Het schooljaar loopt bijna ten einde en 5VWO heeft zin in een feestje, maar dan het liefst een keer iets anders dan de gebruikelijke schuifelpartijen in de schoolkantine. Alle ogen gaan mijn richting uit, wat als we nu eens een fuif bij jullie op de boerderij geven? Ik vind het een gaaf idee, maar zie het nog niet zo een-twee-drie gebeuren, want daarvoor moeten mijn ouders natuurlijk wel toestemming geven.
Heel voorzichtig opper ik het voorstel tijdens het avondeten. Ik zie mijn vader schudden en ook mijn moeder is niet enthousiast. Hoe ik ook probeer ze te overtuigen dat het een net feestje zal zijn en dat we geen rommel zullen maken, ze gaan niet overstag.
De volgende dag op school is de teleurstelling groot. Iemand is op het idee gekomen om een speurtocht uit te zetten die dan bij onze boerderij eindigt, maar ik moet alle plannen de grond in boren. Tenzij ik een beproefde tactiek uit de kast trek: namelijk ‘vreemde ogen dwingen’ en gebruikmaak van het verrassingseffect. Ik vraag mijn vriendin en mede-initiator van het feest of ze vanmiddag mee wil komen naar mijn huis en het zelf aan mijn ouders wil vragen. Hun beoogde schoondochter durven ze vast niet te weigeren. Mijn moeder reageert verheugd op het onverwachte bezoek en als ook mijn vader aanschuift voor een kopje thee, brengt mijn vriendin het voorstel nog eens ter tafel. En zowaar binnen een minuut is het beklonken en stemmen mijn ouders in met een schoolfeest bij ons in de schuur! Op twee voorwaarden: er mag niet gerookt worden in de schuur (brand is een familietrauma) en het moet netjes blijven dat betekent – als ik het voor mijn vriendin vertaal – dat er niet zwaar gezopen mag worden. Een biertje mag, maar het moet geen zwijnenstal worden. Alles met mate zoals mijn moeder zegt.
We smeden het ijzer nu het heet is en prikken meteen een datum, dan kunnen ze niet morgen op hun besluit terugkomen. Verheugd fiets ik een eindje met de vriendin mee naar haar huis en onderweg maken we verdere plannen. Het volgende weekend zetten we met de feestcommissie de speurtocht uit en verzinnen allerlei ludieke opdrachten voor onderweg.
Op de bewuste vrijdag in mei vertrekken de klasgenoten in groepjes op de fiets vanuit Assen en beginnen uitgelaten aan een lange speurtocht. Wij nemen de kortste route (toch nog dertien kilometer) om in de schuur de laatste voorbereidingen te treffen. We hopen maar dat de medeleerlingen niet zullen verdwalen omdat ze de opdrachten verkeerd interpreteren. Zo rond zes uur komt de eerste groep aan. Ze zijn via Zeijen, Veenhuizen en het Fochtelooerveen uiteindelijk op hun eindbestemming aangekomen. De barbecue kan aangemaakt worden en een uur later is iedereen aanwezig. Het is best een grote groep want verkering en andere aanhangsels zijn ook welkom. Een aantal vrienden die niet bij mij in de klas zitten maar wel zin hebben in een feestje komen ook. De sfeer zit er goed in, een dj verzorgt de muziek en mijn vader komt af en toe even langs om te kijken of de huisregels worden nageleefd. Hij wordt al snel aangesproken en bedankt voor het verlenen van de prachtige locatie. Voor belangstellenden geeft hij maar wat graag een rondleiding over de boerderij, zijn trots. Ook mijn moeder ontkomt niet aan de aandacht van de tieners en zij heeft in de voorkamer ‘spreekuur’. Met name de meisjes uit de klas komen bij haar buurten. Een klasgenootje komt zelfs met een opmerkelijk verzoek. ‘Mevrouw Meints, ik vind uw zoon Jan toch zo’n aardige jongen, ik zou graag wel iets meer met hem willen! Maar dat lukt me niet, zou u mij daar niet bij kunnen helpen?’
Mijn moeder kijkt het meisje aan en vraagt: ‘Toen jij hier binnenkwam heb je toen buiten een bord zien staan met ‘Makelaar’ erop?’
Het meisje kijkt mijn moeder vreemd aan. ‘Nee, hoezo?’
‘Nou, dat zegt al genoeg, ik ben geen huwelijksmakelaar, dus daar bemoei ik me niet mee, dat moet je zelf met hem regelen.’
De info die ik een dag later van mijn moeder hoor, is niet nieuw voor mij, ik had het al een tijdje in de gaten dat ze een oogje op me had.
Het feest verloopt zonder incidenten en iedereen geniet. Voordat we het in de gaten hebben is het al zaterdagochtend. Een aantal intimi blijven slapen, er is ruimte genoeg. Ik merk dat een goede vriend toch een beetje onder invloed is geraakt van de groene rakkers en neem hem even apart. Hij wil met de brommer naar huis rijden en zegt met dubbele tong dat hij nog zo nuchter is als een pier. Hij is niet over te halen en stapt onder mijn protest op z’n brommer, die hij met moeite aan de praat krijgt. Vervolgens rijdt hij de totaal verkeerde kant op, we wonen aan een doodlopende weg. Ik pak mijn fiets en ga hem achterna. Gelukkig heeft hij zijn voertuig niet goed onder controle en vind ik hem met zijn brommer liggend in de grasberm. Hij moet er zelf nog het meest om lachen. Na nog een overredingspoging is hij er inmiddels wel van overtuigd dat hij zo niet naar huis kan. Nu moet ik hem nog ongezien langs de ‘controlepost’ zien te loodsen. Mijn ouders staan natuurlijk vroeg op om de koeien te melken dus die liggen al op een oor. Ik stop hem in een beschikbaar bed en zet een emmer naast het ledikant voor het geval dat. Ik hoop dat hij hem gebruikt als het nodig mocht zijn! En nu maar een klein schietgebedje opzeggen dat het een ‘rustige’ dronkaard is en hij niet voor overlast zorgt de rest van de nacht.
Als de lichten in de schuur zijn gedoofd en iedereen huiswaarts is gegaan, of naar de slaapkamers, kijk ik nog snel even bij hem. Hij is bezig een heel bos om te zagen, maar de emmer is nog leeg. De volgende ochtend valt het niet op dat er iemand extra met lodderige oogjes aan het ontbijt zit.