste hem. Tweeënzestig jaar hadden ze lief en leed geleed. Ze woonde in een zorginstelling maar was toch voor het grootste deel op zichzelf aangewezen. Alle dagen gingen op elkaar lijken. Daar sloeg ze zich wel dapper doorheen door zoveel mogelijk aan alle activiteiten deel te nemen. Ze breide zich suf, terwijl ze tv-keek. Het aantal mutsjes voor de baby’s in Malawi overtrof zeker de honderd en dan vergeten we voor het gemak alle sokken en andere kledingstukken die ze voor ons in elkaar pende. Toch moet het een eenzame tijd zijn geweest en zag ze uit naar het einde. Naar de hereniging met de liefde van haar leven. Het was goed geweest.
Je hoopt oud te mogen worden maar je weet ook dat je niet onsterfelijk bent. Het doet me denken aan de roman ‘Alle mensen zijn sterfelijk’ van de Franse filosoof en schrijver Simone de Beauvoir. In mijn studententijd las ik het. Een eyeopener, want je wilt zelf natuurlijk zo lang mogelijk leven. De dood boezemt angst in. Na het lezen van Beauvoirs boek kijk je daar toch anders tegenaan. Op briljante wijze zet ze het verhaal van graaf Fosca neer, die in de 14e eeuw een onsterfelijkheidselixer drinkt. Eeuwen later treft hij een actrice, Regine, die het vreselijk vindt dat haar roem vergankelijk is. Zij wil eigenlijk het liefst onsterfelijk zijn en voelt zich aangetrokken tot de mysterieuze man Fosca, die zich van niets en niemand wat lijkt aan te trekken en de hele dag buiten in een stoel ligt. Als blijkt dat hij niet kan sterven, is ze verschrikkelijk jaloers. Ze hoopt dat ze door een relatie met hem voor elkaar kan krijgen dat zij ook een beetje onsterfelijk wordt, omdat hij zich haar zal blijven herinneren. Fosca weerspreekt dat. Hij zal zich haar niet beter herinneren dan anderen, zegt hij. Régine kan dat niet uitstaan en probeert steeds opnieuw zijn aandacht te trekken en bijzonder voor hem te zijn.
Voor Fosca is het niet kunnen sterven een vloek. Zijn onsterfelijkheid heeft hem weliswaar mogelijkheden geboden, omdat willekeurig welk gevaar geen vat op hem had (oorlogen, ziektes, ouderdom), maar uiteindelijk is hij gruwelijk eenzaam, omdat hij geen diepe verbondenheid met de sterfelijken om hem heen kan bereiken. Fosca ziet zijn vrienden strijden voor allerlei idealen en er zelfs hun leven voor geven. Hij zal dat nooit kunnen doen. Wat heb je eraan als je alleen overblijft met je eeuwige leven?
Bij haar laatste verjaardagen memoreerde mijn moeder vaak: ‘Ik hoef geen honderd te worden. Wat heb je eraan als je oud wordt maar al je leeftijdsgenoten, de mensen die je lief hebt, weg zijn en je hele dagen alleen de tijd moet doorbrengen.’
‘Alle mensen zijn sterfelijk’ is een literaire roman met een grote filosofische vraag: Leef je wel echt als je niet kan sterven? Het zet je als lezer aan het denken over het lot van de mens, namelijk: uit stof zijt gij geboren en tot stof zult gij heengaan. Het leert je de dag te plukken en met inzicht om te gaan met de je gegeven tijd. #simonedebeauvoir #oudworden