Mist hangt over de velden, een tiental mannen loopt in lijn door de nevel. Honden springen rond. Het is kort voor kerst, een jachtdag. Als boer en eigenaar van grond moet je zorgen voor je eigen wildbeheer. Mijn vader heeft geen tijd en zin om te gaan jagen dus hij heeft zijn veertien hectare ‘verhuurd’ aan de buurman die een jachtvergunning heeft.
De buurman trekt er regelmatig met jachtgeweer en hond Nimrod op uit. Hij telt de beesten om zicht te kunnen krijgen op de wildstand en de populatie. Zo kan hij voor een goed beheer berekenen wat het afschot mag zijn dit jaar, zodat de biodiversiteit niet verstoord raakt.
Een boerenzoon groeit op met wild om zich heen. Ik herinner me het kegelen van hazen, die op hun achterpoten in het weiland staan en de omgeving checken of hun legerplaats veilig is. Zo niet dan rennen ze er met gezwinde sprongen vandoor. In een droge slootwal ligt een pasgeboren reetje. Het is een aandoenlijk tafereel. Van mijn moeder heb ik geleerd om niet te dicht bij het jonge diertje in de buurt te komen. Bij aanraken zou mijn geur om het jong zitten en is de kans groot dat het moederhert haar telg verstoot. Dat wil ik niet op mijn geweten hebben. In het voorjaar is het een sport om kievitseieren te vinden. Mijn vader lust zulke eieren, maar van mij mogen ze op de akker blijven liggen. Het gaat me puur om het vinden.
Een keer per jaar schakelt de buurman zijn ganse familie in om een dag lang te jagen. Aan het einde van het jaar staat de jacht open op fazanten, houtduiven, patrijzen (tegenwoordig staan deze vogels op de rode lijst), wilde eenden, hazen en konijnen. In de vroege winter zijn de jonge dieren zelfstandig en is de populatie het grootst.
Zo rond het middaguur zie je de jagers met hun eerste tableau thuiskomen en na de lunchpauze vervolgen ze de klopjacht in het veld. Vanuit het struikgewas schiet een panische fazant de weg op, voelt de nabijheid van de dood en dwingt zichzelf moeizaam op te vliegen. Als zo’n fazant uit de lucht wordt geschoten en in het knollenveld belandt, krijgen de honden de opdracht het aangeschoten wild te apporteren. Wat Nimrod feilloos doet, want het is een getrainde hond met een diploma. De jachtroute wordt bepaald door de wind omdat er sprake is van verwaaiing van de lichaamsgeur van de jagers.
Jagen is noodzakelijk, al sta ik er wel ambivalent in. De ervaring heeft geleerd dat bepaalde dieren zich in een cultuurlandschap ten koste van andere vermeerderen en dat kan de biodiversiteit in gevaar brengen. Ingrijpen is dan noodzakelijk. Maar het betekent niet dat je zomaar elk dier kunt afknallen in het jachtseizoen. Stelregel is dat er niet meer dan twintig procent van het aanwezige wild wordt bemachtigd om de redelijke stand jaarlijks op peil te houden.
De dieren die afgeschoten worden zijn bestemd voor consumptie. Steevast komt de buurman wanneer de zon is ondergegaan en de jagers gezamenlijk een borreltje op de geslaagde dag hebben genomen, zijn ‘huur’ inleveren. Dat wil zeggen dat mijn vader een fazant of haas krijgt waar mijn moeder wel raad mee weet. Ze heeft liever een fazant omdat ze een ervaren kippenslachter is. Een haas of konijn moet je op de juiste wijze weten te bereiden. Rond de kerstdagen eten we fazant. Allereerst fazantensoep en bij de aardappelen het witte vlees. Soms kom je daarin nog een schot hagel tegen, dan mag je een wens doen. Als je tenminste niet een stukje van je kies hebt verloren bij een ongelukkige beet.
Later toen de grond verkocht was en we niet meer op de boerderij woonden verruilde mijn moeder met kerst de fazant voor een rollade.