Wat zouden we moeten beginnen zonder een smartphone? Je kunt jongeren niet meer straffen dan tegen ze te zeggen dat ze een maand lang hun mobiele telefoon moeten inleveren en niet mogen gebruiken. Dat is een regelrechte ramp. Voor mij ook, hoor. Hoe afhankelijk je er wel niet van bent!
Ik weet nog dat ik op een mooie zomerdag een stukje ging varen over de Vecht, van Weesp naar Amsterdam. Onderweg besloten we aan te leggen bij een terras aan het water. Vriend aan het roer, ik met een touw in mijn hand om die om de bolder te leggen. Maar eigenlijk was ik met twee dingen tegelijk bezig, want ik kreeg kort daarvoor een telefoontje. Wat er precies misging, maar ik belandde letterlijk tussen wal en schip, en ging al bellend kopje onder. Toen ik beduusd weer boven water kwam, kreeg ik een luid applaus vanaf het terras voor mijn surprise-act, maar de gsm was er volledig mee opgehouden. Thuis losgehaald, geföhnd en een nacht in rijstkorrels gelegd, het mocht niet baten, het apparaat weigerde dienst.
Eenmaal ben ik mijn mobiel kwijt geweest. Ook eigen schuld, weliswaar. Een ontmoeting met vrienden in een Amsterdamse kroeg liep uit op een afterparty bij onbekenden thuis. De volgende dag kon ik mijn telefoon nergens vinden en ik moest lang nadenken waar dat ding kon zijn. Analyserend zou hij in een huis ergens in Oost kunnen liggen, of was de gsm uit mijn broekzak gevallen in de taxi? Na een lange speurtocht kon ik via via mijn mobiel dagen later ophalen in Oost. Gelukkig waren er geen lange internationale gesprekken met het apparaat gevoerd.
Ik begrijp die verknochtheid aan een smartphone wel. Met de mogelijkheden is het de laatste jaren enorm snel gegaan. De modellen worden steeds vernuftiger en kleiner. Ik herinner mijn eerste Panasonic: model koelkast. De komst van de gsm’s betekende ook dat het een beetje gedaan was met je vrijheid. Je kon overal en nergens gebeld worden. Daarom zet ik het ding ook steevast op trillen in de trein. Als ik iets irritant vind zijn het die luide telefoongesprekken waarbij iedereen moet meegenieten of je wilt of niet. Ik schaam me toch een beetje als ik in het openbaar vervoer zo’n gesprek moet voeren. De beller kan het volgens mij ook horen omdat ik fluisterend ga spreken. Ook op straat vind ik het gênant. Nu tegenwoordig met die oortjes heb je niet meteen in de gaten dat mensen een telefoongesprek voeren. Soms schrik ik, was die opmerking voor mij bedoeld? Tot het besef indaalt dat diegene met iemand anders in een geanimeerd gesprek verwikkeld is.
Dat overal bereikbaar zijn en overal kunnen bellen heeft zo zijn nadelen. Ik weet dat in de tussenfase de semafoon zo’n storend apparaat kon zijn. Was je op een productiebezoek net met een indringend voorgesprek bezig, ging dat apparaat af en moest je zeggen: ‘Sorry, maar mag ik even van uw telefoon gebruikmaken want iemand wil me dringend spreken?’ Het kon je helemaal van je à propos brengen.
Maar ja je moet met je tijd meegaan, hè. En ik geef toe, het is erg handig zo’n smartphone. Als je de weg kwijt bent, je wilt even snel iets opzoeken omdat je per se wilt weten wie de schrijver van ‘Op weg naar het einde’ is. Je kunt alle mooie dingen die je tegenkomt vastleggen op foto of video. Als je je verveeld kun je gamen of YouTubefilmpjes bekijken. Ernstig is dat smartphones eigenlijk relatief kort meegaan en erg modegevoelig zijn. Drie jaar houdt een gemiddelde gebruiker het vol met zijn smartphone, zo blijkt uit consumentenonderzoek. Dat komt deels omdat de fabrikanten dat soort gebruikstermijnen hebben geforceerd, en we hen daar massaal in zijn gevolgd, maar ook omdat de software gewoon niet veel langer meegaat.
Consumentenstudies waarbij wordt onderzocht hoe lang gebruikers doen met één toestel, komen bijna allemaal op hetzelfde cijfer uit: drie jaar. Op de vraag waarom men een nieuwe smartphone kocht gaf veertig procent als reden dat de oude versleten of stuk was. De overgrote meerderheid, zestig procent, gaf echter ‘andere redenen’ aan voor het vervangen van de smartphone. Bijvoorbeeld omdat ze een nieuw toestel willen. Dat wordt vanuit de markt gestimuleerd omdat er ieder jaar nieuwe fancy apparaten worden gelanceerd. Die zogenaamde ‘vlaggenschippen’ bevatten al het beste wat de fabrikanten in huis hebben: het mooiste scherm, de beste camera’s, de snelste processor, enzovoort. Dat merk je natuurlijk ook aan de prijzen. 700 tot 1100 euro voor een nieuw toestel is heel normaal. Kortom smartphones kunnen heerlijke melkkoeien voor je portemonnee zijn. Je kunt gemakkelijk een slaaf worden van je eigen telefoon.
Ik probeer niet in die psychologische val te trappen, hoe leuk de wortel er ook uitziet die de fabrikanten me voorhouden. Zolang de accu nog redelijk is, hoef ik geen nieuwe. De smartphone die je gebruikt heeft echter een ‘houdbaarheid’ die volledig afhankelijk is van de software die erop staat. Producenten garanderen slechts twee tot uiterlijk vijf jaar software updates voor hun systeem. Het toestel valt natuurlijk niet meteen stil wanneer het besturingssysteem voorbij zijn houdbaarheidsdatum is. Maar vanaf dat punt zullen er apps zijn waarvan de nieuwste versie niet meer werkt, waardoor het toestel gaandeweg minder bruikbaar wordt. Bovendien is het niet zo veilig om met een toestel rond te lopen dat geen software-updates meer krijgt: die laatste plamuren ook eventuele beveiligingslekken dicht, waardoor een toestel zonder ondersteuning veel makkelijker kan worden gehackt. Een reden waarom ik mijn bankzaken dan ook niet mobiel wil regelen. Onlangs heb ik noodgedwongen de Tikkie-app geïnstalleerd, omdat je daar bijna niet meer onderuit kunt.
Tja, waar zouden we zijn zonder een smartphone.