Zo aan het einde van het jaar krijg je de vraag allerlei lijstjes in te vullen. Voor de Top 2000, voor het beste boek, voorstelling of serie. Over de beste film hoef ik niet lang na te denken. Soms heb je van die filmvoorstellingen die je meerdere malen wilt zien, die je omverblazen, die onder je huid gaan zitten of waar je in mijn geval onbedaarlijk om moet huilen.
‘All of us strangers’ van Andrew Haigh is zo’n film. https://youtu.be/O97iSjvqBlY Adam (Andrew Scott) is een scriptschrijver die een eenzaam bestaan leidt in een Londens flatgebouw dat vrijwel volledig uitgestorven lijkt. Op een avond staat een jonge man bij Adam voor de deur die zich voorstelt als Harry (Paul Mescal). Duidelijk dronken vraagt hij of Adam een borrel met hem wil drinken. Maar Adam weigert en sluit de deur… Een weigering waarin overduidelijk gewoonte schuilt. Adam lijkt zich te hebben aangewend toenaderingen af te wijzen en de muren rond zich op te trekken.
Ouderlijk huis
Als research voor een semi-autobiografisch script besluit Adam zijn ouderlijk huis te bezoeken en treft daar zijn vader en moeder (Jamie Bell en Claire Foy). Wat niet ongewoon zou zijn, ware het niet dat zijn ouders omkwamen bij een auto-ongeluk toen Adam twaalf was. De ouders die hem liefdevol verwelkomen zijn zo oud als ze toen waren, Adam is ze inmiddels in leeftijd voorbij. Ze zijn nieuwsgierig hoe het met hem gaat. Mondjesmaat vertelt Adam een en ander, dat hij in Londen woont en schrijver is. ‘Zei ik het niet!’ roept zijn vader. Zijn moeder: ‘Je was altijd al een gevoelige jongen.’
Bij terugkomst in London ontmoet hij Harry weer en nu roken ze samen een joint. De mannen kussen met elkaar, eerst stuntelig daarna vurig. ‘Ik ben vergeten dat ik tijdens het vrijen moet blijven ademen,’ zegt Adam.
Bij Adams volgende bezoek aan zijn ouderlijk huis is alleen zijn moeder thuis. Het regent en zij wil dat hij zijn kleren uittrekt om ze in de droger te doen. Aan de keukentafel vraagt ze of hij een vriendin heeft -ze weet precies hoe die eruit zal zien- maar Adam vertelt schoorvoetend dat hij gay is. Ze heeft met hem te doen, want zijn moeder kijkt vanuit de jaren ‘80 (midden in de aidsepidemie) tegen homoseksualiteit aan. ‘Ben je dan niet eenzaam? Aids is zo’n vreselijke ziekte.’ Adam pareert dat het nu allemaal anders is.
Tegelijk met die bezoekjes aan zijn ouders, ontvouwt zich voorzichtig een relatie tussen Adam en Harry. Het is dankzij de jeugdige en zachtaardige Harry dat Adam zich weer leert open te stellen. Mooi hoe die beide verhaallijnen naast elkaar lopen, elkaar voeden en spiegelen.
Knuffel
Bij een volgend bezoek komt Adam ook bij zijn vader uit de kast. De vader die wel zo zijn vermoedens had maar die niet durfde uit te spreken – zijn zoon een watje – merkte wel dat de kleine Adam na schooltijd altijd op zijn kamer zat te huilen omdat hij gepest werd. ‘Waarom kwam je nooit vragen hoe het met me ging?’ vraagt de volwassen Adam.
Vader biedt zijn verontschuldiging aan en vraagt of het goed is dat hij hem een flinke knuffel mag geven. Dat is het moment waarop de tranen in en buiten de film beginnen te vloeien.
Het weerzien met zijn ouders biedt Adam de kans de gesprekken te voeren waar hij nooit de kans voor had. Toch beslissen zijn ouders dat dit de laatste keer is geweest dat Adam op bezoek komt, dit kan zo niet langer doorgaan. Ter afsluiting brengen ze met zijn drieën een bezoek aan het favoriete restaurant van Adam, die een familiediner besteld. ‘Dat is wel erg veel,’ zegt de serveerster als ze Adam alleen aan tafel ziet zitten.
Pa en ma vertellen daar dat ze van hun zoon houden en dat ze hem alle geluk met Harry wensen. ‘Zorg goed voor hem,’ zegt z’n moeder, ‘want hij heeft zo’n verdrietige blik.’
Dit is voor mij het aangrijpende deel van de film, want je wilt als kind dat je ouders je bevestigen in je zijn, je onvoorwaardelijk liefhebben en je het beste wensen. Die belofte krijgt Adam alsnog postuum in zijn verbeelding. Hoe bevrijdend is dat!