Tijdens de introductieweek van m’n theologiestudie gaan de nieuwe studenten op audiëntie bij allerlei disputen en dat zijn er in Kampen nogal wat. De bedoeling is dat de nieuwelingen een indruk krijgen wat er op sociaal gebied mogelijk is. De disputen kunnen op zo’n avond kijken welke nieuwe aanwas ze erbij willen hebben. Jij kunt zelf niet zeggen ik wil graag bij dit of dat dispuut, je moet door de studentenvereniging worden uitgenodigd als aspirant-lid. Dus best wel spannend.
Het dispuut waar ik uiteindelijk voor kies, want ik krijg meerdere uitnodigingsbrieven, is disputatio C.A.B.A.L.L.E.R.O. sub corpore F.Q.I. Een tamelijk jonge vereniging, losgezongen van het illustere corps en zo’n tien jaar voor mijn aankomst in Kampen opgericht voor een tegengeluid. Een vereniging die het allemaal wat anders doet. Dat spreekt me wel aan. En het helpt dat een van mijn huisgenoten bij dit dispuut zit. Ik heb zeker geen spijt van mijn keuze. Voor mijn studentenleven is het dispuut best wel belangrijk geweest. Er zijn hechte vriendschappen ontstaan.
Om de veertiendagen komen we op woensdagavond samen. Eerst in ons dispuutshuis, de gezellige woning van een stel dat beiden lid is. Later, als ze afgestudeerd zijn, op wisselende locaties bij een van de leden op de kamer. Met als gevolg dat degene bij wie de avond is moet zorgen voor de drank en de hapjes. Het enige dat steeds door het bestuur mee wordt genomen is een fles Sonnema Berenburg en Pisang Ambon. Twee favoriete drankjes om met jus d’orange te mixen. Meestal kennen de dispuutsavonden een serieus themagedeelte – een theologische discussie – en een informeel deel waarbij de drank op tafel komt en het soms best wel laat kan worden.
Elk jaar is er een weekend waarin de nieuwe leden worden ingewijd. En dat is meestal in de winter. Het academisch jaar begint in september en er is eerst een proefperiode ingebouwd om wederzijds te checken of aspirant-lid en dispuut wel bij elkaar passen. De officiële inwijding tijdens zo’n weekend is een soort ontgroening. Nu was juist de reden om C.A.B.A.L.L.E.R.O. te starten dat ze niet zo van grove ontgroeningspraktijken hielden. Geen tandenborstels om een toiletruimte te boenen, bijvoorbeeld. De opdracht die ik moet vervullen om toe te mogen treden is te overzien. Ik moet een referaat houden van minimaal een kwartier over het verband tussen het eten van groentesoep en het niet kunnen slapen tussen twee en drie uur in de nacht. Nou, dat is aan mij wel besteed, ik kan daar best een lulverhaal over ophangen, zodat men na twintig minuten roept: ‘Zo is het wel goed, hou maar op!’ Mijn initiatie is in een molen in Giethoorn die we voor dit weekend hebben afgehuurd. Na de inwijding – met mij worden er nog twee andere studenten lid- ontstaat buiten de molen een opstootje. Geen flauw idee wat er precies aan de hand is, want ik ben meer bezig met mijn initiatie, maar een stel dronken jongeren heeft het op ons voorzien en dreigt de molen – grotendeels van riet – in brand te steken. Een van de dispuutsleden, een potige jongen uit Urk, ontstijgt in woede en wil de raddraaiers wel even van katoen geven. Een soort openbaring want hij is over het algemeen zo’n rustige jongen. Met een ingestelde ‘nachtwacht’ is een drama voorkomen. De volgende dag hebben we heerlijk gepunterd op het meer.
Binnen het dispuut kan ik groeien en mezelf uiten. De jaren dat ik actuaris ben, leef ik me helemaal uit in het bedenken van originele ontwerpen voor de uitnodiging. Geen standaardstenciltje met daarop datum, tijd en locatie van de samenkomst, maar een creatief ontwerp over het thema dat we die avond gaan behandelen.
In het voorjaar is er altijd een dies natalis, waarop we een uitje maken. Ik herinner me nog de dag dat we met z’n allen naar Apenheul gingen. Het is fantastisch weer en iedereen heeft er zin in. Er is een bepaalde humor in de groep ontstaan en ook een apart taaltje waarop we met elkaar spreken. Soms is een woordje genoeg om dit proces op gang te brengen: hangbuikzwijn of sanseveria. Woorden waar een bepaald verhaal achter zit.
