Op het VWO volg ik een uitgesproken pretpakket. Voor de exacte vakken heb ik geen talent. Volgens een wiskundeleraar heb ik zelfs een getallenfobie. Of dat zo is, ik betwijfel het, maar de vakken wis-, natuur- en scheikunde zijn niet mijn favoriet. Maar ja je moet ze toch doorlopen. Vreselijk die formules die je moet doorgronden en toepassen. Niks voor mij. Als ik het op de avond voor het proefwerk door heb dan heeft de leraar een kleine wijziging in de opdracht aangebracht waar ik nog niet aan toe ben. Het blijft struggelen en hoe sneller ik ze kan laten vallen hoe liever ik het heb. We hebben scheikunde in zo’n typisch hoorcollegezaal met oplopende stoelen en tafels. Bij een tentamen moeten wij de gasfase aannemen en dat betekent dat er steeds een stoel naast je vrij moet blijven, zodat er minder kans is om bij elkaar af te kijken. Ik heb het geluk dat ik mijn stoel vrij moet maken en hogerop in het lokaal plaats kan nemen. Zo kom ik op de bovenste rij terecht. Na een paar proefwerken concludeer ik dat bij de surveillance de leraar nooit helemaal achterin het lokaal komt. Hij controleert wel je etui maar dat doet hij door in de rij voor je te gaan staan. Nooit achter je. Dat geeft mijn buurvrouw met een stoel ertussen de ruimte om een spiekpapier op haar schoot te gebruiken omdat hij toch nooit daar komt kijken. Bij het volgende proefwerk pas ik dezelfde methode toe. Ik heb de formules en definities uitgeschreven op een vel papier en leg dat naast me neer op de grond. Extra groot geschreven zodat ik het goed kan lezen. De leraar controleert alles maar niet hoe de situatie achter onze tafel er uitziet. Ik word steeds driester in de spiekmethode en heb bij een bepaald tentamen een hele papierwinkel om mijn stoel heen op de grond liggen. Nu is er een minpuntje, het scheikundelokaal heeft een grote glaswand aan de buitenkant en daarlangs lopen docenten die naar de fietsenstalling gaan. Een van die leraren ziet mijn vellen liggen en trekt een wenkbrauw op. Ik krijg het schaamrood op mijn kaken en zit te verzinnen hoe ik zo snel mogelijk ongemerkt die papieren weg krijg. Want de docent buiten staat te zwaaien naar mijn scheikundeleraar. Die begrijpt niet wat zijn collega bedoeld hij komt wel onrustig naar boven lopen, maar heeft niet door waar hij naar zoeken moet. Gelukkig ontdekt hij mijn spiekpapierwinkel niet, maar bij het volgende proefwerk durf ik niet weer zo breed uit te pakken. Ze zullen het er in de docentenkamer toch wel over gehad hebben. Voor mijn cijfer maakt het niet veel uit, dat schommelt toch tussen de 5 en 6. Maar ik ben wel door het oog van de naald gekropen.