De balkondeur staat open. Het is heerlijk weer en de vogels zorgen met hun vrolijke getwitter voor werklust. Ik hoor een geluid dat ik niet thuis kan brengen. Bassende mannenstemmen verstoren de rust. Ik sta op en ga kijken. Een hoogwerker is bezig mijn straat binnen te manoeuvreren. Een man schreeuwt aanwijzingen.
Wat is er aan de hand? Komen ze de lantarenpalen controleren? Gaat iemand verhuizen? Of liever nog gaan ze mijn ramen wassen, nadat die vreselijk duif precies op het grote raam – waar ik niet bij kan – een dikke flats heeft achtergelaten? Dat zou een aardige geste zijn. Of is een buurman in coronatijd zo dichtgegroeid dat hij alleen via een hoogwerker zijn appartement kan verlaten?
De man in het bakje stijgt omdat de hydraulische arm steeds verder uitschuift. Hij heeft het op de boom in onze straat voorzien. Is hij van de eikenprocessierupsenbestrijding. Maar het is helemaal geen eik! Van het rijtje bomen dat jaren geleden gepland is, heeft deze groene makker een flinke groeispurt in gezet, de andere vijf zijn zielige stompjes vergelijken met dit exemplaar. Dat is blijkbaar ook het probleem. Met een ferme armzwaai slaat de man een motorzaag aan. Ik wil schreeuwen ‘Moet dat nou?!’ Maar hij heeft oordoppen over zijn gele helm. Hij kan me totaal niet horen. In een paar halen is het lot voltrokken. Drie takken worden afgezaagd. De tweede man legt ze keurig op het trottoir. De hoogwerker daalt en verlaat achteruitrijdend de straat. Waarom is dit nodig vraag ik me af? Het enige groen dat de buurt nog aanzien geeft en zorgt voor een prettig leefklimaat, wordt brut gesnoeid! Waarom hebben ze daar dan ooit bomen neergezet? Ontstemd ga ik weer naar binnen en ga verder met mijn werk.
Als ik later die dag een wandeling wil maken, bestudeer ik de gesnoeide boom. De takken die in de richting van de straat groeiden zijn rücksichtslos verwijderd. Alle bomen in de wijk hebben eenzelfde beurt gehad. Overal liggen takken op de straat. Er is flink huisgehouden deze ochtend. Ik merk dat ik kwaad word. Waarom? Zodat een auto er beter kan parkeren, of een vrachtwagen niet tegen de takken aan schuurt. Het moet niet gekker worden. Een boom die CO-2 opneemt moet wijken voor een hoop blik dat juist verantwoordelijk is voor die grote uitstoot van koolmonoxide. De omgekeerde wereld, wie heeft dit verzonnen?
Een beetje ontspannen door het bos wandelen is er niet meer bij. Ik zit mezelf op te naaien en merk dat ik steeds harder ga lopen. Het zit me niet lekker. Ik krijg er gewoon buikpijn van. De behoefte om er iets over te schrijven groeit. Ik kan niet wachten totdat ik thuis ben. Een veelheid aan gedachten tolt door mijn hoofd. Je hoopt dat we door deze crisis zaken anders gaan benaderen en aanpakken: klimaatverandering, geen eten verspillen terwijl er elders honger is, lokale leveranciers steunen, die verschrikkelijke plasticsoep in onze oceanen voorkomen. Misschien draaf ik door, maar ik merk dat ik kwaad ben.
Op een picknicktafel ga ik zitten en haal mijn mobiel te voorschijn om in Notes dit verhaal te noteren. Zo snel mijn vingers het kunnen bijhouden, typ ik mijn aantekeningen. Maar ook als de ruwe schets gemaakt is, blijft het incident door mijn hoofd spoken. Hoe vaak moet ik niet tijdens het wandelen bukken om niet het lot van Absolom te ondergaan, betekent dit dat ik de volgende keer maar een kapmes mee kan nemen om alle laaghangende takken weg te kappen?
Het is maar goed dat de hoogwerker uit mijn buurt verdwenen is. Als ik ze zou zijn tegenkomen, hadden ze alsnog de volle laag gekregen, zo geïrriteerd ben ik. De volgende dag komt er opnieuw een luidruchtige oranje-gele colonne door de straat, de takken worden opgehaald en gaan meteen in de hakselaar. Bio-massa? Ik houd me in, ik heb mijn zegje hier gedaan.