Je zou denken op een boerderij hoort een hond. Maar bij ons zijn alleen veel katten. Als ik nog klein ben wil mijn zus voor haar verjaardag graag een hond. Toevallig is er een ouder boerenechtpaar dat een nieuw huis zoekt voor hun Schotse collie. De dag na haar verjaardag komt mijn zus op haar rode fietsje uit school. Voor het raam, op de divan van mijn oma staat een grote hond. Mijn zus in alle staten, haar wens is -hoewel een dag te laat- toch vervuld. Het is een mooie lieve hond met prachtige lange zwart-witte haren. Ik ben alleen als de dood voor dat beest. Het is een volwassen hond die het boerenleven gewend is en graag wil ravotten. Hij ziet mij als een speelmaatje. Maar voor een klein ventje kan zo’n grote hond best wel bedreigend zijn. Voor mij is het geen liefde op het eerste gezicht. Polly is nogal speels en houdt van rennen, maar als hij tegen me opspringt, steekt hij ver boven mijn rode krullen uit.
Ik herinner me dat ik buiten loop, het moet rond melkenstijd zijn geweest. Mijn moeder is bezig met de melkbussen, ik loop over het erf en plotseling komt Polly om de hoek rennen en springt vanachter op mijn rug waardoor ik pardoes op de grond val. Janken natuurlijk en mijn moeder maar onbedaarlijk lachen, daar heeft ze een handje van om als er iets gebeurt vreselijk in de lach te schieten en pas later tot -in dit geval- troostende actie over te gaan.
We wonen nog in de noodwoning achter de boerderij en ik vind het helemaal niet leuk dat de collie ’s avonds ook in de huiskamer voor de kolenkachel mag liggen. Het heeft lang geduurd voordat we vriendjes worden. Een buurmeisje heeft daar een rol in gespeeld. Zij komt vaak met Polly spelen en ik ben een beetje jaloers. Het is tenslotte de hond van mijn grote zus. Maar omdat die twee zo leuk kunnen spelen overwin ik mijn angst en sluit uiteindelijk vrede met de collie.
Polly is vrij snel triest aan zijn einde gekomen. Na een lange vorstperiode zet uiteindelijk de dooi in. En die dag komt de collie niet thuis. Iedereen in paniek want het is een trouw beest die wel van een eenzame zwerftocht houdt, maar altijd weer terugkomt. Overal zoeken en maar roepen, geen Polly. Mijn moeder gooit er nog een wijsheid tegenaan: ‘wat het huis verloren is, zoekt het vanzelf weer op’, maar na dagen is de hond nog steeds niet terug. We kunnen niet begrijpen waarom hij is weggelopen.
In het voorjaar is mijn vader op het land aan het werk en ziet opeens iets in de wijk drijven. Zwart met wit, zijn vermoeden wordt bevestigd als hij het uit het water vist. Het is onze Polly! Waarschijnlijk is de liefde, lust of zijn dierlijk instinct de hond fataal geworden. Hij is achter een kleinere loopse teef aangelopen en die is de bevroren wijk overgestoken. Maar Polly is te zwaar en door het ijs gezakt en heeft zichzelf niet kunnen redden. Achteraf maar goed dat wij als kinderen niet in de buurt waren, want misschien waren we in onze onwetendheid het broze ijs opgegaan om de hond te helpen, en dat had heel slecht af kunnen lopen!