Mijn eerste preek

Voor mijn theologiestudie moet ik ook een kerkelijke stage lopen. Omdat ik zeker weet dat ik het vak van predikant niet ga uitoefenen vraag ik of ik stage mag lopen bij een omroep (bijvoorbeeld IKON). Maar daar wordt erg moeilijk over gedaan, dat past niet binnen de opleiding tot predikant en daarmee val ik te veel buiten het studieprogramma. Ik sla in eerste instantie een jaartje over omdat een literatuurstudie die als alternatief wordt aangeboden ook alleen maar boeken over het predikantschap kent, terwijl ik het zinvoller zou vinden om de relatie kerk en massamedia te bestuderen. Wat te doen want ik wil wel mijn doctoraal halen? Via een vriendin die op de sociale academie zit krijg ik de tip om eens contact te leggen met de Pauluskerk in Rotterdam. Deze ‘alternatieve’ kerk van dominee Hans Visser kan misschien uitkomst bieden. Het gesprek verloopt aangenaam en ik mag in augustus met mijn stage beginnen. Een aantal dagen in de week ben ik in Rotterdam en leef tussen mensen die aan de rand van onze samenleving staan. Zwervers, drugsgebruikers, psychisch gestoorden en prostituees. De kerk heeft op de Middenweg een vredeswinkel (het is jaren ‘80 met de protesten tegen de kernwapens). Eigenlijk is het een plaats voor de minderbedeelden om op adem te komen. Een kopje koffie te drinken met veel suiker! Of simpelweg een douche te nemen. Iedereen is welkom en ik bied een luisterend oor. Als een verslaafde over de kerk begint dan ben ik bereid met hem of haar over het geloof te praten, maar het initiatief moet vanuit de ander komen. Ik ben geen actieve zendeling die mensen wil bekeren. Eerst bed, brood en bad en de rest komt eventueel later. Dat is het beleid. Het is een erg leerzaam jaar, als jongen van het platteland gaat er een totaal andere wereld voor me open. Vooral de nachtopvang in de kerk is erg intensief. Je hoopt dat de nacht met veel verschillende mensen in een kleine ruimte niet uit de klauwen gaat lopen. Bij mijn stage hoort ook dat ik verplicht moet preken en dus neem ik de zondagsdienst van Hans over. Zo ook op de eerste zondag in januari. Het is mijn eerste echte preek vanaf de preekstoel. Er is uiterst slecht weer voorspeld daarom vertrek ik met een aantal vrienden en studiegenoten vroeg vanuit Kampen. Het sneeuwt en het is glad maar gelukkig zijn we op tijd. Een kerkdienst in de Pauluskerk volgt dezelfde elementen als een reguliere dienst, maar er is een mogelijkheid tot interactie, kerkgangers mogen mijn preek onderbreken als ze vragen hebben. Dat baart me de meeste zorgen. De preek, gebeden en de liederen kan ik allemaal uitzoeken en voorbereiden, maar wat als iemand inbreekt tijdens mijn preek? Voorlopig gaat het goed. Ik worstel alleen met de Statenbijbel die open op de katheder ligt. De blaadjes met daarop de tekst van mijn preek blijven niet liggen. Ik moet ze met één hand een beetje tegenhouden. Dus elk blad dat ik gehad heb ben ik liever kwijt. In plaats van het onder mij te laten verdwijnen leg ik ze op het randje van de preekstoel. De mensen voorin zitten gespannen te wachten tot mijn papierwinkel naar beneden komt zeilen, maar dat gebeurt gelukkig niet. Dan staat er een man op, ik herken hem van de gespreksgroep en hij stelt de leerling predikant een vraag. Maar ik begrijp er helemaal niks van, het gaat niet over mijn preek en ik weet even niet wat ik de verwarde man moet antwoorden. Hans bemerkt mijn radeloosheid. Hij staat op en noemt de man bij zijn naam en zegt dat ik dinsdagmiddag op de gesprekgroep zijn vraag zal beantwoorden omdat het nu een beetje buiten de orde valt. Aan het einde van de dienst volgt de zegen maar omdat ik nog niet beëdigd ben mag ik niet het zegengebaar met mijn handen maken. Nu praat ik nogal met mijn handen dus ik ben bang dat ik ze toch iets te hoog houd. Ik probeer daarom mijn handen in het zakje van mijn nieuwe pak te doen. Tijdens het uitspreken van de zegen worstel ik met het colbertzakje dat dichtgenaaid blijkt te zitten (het is natuurlijk ook niet de bedoeling met je handen in je zakken te staan). Een aantal kerkgangers hebben de vraag gekregen of ze de dienst willen evalueren. Mijn studiegenoot leidt deze bijeenkomst, de jonge predikant mag daarbij niks zeggen want ik heb het laatste uur al genoeg gepraat. Twee Rotterdamse vrouwen op leeftijd die als vrijwilligers in de vredeswinkel werken zijn daarbij ook aanwezig. Er is een wat oudere man die mij ongezouten kritiek geeft -ik ben te vrijzinnig- de dames schuifelen onrustig op hun stoel en gaan in de verdediging, want o wee kom niet aan onze jonge stagiair! We doen meer dan drie uur over de terugweg naar Kampen. Er ligt een dik pak sneeuw op de snelweg en we komen maar stapvoets voorruit. Tevreden laat ik me terugrijden, mijn eerste preek is goed gegaan. Als ik dinsdagochtend de vredeswinkel binnenstap komen de twee lieve dames bezorgd op me af. Ze pakken me beiden beet. ‘Hoe gaat het jongen?’ ‘Heb je wel geslapen?’ Eerst begrijp ik hun zorgen niet, totdat ze me uitleggen dat ze die zondagmiddag helemaal van slag waren omdat ik in hun ogen onterecht kritiek had gekregen en me niet mocht verdedigen. Ze hebben er al twee nachten slecht van geslapen, want ik had toch zo mooi en goed gesproken. Ik geef ze beiden een kus. ‘Nee, ik heb nergens last van gehad, behalve die sneeuw dan!’

Geef een reactie