De dag in Apenheul begint traditiegetrouw met koffie en appelgebak en veel, veel slagroom en het luid zingen van ons dispuutslied in de plaatselijke horecagelegenheid. Tot grote verbazing van de medebezoekers: wat gebeurt hier allemaal? In Apenheul zijn naast diverse apensoorten ook struisvogels. Na de koffie maken we met z’n allen een wandeling en komen bij de wei waarin de struisvogels rondlopen. Ik heb nog nooit zo’n vogel van dichtbij gezien en ik moet zeggen ze zijn best imposant. Een paar struizen worden aangetrokken door onze belangstelling en komen naar het hek toe, waar ze achter grazen. Tot zover niks aan de hand, maar een van de beesten tilt plotseling zijn lange poot op en zet die over het hek. Dat is een voorteken dat dit uit de klauwen gaat lopen. Als ook de andere poot over het hekwerk gaat, weet je dat dit niet de bedoeling kan zijn. Een struisvogel heeft best wel een indringende blik en als je zo oog in oog staat, besef je dat blijven staan geen optie is en dat het beter is om je nu uit de voeten te maken. Dus niet veel later is een gedeelte van het dispuut aan het rennen voor hun leven, achtervolgt door een losgebroken struisvogel. Man, die beesten kunnen een behoorlijk potje rennen. Het is een komisch gezicht, maar niet als je op de hielen gezeten wordt door zo’n rare vogel.
Later die middag zijn we Jeanne kwijt, met haar een-meter-vijftig is ze het kleinste dispuutlid. Opeens komt ze in innige omarming met een zwarte aap uit de bosjes. Wie wie draagt is in eerste instantie niet duidelijk, want de chimpansee heeft dezelfde afmeting. Hilarisch. En je moet het maar durven. De andere apen en wij kijken nieuwsgierig toe. Bongo, de mannelijke gorilla, is zelfs onrustig en loopt geïrriteerd op zijn eiland heen en weer. Hij maakt vreemde oergeluiden. De chimpansee is niet onder de indruk en blijft zijn nieuwe vriendin trouw.
Eén van de dispuutweekenden is ook legendarisch. We gaan nooit ver weg naar Zeeland of Limburg, maar blijven enigszins in de buurt van Kampen. Ditmaal is de keuze op Schokland gevallen waar we op de fiets naartoe kunnen. Pal tegenover het oude haventje dat net weer in ere is hersteld, staat het oude lichtwachtershuisje dat we kunnen huren. Het is november en al volop winter. Waar we geen rekening mee hebben gehouden is dat op de slaapzolder geen verwarming is. Het is er behoorlijk koud. Buiten vriest het een aantal graden. Nou zijn het meestal geen lange nachten omdat het weekend met spel, zang, dans en goede gesprekken of speurtochten, toch wel korte nachten kent, maar ja er moet toch een oogje dicht gedaan worden. Dus maken we van de matjes en slaapzakken een groot bed op de grond om elkaar warm te houden. Lekker knus dicht tegen elkaar.
Er is een dispuutsgenoot die een meester is in het imiteren van mensen, zijn repertoire varieert van bekende Nederlanders tot professoren en docenten van de universiteit. Ook koningin Wilhelmina behoort tot de mogelijkheden. Die beide nachten is een klopje op de houten vloer genoeg om de imitatie in gang te zetten. Het is een toespraak die de koningin hield op radio Oranje: ‘Landgenoten… Nu Hitler en zijn trawanten ons land op brute wijze zijn binnengevallen… Wees vastberaden, maar voorzichtig… Weer heeft het schrikbewind martelaarsbloed doen vloeien. Het getij gaat echter keren, landgenoten. Houd vol.’
Je begrijpt het al, van slapen komt weinig want als het maar even stil is, klopt iemand weer op de vloer. ‘Landgenoten…’ De bonte avond waaraan iedereen een bijdrage levert, een voordracht, lied of sketch, wordt gewoon boven op de zolder voortgezet.
Ons weekend heeft achteraf nogal wat stof doen opwaaien, omdat iemand zich blijkbaar heeft laten ontvallen hoe we de koude nachten hebben doorgebracht, lekker knus tegen elkaar aan om warm te blijven. Al snel gaat het gerucht dat het disputatio C.A.B.A.L.L.E.R.O zich heeft overgegeven aan een grote orgie op Schokland. Tja, we zijn een vereniging die alles graag net even anders doet, maar ik kan je verzekeren van een bacchanaal is geen sprake geweest. Een memorabel weekend was het echter wel.