Dinsdag 18 juli 2017 rit 16
Op het marktplein aan de Rue des Capucins van Le Puy-en-Velay lopen enkele zwaarbepakte pelgrims die op weg zijn naar Santiago de Compostela. Verstoord in hun rust kijken ze naar de coureurs die zich verzamelen voor de start. Een soigneur van AG2R La Mondiale opent de klep van een reusachtige koelbox. In de kofferbak van zijn auto worden tachtig strak gerangschikte bidons zichtbaar. Die met een rode stip op de dop bevatten water, in die zonder zijn mineralen, glucose en fructose opgelost. Er zijn smaakjes: appel, bosbessen, rood fruit. De verzorgers annex fysiotherapeuten – de taken lopen bij AG2R in elkaar over – zijn er klaar voor. De zestiende etappe is met 165 kilometer over plattelandswegen naar Romans-sur-Isere een redelijk korte rit. Het wordt opnieuw een hete dag, met temperaturen royaal boven de 30 graden. Een half uur voordat het peloton zich in gang trekt, rijden fysiotherapeute Sylvie Troka en teamarts Eric Bouvat over het parcours Le Puy-en-Velay uit, de kofferbak vol drinkbussen. Op de achterbank liggen negen eetzakjes, staan een ton gevuld met ijs en twee reservewielen – je kunt nooit weten wanneer die nog van pas komen. Ze hebben een goed humeur, het gaat uitstekend met de ploeg van de bruine broeken. Zeven renners binnen de top 50 van het klassement. Enkele kilometers voor Saint-Victor, halverwege de route, zoeken ze een goede plek voor de ravitaillering. De zon brandt onbarmhartig op een onbestemd stuk asfalt vlak voordat de afdaling begint. Het is nog een uur wachten op de renners. ‘Hier lijkt het niet echt op te lopen.’ ‘Misschien is het vals plat. Het is wel wat makkelijker als ze niet te hard rijden.’ ‘Er is lekker veel ruimte.’ ‘Hoe zit het met de wind?’ Ze hangen alvast de zakjes, de zogeheten musettes, aan het rek op de auto. Later zullen ze er rijstcake en twee bidons bij stoppen. De motor blijft draaien, de airco houdt de dranken koel. Het is voor de buitenstaander altijd een hachelijk moment: de renner die de zak grijpt. Volgens de soigneurs gaat het eigenlijk altijd goed; dit zijn profs, die weten wat ze doen. In het hengsel zit een knoop. Vlak daaronder zullen ze hem straks vasthouden, tussen duim en gestrekte wijsvinger. De renner heeft dan de ruimte om de zak te grijpen. Bouvat: ‘Het is belangrijk dat de zak stil hangt.’ Troka: ‘Je moet heel even meegaan met de arm. Loslaten doe je vanzelf.’ Er zijn ook gewoonten. Bouvat zet zijn zonnebril af. Dan heeft hij oogcontact met de naderende renner. Troka houdt de zonnebril juist op. Anders moet zij de ogen toeknijpen tegen licht. Dan ziet ze niet scherp. Het klapperende geluid van de helikopter kondigt het peloton aan. Ze trekken teamshirts aan. De arts stelt zich als eerste op, met vier zakjes aan de arm. De fysiotherapeute staat vijftig meter verderop, zij heeft er vijf. Het is in enkele oogwenken voorbij. Uit de voor het oog amorfe gedaante van het langsrazende peloton maken zich ineens renners los en schieten op de soigneurs af. Er wordt niks gezegd. In korte tijd staan ze met lege handen. ‘Was Alexis de eerste?’ ‘Nee, Romain.’ ‘Dat kan niet. Ik had Romain.’ ‘En Jan? Die had ik!’ ‘Ik heb Cyril helemaal niet gezien.’ Bouvat: ‘Het is ook lastig. Er komen ineens 175 man op je af.’ Troka: ‘Pas laat zie je wie het is.’ ‘Gelukkig kan je Oliver niet missen in zijn mooie Belgische kampioenstrui.’ Voldaan stappen ze in de auto en rijden naar de eindstreep. Het is belangrijk dat de renners direct na binnenkomst eten en drinken. (De laatste 20 kilometer mogen ze geen bidon meer krijgen, noch van de ploegwagen, noch van het publiek, red.) Een coureur komt geheid met flinke tekorten over de finish. Bouvat draagt een rugzak met schone kleren, water en frisdrank. Cola is populair bij de jongens. Rogier Latour, goed in het jongerenklassement glipt nog even bij zijn ouders langs, die wonen om de hoek. Alexis Vuillermoz moet naar de dopingcontrole. Het wordt toch nog een lange dag voor hem. Na drie uur wachten en twee pilsjes kan hij uiteindelijk zijn plas in leveren bij de controleurs. # TDF2017